Flaming cherubsJesus opens the sealed scroll

CT Russell composite1 — De Waarheid

“GIJ zult de waarheid kennen en de waarheid zal U vrijmaken”

-Jezus Christus-

Stelt u zich eens de opwinding voor die het teweeg bracht toen Jezus in het hele land de verrassende boodschap aankondigde: “Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen!

Het was bijna 2000 jaar geleden dat Jehovah het oorspronkelijke verbond met Abraham was aangegaan met als uiteindelijk doel om het messiaanse zaad voort te brengen ter zegening van alle natiën. Ondanks de vele ongegronde verwachtingen van de apostelen ten aanzien van het Koninkrijk naar aanleiding van de doop en zalving van Jezus, was het Koninkrijk Gods daadwerkelijk dichterbij gekomen.

Geen enkele koning was voortgekomen uit Davids geslachtslijn had in Jeruzalem op Jehovah’s troon gezeten sinds de Babylonische verovering vijf eeuwen eerder, waardoor het nog schrijnender was toen Jezus, zittend op een ezel, de intocht in Jeruzalem maakte en werd geprezen als de Koning van Israël. Dit was ter vervulling van Zacharia 9:9, waarin werd gezegd: “Verblijd u zeer, o dochter van Si̱on. Juich in triomf, o dochter van Jeru̱zalem. Zie! Uw koning zelf komt tot u. Hij is rechtvaardig, ja, gered; nederig en rijdend op een ezel, ja, op een volwassen dier, het jong van een ezelin.

Terwijl het aardse Jeruzalem in die tijd niet langer de troon was van het koninkrijk van Israël en Juda, diende het nog steeds als het exclusieve religieuze centrum voor de aanbidding van Jehovah God ten tijde dat Jezus Christus op aarde was. Maar zelfs dat zou uiteindelijk veranderen.

Jezus zelf vertelde een Samaritaanse vrouw over de aankomende veranderingen. Jezus zei tot haar: „Geloof mij, vrouw: Het uur komt waarin gijlieden de Vader noch op deze berg noch in Jeru̱zalem zult aanbidden.” De komst van het koninkrijk Gods, die zich oorspronkelijk manifesteerde in de vorm van Christus apostolische gemeente, markeerde het begin van het einde voor de Joodse vorm van aanbidding met de tempel als middelpunt.

De geschriften van de apostel Paulus, met in het bijzonder zijn brief aan de Hebreeën, leggen uit hoe de traditionele soort religie slechts een veel grotere geestelijke realiteit had aangekondigd. De werkelijke waarheid lag buiten de sluier van het heiligdom, onthulde de geïnspireerde apostel.

Paulus voerde verder aan in zijn brief aan de Galaten, dat het wetsverbond eigenlijk het beoogde doel had bereikt door te dienen als een leidraad welke leidde naar Christus. Met de komst van Christus is bijgevolg de oude leidraad tot een natuurlijk besluit gekomen, en daarmee was het gehele Joodse systeem verouderd en stond zij op het punt om op te houden te bestaan. Minder dan een decennium nadat Paulus zijn brief aan de Hebreeën schreef, werd de stad Jeruzalem en de heilige plaats van Jehovah’s aanbidding volledig afgebroken door de Romeinse legioenen.

In tegenstelling tot wat men zou verwachten, heeft het systeem dat God oorspronkelijk als een levensreddende leidraad had verstrekt welke heeft geleid tot Christus ook geresulteerd in een potentiële valstrik voor de Joden die niet het geloof bezaten om de volledige overgang te maken van het Jodendom naar het Christendom.

Eeuwen zijn er nu verstreken sinds werd gezegd dat het koninkrijk Gods nabij was gekomen. Misschien geheel ontoevallig, is het nu al bijna 2000 jaar geleden, wat ongeveer gelijk staat aan dezelfde periode die zat tussen Gods verbond met Abraham tot aan de doop van Christus. En in de tussentijd is sinds het einde van het apostolische tijdperk het christendom wederom naar beneden afgezonken op hetzelfde pad van corruptie, afgoderij en afvalligheid, net zoals Israël destijds, waardoor de zuivere leer van Christus is besmeurd met Babylonische mystiek, nationalisme en andere wereldse kenmerken.

Rond het besluit van de 19e eeuw begon een broodnodige hervorming vorm te krijgen rondom een kleine kring van Bijbelstudenten in samenwerking met een overijverige jongeman met de naam Charles Taze Russell. Het effect was vergelijkbaar met hetgeen er gebeurde tijdens het bewind van een jonge en ijverige koning van Judea, genaamd Josia (659-629 v.Chr.) Neem hierbij een aantal overeenkomsten in aanmerking: Voorafgaand aan Josia`s bewind was het koninkrijk tot betreurenswaardige dieptes afgezonken vanwege haar onwetendheid en afgoderij, en datzelfde koninkrijk was op een gegeven moment zelfs het boek van de wet van Mozes kwijtgeraakt! Echter, de optekening in 2 Kronieken 34:14 informeert ons dat tijdens de restauratie van de vervallen tempel welke werd geïnitieerd door Josia, “de priester Hilkia het boek terugvond van Jehovah’s wet geschreven doormiddel van de hand van Mozes.”

Als gevolg van het feit dat de Wet van Mozes werd voorgelezen aan koning Josia, scheurde de koning uit frustratie zijn gewaad doordat hij besefte dat het volk hun verbond met God had verbroken en het werd hem duidelijk dat hij schuldig was aan grove beledigingen aan het adres van Jehovah door het beoefenen van verschillende vormen van heidense afgoderij. Josia realiseerde zich zonder twijfel dat de wet van Mozes opriep tot de vernietiging van de natie als zij hun heilige verbond met God zouden verbreken. De godvrezende Koning Josia stuurde vervolgens een delegatie naar de profetes Hulda om haar te raadplegen, om te zien of er nog een mogelijkheid was om de voorgeschreven straf te kunnen afwenden door oprecht berouw te betonen. De profetes informeerde de koning dat Jehovah nog steeds vastbesloten was om rampspoed over de afgedwaalde natie brengen. Daarbij werd ook vermeld dat met inachtneming van de hervormingen die de koning had ondernomen, Jehovah Juda niet zou vernietigen gedurende de tijd dat koning Josia nog leefde. Vervolgens vergaderde koning Josia alle mensen bijeen en liet het boek van de wet aan hen voorlezen.

Als vergelijkbaar patroon in het Christelijke tijdperk was het alsof de Bijbel voor de wereld verloren was gegaan vanaf de middeleeuwen en de periode daarna. Eeuwenlang onderdrukte de Katholieke Kerk de verspreiding en de vertaling van de Bijbel in de gemeenschappelijke taal van de Europeanen. Hoewel de Bijbel zelf in werkelijkheid niet letterlijk verloren was gegaan was de waarheid dat zeker wel. En hoewel een groot aantal individuen vóór Charles Russell pogingen hadden ondernomen om de herontdekking van lang verloren Bijbelse waarheden aan het licht te brengen, waren geen van hen hierin zo succesvol als het Wachttorengenootschap.

In een reactie op het grote belang van het werk van Charles Russell, vermeldt het boek, Kingdom Proclaimers het volgende: “Hoe zag Russell de rol die hij en zijn metgezellen speelden ten aanzien van het publiceren van de Bijbelse waarheid? Hij legde uit: “Ons doel …is geweest om deze oude fragmenten van de Waarheid bij elkaar te brengen en deze vervolgens in herstelde vorm te presenteren aan het volk van God. Niet als nieuw, niet vanuit ons, maar vanuit de Heer.”

Door zijn grondige studie van de Schrift besefte Russell dat het Christendom was gedoemd om te worden vernietigd vanwege haar afgoderij en corruptie. Dit was dan ook de grondslag waarom de noodzaak bestond om met urgentie het Wachttorengenootschap te vormen, waarop de International Bible Students op haar beurt een intense wereldwijde predikingscampagne ondernam om de waarschuwing van Gods dreigende oordeel te laten weerklinken op de gehele aarde.

Als gevolg van de overduidelijke zegen vanuit de hemel op hun restauratiewerkzaamheden, begonnen de fundamentele waarheden van de Bijbel opnieuw te schitteren. Heidense leerstellingen zoals de Drie-eenheid, de onsterfelijkheid van de ziel en de duivelse leer van de eeuwige pijniging in het hellevuur werden zonder terughoudendheid aan de kaak gesteld. De katholieke leerstellingen met betrekking tot de toewijding aan de heiligen en aan Maria, de vergoddelijkte “Moeder van God”, werden ook in het openbaar ontmaskerd als louter de overblijfselen van heidense afgoderij.

Net zoals Koning Josia letterlijk de vele afgoden en heidense altaren had verpletterd die in het gehele land waren opgericht en Jehovah’s tempel hadden ontheiligd, zo werden in diezelfde geest ook binnen het Christendom de afgoderij en de valse doctrines verpulverd doordat de Bible Students als het ware ijverig en bekwaam gebruik maakten van de Bijbel.

Charles Russell blies ook nieuw leven in het gebruik van Gods persoonlijke naam -Jehovah, in het Engels. Ook andere vitale waarheden, zoals de Bijbelse hoop op het overleven van Armageddon en het eeuwige leven op een volmaakt aards paradijs werden weer hersteld als authentieke Bijbelse leer. De kwestie rondom de universele soevereiniteit van Jehovah werd voor de eerste keer begrepen. De oorzaak werd eindelijk begrepen met betrekking tot de vraag die vele eerdere Christenen verwarde, waarom de God van liefde zo lang het kwaad heeft getolereerd en waarom zijn dienaren zoveel lijden en vervolging moesten verduren. Het Wachttorengenootschap begon te functioneren op een wijze die te vergelijken was met de Christelijke gemeente uit de eerste eeuw. – “Als een pilaar die de waarheid ondersteunt.”

Een ander fascinerend parallel verband met Koning Josia was de ontdekking van het Boek van het verbond. De optekening in het 23ste hoofdstuk van 2 Koningen maakt melding van een groot Pascha feest dat werd gehouden nadat de tempel was hersteld: “De koning gebood nu het gehele volk en zei: „Viert voor Jehovah, UW God, een Pascha, naar hetgeen geschreven staat in dit boek van het verbond.” Want zo’n Pascha had men niet meer gevierd sinds de dagen van de rechters die I̱sraël gericht hadden, noch gedurende al de dagen van de koningen van I̱sraël en de koningen van Ju̱da. Maar in het achttiende jaar van koning Josia werd dit Pascha voor Jehovah te Jeru̱zalem gevierd.”

Nadat het grote Pascha feest werd gevierd ter ere van de vernieuwing van het verbond en de doorgevoerde hervormingen die plaatsvonden onder koning Josia, lijkt het erop alsof het nieuwe verbond dat Christus aanvankelijk met zijn apostelen had ingesteld op dezelfde wijze werd vernieuwd in relatie tot de Bible Students in onze tijd. Dit blijkt niet alleen uit de bekendmaking en prediking van de waarheid zoals zij het toentertijd begrepen, maar ook uit de terugkeer van de gezalfde deelgenoten met een diepe waardering voor het offer van Christus, waarmee de viering begon van een grote christelijke Pascha maaltijd, die is blijven bestaan tot aan onze huidige tijd. Hoewel zij net zoals de oorspronkelijke apostelen en vroege christenen werkten onder vele valse verwachtingen, voelden zij, de International Bible Students Association, dat met de terugkomst van Christus zijn gezalfde gemeente de juiste tijd en het juiste seizoen was aangebroken voor het koninkrijk der hemelen om haar heerschappij te beginnen.

“IN DE VALLEIVLAKTE VAN MEGIDDO”

Ondanks zijn ijver voor Jehovah en de hervormingen die hij had doorgevoerd, werd Josia tragisch gedood in een onverstandige militaire campagne tegen Farao Necho. In het verslag van 2 Koningen 23: 29-30 staat: “In zijn dagen trok farao Ne̱cho, de koning van Egy̱pte, naar de koning van Assy̱rië bij de rivier de E̱u̱fraat op, en koning Josi̱a ging hem voorts tegemoet; maar hij bracht hem ter dood te Megi̱ddo, zodra hij hem zag. Zijn dienaren vervoerden hem daarom dood op een wagen van Megi̱ddo en brachten hem naar Jeru̱zalem en begroeven hem in zijn graf.”

Jeremia en allen uit Juda betreurden de vroegtijdige dood van Josia voor generaties lang. Het was door een aantal redenen evident, dat de val van koning Josia bij Megiddo veelbetekenend was. Een van de redenen was dat het woord “Armageddon” is afgeleid van het Hebreeuwse “Megiddo”. Dat feit op zich betekent niet per se dat het verslag een profetisch voorbeeld is van een grotere realiteit “Megiddo”; Echter kan de profetie van Zacharia wel worden gezien als een Hebreeuwse voorloper op het boek Openbaring, in relatie tot de profetische betekenis omtrent de rouw om Josia, waarin staat: “Op die dag zal het geweeklaag in Jeru̱zalem groot zijn, als het geweeklaag van Ha̱dad-Ri̱mmon in de valleivlakte van Megi̱ddo.” (Zacharia 12:11)

Wat was de connectie met Josia? In het encyclopedische “Inzicht in de Schrift” staat het volgende in het kader over het thema van Hadadrimmon:

Kennelijk een plaats in de valleivlakte van Megiddo (Za 12:11). Hadad-Rimmon wordt vaak geïdentificeerd met Rummana, een gehucht dat ongeveer 7 km ten ZZO van Megiddo ligt. Het ’grote geweeklaag’ te Hadad-Rimmon waarover Zacharia’s profetie spreekt, heeft misschien betrekking op de klaagzang over koning Josia, die in de strijd bij Megiddo gesneuveld was.

Echter, de context van de profetie in Zacharia heeft te maken met het geweeklaag over de dood van de Messias niet koning Josia. De Messiaanse aard van de profetie werd bevestigd door de apostel in Zacharia 12:10 door de toepassing ervan op de executie van Christus. Maar, zoals met vele profetieën het geval is, weeft Zacharia naadloos beide aspecten samen van zowel de eerste als de tweede komst van Jezus. In het laatste geval, komt Christus, als louterende zuiveraar van zijn volk. Zoals Josia, initieert Christus de verwijdering van alle afgoden van “het land”.

Zacharia 13:1-3 voorzegt: “” Op die dag zal er voor het huis van Da̱vid en voor de inwoners van Jeru̱zalem een bron geopend blijken te zijn voor zonde en voor iets afschuwelijks. En het moet geschieden op die dag”, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen, „[dat] ik de namen van de afgoden uit het land zal afsnijden, en ze zullen niet meer gedacht worden; en ook de profeten en de geest van onreinheid zal ik uit het land doen verdwijnen. En het moet geschieden [dat] ingeval er ooit nog een man zou profeteren, zijn vader en zijn moeder, zij die zijn geboorte hebben veroorzaakt, dan tot hem moeten zeggen: ’Gij zult niet leven, want leugen hebt gij gesproken in de naam van Jehovah.’ En zijn vader en zijn moeder, zij die zijn geboorte hebben veroorzaakt, moeten hem wegens zijn profeteren doorsteken. ‘

De “bron” geopend voor het huis van David, heeft te maken met volledige toepassing van de zondeverzoenende bepalingen van het offer van Christus; met als eindresultaat, de voltooiing van de volledige verwijdering van alle zonden van het huis van David, welke de 144.000 medeheersers met Christus zijn.

    Maar het is duidelijk en vanzelfsprekend dat de tijdsperiode waarnaar werd gerefereerd- “op die dag” – niet van toepassing was op de eerste -eeuwse gemeente. Dit blijkt uit het feit dat Gods oordeel over de christelijke gemeente niet als resultaat had dat het “land” destijds niet werd gezuiverd van haar afgoden en valse profeten. Integendeel, de apostelen waarschuwden de christenen specifiek op hun hoede te zijn voor valse profeten binnen de gemeente. Bovendien is de brief van 1 Johannes abrupt geëindigd met een vermaning aan de zonen Gods:

Kindertjes, hoedt U voor de afgoden.

Het is duidelijk dat de ultieme vervulling van de profetie van Zacharia te maken heeft met de oprichting van het Koninkrijk Gods, wanneer eindelijk, “ De Zoon des mensen zijn engelen zal uitzenden en zij zullen alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk verzamelen.” Alleen dan zal de gemeente van Christus volledig vrij zijn van de struikelblokken van de valse profeten en van afgoderij.

Maar net zoals de ijverige inspanningen van Josia er niet voor konden zorgen dat Gods veroordeling permanent afgewend kon worden, zo hebben ook de inspanningen van het Wachttorengenootschap Gods vastberadenheid om dingen recht te zetten niet veranderd “in de valleivlakte van Megiddo”. Inderdaad, de noodzaak en de behoefte aan God die zaken recht zal zetten is nu groter dan ooit. De reden hiervoor is dat, ondanks het feit dat Jehovah’s Getuigen de flagrante Babylonische afgoderij van het christendom hebben verlaten, gedurende het proces het Wachttorengenootschap zelf hebben laten uitgroeien tot een louter organisatorisch gouden kalf. En desondanks het feit dat het Wachttorengenootschap heeft geleid tot een herstel van de fundamentele christelijke leer, blijven Jehovah’s Getuigen niettemin toch hun werk verrichten onder de last van valse profetie. Ongetwijfeld, omdat het Wachttorengenootschap en alle Jehovah’s Getuigen hebben “gesproken uit naam van Jehovah,” Zoals hierboven reeds geschreven, zijn zij diegenen die een zwaardere verantwoording dienen af te leggen aan de drager van die naam dan alle andere mensen.

De profetie van Zacharia vertelt verder over Gods aankomende oordeel: “En het moet geschieden op die dag [dat] de profeten beschaamd zullen worden, een ieder om zijn visioen wanneer hij profeteert; en zij zullen geen haren  ambtsgewaad dragen met het doel te bedriegen. En hij zal stellig zeggen: ’Ik ben geen profeet. Ik ben een man die [de] grond bebouwt, want een aardse mens zelf heeft mij van mijn jeugd af verworven.’ En men moet tot hem zeggen: ’Wat zijn deze wonden [aan u] tussen uw handen?’ En hij zal moeten zeggen: ’Die waarmee ik in het huis van wie mij intens liefhadden, ben geslagen.’”

Het bovenstaande vers wordt vervolgd door het gebod om de herder te slaan en de schapen uiteen te laten drijven. Dat aspect van Zacharia werd natuurlijk vervuld toen Jezus werd gearresteerd en aan de paal werd genageld waarna zijn apostelen en discipelen tijdelijk uiteen werden gedreven. Toch leent de context van deze profetie zich ook voor een grotere vervulling, en wel bij de wederkomst van Christus. Zodra dat het geval is, dan is de “profeet”, die is voorbestemd om te worden verwond en te worden “geslagen in het huis van wie mij intens liefhadden” diegene die overeenkomt met de getrouwe en beleidvolle slaaf van Christus; die, volgens Lukas 12:48, zal worden geslagen met een aantal slagen voor zijn onwetende verwaarlozing wanneer Christus komt om over Gods huisgezin te oordelen.

Het Bethelhuis van God beweert de stem te zijn van een Jeremiaklasse en een Ezechiëlklasse van profeten, enzovoorts. Echter, het bewijs hiervan dat wordt gepresenteerd in dit werk is bedoeld om aan te tonen dat de meeste van de profetische interpretaties van het Wachttorengenootschap ofwel ten onrechte zijn gericht op het christendom ofwel verkeerd zijn toegepast op 1914-1919. Helder bekeken, zijn Jehovah’s Getuigen de enige mensen aan wie de volgende woorden van Jehovah gericht zou kunnen zijn: “ GIJ die zweert bij de naam van Jehovah en die zelfs gewag maakt van de God van I̱sraël, niet in waarheid en niet in rechtvaardigheid.”

Op grond van het feit dat het Wachttorengenootschap dergelijke smaad heeft gebracht over de naam van God – alsof zij “zweren bij de naam van Jehovah” – zijn zij redelijkerwijs gezien de officiële profeten die “beschaamd zullen worden” voor de fouten en voor het bedrog dat zij hebben gepleegd in Jehovah’s naam. Niettemin, net zoals de institutionele aanbidding die ooit het middelpunt was van Jeruzalem ten tijde van Christus, heeft ook het Wachttorengenootschap Gods doel gediend. Maar door dat te hebben gedaan, is ook zij voorbestemd om overbodig te worden en is ook zij op dit moment dichtbij het besluit van haar bestaan gekomen.

Gelukkig zal blijken dat net zoals bij de formalistische religie die destijds het middelpunt van Jeruzalem was en werd vervangen door een superieure vorm van aanbidding gebaseerd op een toename van Gods geest en waarheid, ook de huidige regeling onvermijdelijk plaats zal moeten maken voor de volle uiting van Gods geest en waarheid, zoals Jezus alle liefhebbers van de waarheid verzekerde toen hij zei: “Gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.