“Ulieden alleen heb ik gekend uit alle families van de aardbodem. Daarom zal ik U rekenschap vragen van al UW dwalingen.”

-Amos 3:2-

Het profetische woord van Jehovah God opgetekend in de boekrolAlle profetische boeken uit de Bijbel zijn in elkaar verweven met overlappende thema’s. Hoewel veel van de Psalmen en profetieën een directe beschrijving geven van toekomstige gebeurtenissen die te maken hebben met de uiteindelijke komst van Gods Koninkrijk en het einde van dit huidige samenstel, vestigen andere profetieën de aandacht op de dingen die hieraan vooraf zullen gaan. Uit de Schrift blijkt dat Jehovah ervoor kiest om te communiceren op een wijze die de basis legt voor bepaalde voorbeelden en patronen, om zodoende later te worden herhaald in een andere setting en onder andere omstandigheden.

In feite vormen de profetieën een vooraf opgetekend rechterlijk besluit met betrekking tot de Dag des Oordeels in relatie tot Gods volk, alsook de ongelovigen van de wereld.

Als voorbeeld hiervan lezen we in Handelingen 15:15-18a dat Jakobus en de apostelen rechtstreeks citeerden uit het boek van Amos en dit tevens toepasten op de oorspronkelijke christelijke gemeente. Deze verzen luiden: ‘En hiermee stemmen de woorden van de Profeten overeen, zoals er geschreven staat: “Na deze dingen zal ik terugkeren en de hut van Da̱vid, die vervallen is, herbouwen, en ik zal haar puinhopen herbouwen en haar weer oprichten, opdat zij die overblijven van de mensen, Jehovah ernstig mogen zoeken, te zamen met mensen uit alle natiën, mensen die naar mijn naam zijn genoemd,” zegt Jehovah, die deze dingen doet, die vanouds bekend zijn.

Jehovah was in de eerste eeuw uiteraard ‘vanouds bekend’, terwijl Jezus een relatieve nieuwkomer was op het aardse toneel uit die tijd. Zodoende zou enige secundaire vervulling op dezelfde manier betrekking hebben op de mensen die de naam van Jehovah uitroepen. In ieder geval vormt ‘de tent van David’ een referentie naar het Koninkrijk van Christus. Het huis van David kwam ongeveer 600 jaar voor onze gewone tijdrekening ten val door de Babyloniërs, maar Jezus, die een zoon en tevens de erfgenaam was van de troon van David, richtte het opnieuw op toen hij de Messiaanse profetieën vervulde en als koning begon te heersen over het christelijke ‘Israël Gods’ in het jaar 33 van onze gewone tijdrekening. Het is dus duidelijk dat de zogenoemde kleinere profetie van Amos van belang was voor de volgelingen van Christus in de eerste eeuw, tot ver na de tijd dat de profetie in eerste instantie werd vervuld.

Echter leent de profetie zich ook voor een uiteindelijke vervulling tijdens de uiteindelijke openbaring van Christus. Hoe kunnen we daar zeker van zijn? De feitelijke profetie in het 9de hoofdstuk van Amos, waaruit de apostelen citeerden, ging verder door te zeggen: ‘opdat zij in bezit mogen nemen wat er van E̱dom overgebleven is, en alle natiën waarover mijn naam is uitgeroepen,” is de uitspraak van Jehovah, die dit doet.

Maar rond de periode van de eerste eeuw bestond het volk van Edom echter niet meer; er was niets meer ‘overgebleven van Edom’. Edom was uit het bestaan vernietigd, overeenkomend met wat ook andere profeten hadden voorspeld.

Echter, zij die de profetieën grondig bestuderen, erkennen dat Edom, samen met Ammon en Moab, een profetische betekenis heeft. Dit blijkt evident uit het boek Daniël, waar Edom, Ammon en Moab worden vermeld en in verband worden gebracht met het binnenvallen van de koning van het noorden gedurende de tijd van het einde. Aangezien de profetie in Daniël 11:41 geen mindere vervulling kent ten aanzien van de oudheid, maar specifiek de gebeurtenissen voorspelt die zullen plaatsvinden gedurende de tijd van het einde – lang nadat Edom, Ammon en Moab zijn opgehouden te bestaan – blijkt evident dat Edom, Moab en Ammon een specifieke betekenis hebben met betrekking tot het christelijke Israël, ‘het Sieraadland’.

Het eerste hoofdstuk van de profetie van Amos hekelt Edom voor het doden van zijn broeder door te zeggen: ‘Dit heeft Jehovah gezegd: “Vanwege drie daden van opstandigheid van E̱dom, en vanwege vier, zal ik het niet afwenden, omdat hij zijn eigen broeder met het zwaard heeft achtervolgd en hij zijn eigen hoedanigheden van barmhartigheid heeft verdorven, en zijn toorn voor eeuwig blijft verscheuren; en zijn verbolgenheid — hij heeft ze voor altoos bewaard.”’

De uitgave van de Wachttoren van 15 november 2004 wijst er terecht op dat Edom, Ammon en Moab nauw verwant waren aan de Hebreeën. De Edomieten waren de afstammelingen van Esau, Jakobs tweelingbroer. Ammon en Moab waren de twee zoons die Lot kreeg door zijn dochters toen ze werden teruggebracht om te leven in een soort holbewonersachtig bestaan, ​​in de nasleep van de vernietiging van Sodom en Gomorra. De drie natiën die van Esau, Moab en Ammon afstamden hadden dezelfde gewoonten en dialecten en waren geografisch gezien buren van de zonen van Jakob na de Exodus. Wat is hiervan de significantie met betrekking tot het profetische Edom, Ammon en Moab? Het Wachttorengenootschap voorziet ons ten aanzien hiervan niet van een interpretatie – om redenen die nog duidelijk zullen worden. Echter moet het wel duidelijk zijn dat het christendom treffend wordt gesymboliseerd door deze drie natiën, waarbij vastgesteld kan worden dat bijna alle sekten van de huidige christenheid zijn voortgekomen uit de drie belangrijkste takken van het katholicisme, orthodoxie en het protestantisme. En net zoals Edom, die van de drie de meest dominante natie was en het vaakst in de profetie wordt genoemd in relatie tot Jakob, op passende wijze de Katholieke Kerk symboliseert.

In vergelijking met het christelijke Israël heeft het christendom vergelijkbare gebruiken en spreekt in een – zo te zeggen – vergelijkbare taal van de Schrift, wat zich uit in het feit dat nominale christenen de Bijbel gebruiken en zij beweren dat Jezus hun geestelijke vader is, net zoals het oude Edom, Moab en Ammon ook Abraham erkenden als hun vader, of in het geval van de afstammelingen van Lot Abrahams vader, Terach, die hun gemeenschappelijke voorouder was.

Omdat Jehovah’s Getuigen een gemeenschappelijke erfenis delen met christenen uit alle denominaties, vormen de Bijbelse verhalen en principes geen vreemd concept in de ogen van de hedendaagse geestelijke Edomieten en Moabieten.

Het is van cruciaal belang om zich bewust te zijn van de relatie tussen het oude Israël en Edom, Moab en Ammon, om de betekenis ervan te herkennen, omdat dit van grote invloed is op de volgorde van de verschillende gebeurtenissen tijdens het aankomende oordeel.

Volgens de gevestigde orde in de Bijbel begint Gods oordeel het eerst bij zijn volk. Ezechiël 9:6 bevestigt dezelfde opeenvolging van gebeurtenissen waarbij God zal beginnen zijn oordeel uit te vaardigen in zijn eigen tempelheiligdom. Eveneens zegt de apostel Paulus, in het tweede hoofdstuk van Romeinen, dat het oordeel in de eerste instantie begint bij de (geestelijke) Joden en vervolgens de Griekse (niet-gezalfde) op de tweede plaats. Wanneer wij, gezien vanuit de Schrift, duidelijk vast kunnen stellen dat het oordeel eerst zal beginnen bij Gods huisgezin, hoe kan het dan dat het Wachttorengenootschap op dogmatische wijze erop aandringt dat de verdrukking begint wanneer de christenheid en allen die vallen onder Babylon de Grote zullen worden vernietigd door de achtste koning? Dit brengt ons weer terug naar de relatie tussen Edom en Israël en de basis voor Gods oordeel tegen valse religie.

‘MIJN VOLK OP DE DAG VAN HUN ONGELUK’

De korte profetie van Obadja, die het boek van Amos volgt, is ook een verslag van Gods oordeel dat specifiek is gericht tegen Edom. De profeet herhaalde opnieuw dat de reden waarom Jehovah vastbesloten was om Edom te vernietigen was dat Edom vol was van verheuging en leedvermaak ten aanzien van de ramp die de Israëlieten overkwam. Vers 10 zegt: ‘Vanwege de gewelddaad tegenover uw broeder Ja̱kob zal schaamte u bedekken, en gij zult tot onbepaalde tijd afgesneden moeten worden.’ Ook het 13de vers zegt: ‘Gij hadt niet in de poort van mijn volk mogen komen op de dag van hun ongeluk. Gij, ja gij, hadt niet naar zijn rampspoed mogen turen op de dag van zijn ongeluk; en gij hadt geen hand mogen uitsteken naar zijn vermogen op de dag van zijn ongeluk.

In tijden van voorspoed en tegenspoed waren de Israëlieten Gods volk. Zelfs toen Jehovah rampspoed over hen bracht naar aanleiding van hun vele zonden en overtredingen, waren zij nog steeds zijn volk. Dat is ook de reden waarom door middel van Obadjah Jehovah hen ‘mijn volk’ noemde. Daarom bleek ook, ondanks het feit dat Jehovah God zijn volk strafte voor hun zonden, dat Hij ook andere natiën strafte die zich om hun rampspoed verheugden en ervan genoten, of omwille van het feit dat zij een direct aandeel hadden hierin.

Het derde vers van Obadja beschrijft de verhoogde mate van hooghartigheid van Edom: ‘De overmoed van uw hart heeft u bedrogen, gij die verblijf houdt in de schuilhoeken van de steile rots, de hoogte waar hij woont, terwijl hij in zijn hart zegt: “Wie zal mij omlaaghalen naar de aarde?”’

Edoms onbeschaamde en arrogante houding getuigt van dezelfde hoogmoed welke wordt tentoongesteld door de hoer van Babylon, die op eenzelfde manier opschept over dat zij nooit omlaag zal worden gehaald en van haar verheven voetstuk zal worden gebracht.

Een ander interessant aspect van de korte profetie van Obadja is de relatie die Edom had met de uiteindelijke gewelddadige plunderaar. Obadja 6-8 zegt: ‘“O de mate waarin degenen van E̱sau zijn doorzocht! Hoe zijn zijn verborgen schatten opgespoord! Tot aan de grens hebben zij u gezonden. Juist de mannen die in een verbond met u staan, hebben u allen bedrogen. De mannen in vrede met u hebben u overweldigd. Degenen die voedsel met u eten, zullen een net onder u plaatsen als onder iemand in wie geen onderscheidingsvermogen is. Zal het niet op die dag zijn?” is de uitspraak van Jehovah. “En ik zal stellig de wijzen uit E̱dom verdelgen, en het onderscheidingsvermogen uit het bergland van E̱sau.”’

De profeten portretteerden Edom – ook wel bekend als Esau – als zijnde verblijvend op een hoge, steile rots, vanaf waar de Chaldeeën hem omlaaghaalden, waarna zijn grote rijkdommen werden geplunderd. Schijnbaar ervaarde Edom een misplaatst gevoel van veiligheid door zijn veronderstelde goede relatie met de Babyloniërs. Edom werd bedrogen. Zij waren niet in staat om te onderscheiden dat Jehovah de Chaldeeën had aangewezen als de aardse uitvoerders van Gods hemelse oordelen (vijf feiten met betrekking tot de bedrijven van de Katholieke Kerk CNN).

In een vergelijkbaar patroon als dat van Edom bezit het Vaticaan ook enorme rijkdommen, met inbegrip van kunstwerken van onschatbare waarde en andere schatten – de ‘verborgen schatten’. De Heilige Stoel van het Vaticaan onderhoudt zelfs formele diplomatieke betrekkingen met 174 landen en tal van internationale organisaties, waaronder de Verenigde Naties. Naastgelegen feit is ook dat van alle religies van de wereld alleen het Vaticaan geniet van de exclusieve status van Permanent Waarnemer (Permanent Observer Status) bij de Verenigde Naties. Echter is het Vaticaan niet louter een passieve waarnemer. Het oefent een krachtige invloed uit op beleidsmakers met betrekking tot kwesties omtrent de voortplanting en overbevolking. De Katholieke Kerk beschikt over zoveel macht en invloed dat zij zich in deze bijzondere situatie dankzij haar speciale relatie met de politieke machthebbers ongetwijfeld zeer veilig moet voelen.

Verbazingwekkend genoeg heeft de moderne tegenhanger van Edom ook een onbezonnen verbond van vrede gesmeed met dezelfde partij die in de nabije toekomst zeer waarschijnlijk Jehovah’s aangewezen beul (executioner) zal worden. De wat meer bekende profetie van Openbaring stelt dat God het in de harten van de koningen der aarde zal leggen om, vanuit hun eigen gedachten gedreven, de vernietiging van de valse religie op aarde te bewerkstelligen.

De Katholieke Kerk is zonder twijfel het meest prominente deel van Babylon de Grote, als het ware wonend op een steile rots, zich veilig wanend dankzij haar behaaglijke relatie met de koningen der aarde, zich niet bewust van de gedachten van haar ‘bondgenoten’, welke zich zonder twijfel tegen haar zullen keren zodra de tijd rijp is voor de uitvoering van Gods oordelen. Waarlijk zal het antitypische Edom worden misleid ten aanzien van de werkelijke bedoelingen van de laatste koning, zoals Jehovah’s profeet Obadja had voorspeld. Maar dan nog, wat rechtvaardigt dan een moderne toepassing van dergelijke obscure profetieën?

Net als Amos profeteerde de profeet Obadja over de dingen die nog zouden gaan komen en die simpelweg niet pasten binnen de setting uit hun eigen tijd. Bijvoorbeeld, de profetie van Obadja zegt: ‘En het huis van Ja̱kob moet een vuur worden, en het huis van Jo̱zef een vlam, en het huis van E̱sau als stoppels; en zij moeten hen in brand steken en hen verteren. En er zal voor het huis van E̱sau geen overlevende blijken te zijn; want Jehovah zelf heeft het gesproken.

Maar hoe zou dat echter waar kunnen zijn? In werkelijkheid werd Edom vernietigd door Babylon en niet het huis van Jakob. De Joden wreekten zich niet rechtstreeks op de Edomieten, zoals de profetie lijkt te suggereren. Hoe zouden zij dit hebben kunnen doen wanneer het huis van Jakob zich in ballingschap in Babylon bevond toen Edom werd vernietigd? De enige redelijke verklaring hiervoor is dat de profetie een veel grotere toepassing heeft dan op het oude Israël en Edom.

Bovendien eindigt de profetie van Obadja met de woorden: ‘En redders zullen stellig de berg Si̱on bestijgen, om het bergland van E̱sau te oordelen; en het koningschap moet van Jehovah worden.

Omdat het een aantal eeuwen zou gaan duren voordat de gevallen ‘tent van David’ opnieuw zou worden opgericht in de vorm van de christelijke gemeente, hoe kan het dan waar zijn dat bij de vernietiging van het oude Edom ‘het koningschap van Jehovah moet worden’? Bovendien werden de Joden in Babylon gevangengehouden tot 70 jaar na de verwoesting van Jeruzalem, gedurende welke tijd Nebukadnezar ook vernietiging had gebracht over de natiën van Edom, Moab en Ammon. Hoe heeft het koningschap van Jehovah kunnen worden, terwijl de berg Sion was geworden tot een louter verlaten woestenij?

Het meervoud met betrekking tot het grote aantal ‘redders’ en rechters die in verband worden gebracht met Jehovah’s verklaring ten aanzien van zijn eigen koningschap kan op niemand anders betrekking hebben dan op de 144.000 koningen en priesters zoals deze ook in Openbaring worden afgeschilderd, die staan op de top van de hemelse berg Sion met het Lam Gods. ‘Zij die Edom zullen oordelen’ heeft betrekking op Christus en zijn 144.000 aanverwante redders wanneer zij verlossing zullen brengen voor de grote schare van Jehovah’s dienaren en zich zullen wreken op Babylon de Grote vanwege het verspillen van het bloed van Gods dienaren door de eeuwen heen tot op het moment waarop de laatste der gezalfden als martelaar zal zijn gedood.

Openbaring 6:11 stelt vast dat Gods oordeel over het huidige samenstel zal worden uitgesteld totdat het volledige aantal van de broeders van Christus die moeten worden gedood ook daadwerkelijk zal zijn gedood. Vermoedelijk zal dit zijn wanneer de zonden van Babylon de Grote tot aan de hemel zullen zijn opgestapeld, waarna God zijn rechterlijke uitspraak zal doen door het ter verantwoording te roepen ten aanzien van zijn vele daden van onrecht. Het is dus overduidelijk dat de profetie van Obadja betrekking heeft op iets veel grootser dan het letterlijke Edom.

Het koningschap dat van Jehovah zal worden ter gelegenheid van de vernietiging van Edom vormt in werkelijkheid een parallelle profetie op het visioen van Openbaring, wanneer in de nasleep van de vernietiging van Babylon de Grote de engel de volgende woorden zal verkondigen: ‘Looft Jah, want Jehovah, onze God, de Almachtige, is als koning gaan regeren.’

De reden waarom het Wachttorengenootschap niet algemeen erkent dat Edom, Moab en Ammon het huidige christendom symboliseren, is omdat indien het dit zou doen, dit ook zou betekenen dat het zou moeten erkennen dat Israël in de profetieën niet de afvallige christenheid symboliseert. En wanneer de profetieën correct worden geïnterpreteerd, dan blijkt dat, in plaats van dat de christenheid tijdens de tegemoetkomende verdrukking als eerste zal worden veroordeeld, ‘het Israël van God’ en zij die worden geassocieerd met de ware christelijke gemeente te gronde zullen worden gericht, met de hulp en de goedkeuring van de christenheid. Blijkbaar is dit ook de reden waarom de profetie van Daniël laat zien dat Edom, Moab en Ammon in eerste instantie zullen lijken te ontsnappen aan de eerste aanval door de koning van het noorden gedurende de tijd van het einde, terwijl het Sieraadland bezwijkt onder de tirannieke koning. Christus zal pas daarna zijn oordeel vellen over de christenheid voor het feit dat zij hebben toegestemd en hun goedkeuring hebben uitgesproken ten aanzien van de wreedheden die nog tegen Jehovah’s volk moeten worden gepleegd.

Stel je eens de schok en de vernedering voor zodra het Wachttorengenootschap en de Jehovah’s Getuigen te gronde gericht zullen worden, terwijl de geestelijkheid van de christenheid in zelfvoldane tevredenheid zal toekijken! Maar waarom zou Jehovah zoiets toelaten? Laten we nu de profetie van Amos eens nader beschouwen.

‘GEEN HONGER NAAR BROOD’

Amos 8:11 is een van de vaakst geciteerde verzen van Amos door het Wachttorengenootschap, en het luidt: ‘“Zie! Er komen dagen,” is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah, “en ik zal stellig een hongersnood in het land zenden, geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar naar het horen van de woorden van Jehovah.”’

Het Wachttorengenootschap past Amos 8:11 altijd toe op de christenheid, dat zich zogenaamd in een geestelijk uitgehongerde conditie bevindt. Echter, in plaats van een geestelijke hongersnood lijkt in sommige opzichten precies het tegenovergestelde het geval te zijn, aangezien veel van de denominaties van de christenheid een soort opleving lijken door te maken. Overweeg eens een aantal relevante feiten.

In vergelijking met de middeleeuwen, toen de Katholieke Kerk de Bijbel in haar wurggreep hield en het volk verbood om Gods woord te bestuderen of te prediken of zelfs maar te vertalen in de gemeenschappelijke taal van de Europeanen, beschikken de moderne kerkgangers in deze tijd over een veel grotere toegankelijkheid ten aanzien van Gods Woord. Hoewel de Katholieke Kerk zich in vroegere tijden verzette tegen het vertalen van de Bijbel, zijn er in recentere tijden tal van katholieke Bijbelvertalingen en commentaren gekomen.

Hoewel in verhouding tot de bevolkingsgroei haar aantallen afnemen, waar is dan echter het bewijs van een moderne geestelijke hongersnood binnen de katholieke organisatie?

Evangelische en fundamentalistische denominaties bieden ook diepgaande Bijbelstudies aan en hun aantal groeit snel als gevolg hiervan. Zij die een horend oor hebben ten aanzien van een op de Bijbel gebaseerde boodschap hoeven vanuit een scheef perspectief gezien niet eens meer de kerk te bezoeken om deze boodschap te kunnen horen, omdat diverse Bijbelpredikers met verschillende overtuigingen de radio domineren. Megakerken en hun beroemde tot celebrity`s verheven evangeliepredikers genieten daarnaast ook grote populariteit op televisie. Het internet beschikt letterlijk over duizenden christelijk georiënteerde websites en online Bijbelstudieprogramma’s. De snelle groei van de moderne evangelische beweging, met name in Latijns-Amerika, wordt geprezen als niets minder dan een modern fenomeen. Met dit feit in het achterhoofd is er absoluut geen bewijs te vinden voor een geestelijke hongersnood bij veel van deze evangelische denominaties. Wat betreft de orthodoxe tak van de christenheid lijkt de Russisch-Orthodoxe Kerk opnieuw uit haar graf te zijn opgestaan na tientallen jaren te zijn onderdrukt onder het bewind van de voormalige communistische Sovjet-Unie. Ook in die hoek is er geen bewijs te vinden voor een geestelijke hongersnood.

In het verleden heeft het Wachttorengenootschap diverse keren gewezen op de dalende aantallen kerkgangers als zijnde de vervulling van de profetie met betrekking tot de zogenoemde ‘wateren’ van Babylon die opdrogen. De harde waarheid is echter dat veel religieuze denominaties vandaag de dag nog veel levendiger zijn dan in het verleden. Hoewel hun nooit de juiste doctrines van de Bijbel zijn geleerd, is het als we naar de werkelijkheid kijken absoluut irreëel om met droge ogen te beweren dat de geestelijke armoede van de christenheid vandaag de dag groter is dan voorheen.

Wat betreft de geestelijke hongersnood die in Amos staat voorspeld: aangezien de ‘hongersnood’ in de profetie specifiek refereert naar ‘het horen van de woorden van Jehovah’, en omdat het Wachttorengenootschap onlosmakelijk wordt verbonden aan de kenmerkende naam van Jehovah en tevens het enige kanaal is dat door Jehovah’s Getuigen wordt erkend als zijnde de verstrekkers van het ware geestelijke voedsel, bestaat er geen andere mogelijkheid dan dat de geestelijke hongersnood wel betrekking moet hebben op de aankomende ineenstorting van het Wachttorengenootschap.

Vrijwel elke profetie en veel van de Psalmen bieden een doorschemering van het komende oordeel over het huis van God. Amos is hierop geen uitzondering. Overigens lijkt het er ook op dat het Wachttorengenootschap voorbij lijkt te gaan aan het feit dat de geestelijke hongersnood welke in Amos wordt beschreven niet het resultaat zal zijn van een langdurig proces. Het voorafgaande vers benadrukt zeer duidelijk dat de hongersnood zal worden veroorzaakt door een plotselinge ramp die Jehovah over zijn volk zal afroepen. Amos 9:9-10 beschrijft dit als volgt: ‘Want ziet! Ik geef bevel, en ik wil het huis van I̱sraël onder alle natiën schudden, net zoals men de zeef schudt, zodat er geen steentje ter aarde valt. Door het zwaard zullen zij sterven — alle zondaars van mijn volk, degenen die zeggen: “De rampspoed zal niet naderbij komen noch tot aan ons reiken.”’

Echter zal naar aanleiding van het voorgaande de vraag rijzen waarom Jehovah een hedendaagse geestelijke hongersnood zal veroorzaken om zijn volk te teisteren. De profetie van Amos werpt enig licht op die vraag.

Volgens Amos 3:2 is de reden dat God de eigenzinnige Joden verantwoordelijk hield – meer dan enig ander volk op aarde – de speciale relatie die Jehovah met de natie had. Van alle volkeren en nationale groepen die er vóór de tijd van Christus bestonden, was Israël de enige natie waarmee Jehovah rechtstreeks handelde. Vandaar dat Jehovah ook sprak door middel van Amos en zei: ‘Ulieden alleen heb ik gekend uit alle families van de aardbodem. Daarom zal ik U rekenschap vragen van al UW dwalingen.

Jehovah’s Getuigen pochen erover dat zij de enige ware religie zijn. Als dat het geval is, dan geldt voor Jehovah’s Getuigen dat zij er niet aan zullen ontkomen rekenschap af te leggen aan de Allerhoogste, net zoals bij de Israëlieten het geval was. Niet zoals ongelovige criticasters of als spiritueel ontevredenen, maar als het ware volk van God dat beschikt over ware christelijke nederigheid. Laat Jehovah’s Getuigen nu eens door de bril van de profetie nagaan hoe Jehovah aankijkt tegen de moderne organisatie. In Amos 3:13 beveelt Jehovah zijn profeet om een waarschuwing te laten luiden: ‘“Hoort en geeft getuigenis in het huis van Ja̱kob,” is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah, de God der legerscharen.

In tegenstelling tot de heersende mindset onder Jehovah’s Getuigen ten aanzien van het feit dat alle interne schandalen geheim moeten worden gehouden, zodat er geen smaad op Jehovah’s naam kan worden gebracht, kreeg Amos het bevel van God om onder de natiën bekend te maken dat de geestelijke toestand van Israël verdorven was. In Amos 3:9-10 zei Jehovah tegen Amos: ‘Verkondigt het op de woontorens in A̱sdod en op de woontorens in het land Egy̱pte, en zegt: “Verzamelt U tegen de bergen van Sama̱ria, en ziet de vele ongeregeldheden in haar midden en de gevallen van afzetterij in haar. En zij hebben dat wat recht is niet weten te doen,” is de uitspraak van Jehovah, “degenen die geweldpleging en gewelddadige plundering opstapelen in hun woontorens.’

Het ligt in dezelfde lijn van de profetie van Amos dat de ongeregeldheden en gevallen van afzetterij binnen het Wachttorengenootschap op dit moment in het openbaar worden blootgelegd door deze openbaarmaking.

‘GIJ DIE GERECHTIGHEID IN NIETS DAN ALSEM VERANDERT’

Volgens het vijfde hoofdstuk van Amos zal Jehovah zijn oordeel over zijn volk uitroepen, omdat zij onrechtvaardig handelden en zich immoreel en ongelovig gedroegen. Amos 5:7 zegt: ‘O GIJ die gerechtigheid in niets dan alsem verandert, en degenen die rechtváárdigheid ter aarde hebben geworpen.

Ware gerechtigheid is een geliefd iets. De Bijbel openbaart dat Jehovah God een liefhebber is van rechtvaardigheid en gerechtigheid. Hij heeft diepe bezorgdheid voor degenen die door onrecht zijn getroffen en zij die zijn benadeeld, en hij verwacht – ja, hij eist zelfs – dat zijn volk en vooral hun leiders te allen tijde zijn wetten en principes zullen volgen en zullen nastreven om de naam en de persoon van Jehovah te eren door te doen wat juist is en om te doen wat rechtvaardig is. Omdat de naam en de reputatie van Jehovah verbonden waren met het oude Israël bracht het enorme smaad op Gods goede naam toen de Joden ten onrechte hadden gehandeld, alsof dat gerechtigheid had veranderd in de bitterheid van alsem.

Vandaag de dag zijn de opzieners en het Besturend Lichaam van het Wachttorengenootschap specifiek rekenschap verschuldigd aan Jehovah om ervoor te zorgen dat de naam van God, welke Jehovah’s Getuigen alom bekendmaken, niet op de een of andere manier in diskrediet wordt gebracht. Maar spijtig genoeg hebben Jehovah’s Getuigen zonder enige twijfel enorme schande gebracht over de naam van Jehovah. En specifiek de leidende mannen binnen de organisatie zijn zeer laakbaar. Hoe is dat zo gekomen?

Een aspect van hun ontrouw aan God is manifest geworden dankzij de recente, op grote schaal gepubliceerde rapporten waarmee de publieke aandacht wordt gewekt ten aanzien van talrijke gevallen van verlokking, verkrachting en kindermisbruik onder Jehovah’s Getuigen. In de loop der jaren werden letterlijk duizenden kinderen en tieners seksueel gemolesteerd door volwassen Jehovah’s Getuigen en ook door minderjarige kinderen van Jehovah’s Getuigen. Maar zo schokkend als de vele meldingen van seksueel misbruik van kinderen mogen zijn, nog verontrustender is de schandalige wijze geweest waarop het Wachttorengenootschap is omgegaan met dit probleem.

Helaas blijkt echter dat er volgens de persvoorlichters van het Wachttorengenootschap niet echt een probleem bestaat betreffende de manier waarop zij kindermisbruik binnen de gemeenten hebben aangepakt. In de opvatting van broeder J.R. Brown is de plaag rondom kindermisbruik binnen de gemeenten van Jehovah’s Getuigen niet erger dan binnen andere religieuze organisaties die worstelen met ditzelfde probleem. Ironisch genoeg hebben critici altijd al gezegd dat Jehovah’s Getuigen niet anders zijn dan andere religies. Maar zou het Besturend Lichaam werkelijk trots moeten zijn op het feit dat het ‘geestelijk paradijs’ van Jehovah’s Getuigen niet slechter is dan de wereld die het Wachttorengenootschap vaak kenmerkt als het moderne Sodom en Gomorra?

Het Wachttorengenootschap dringt erop aan dat er een effectief, op de Bijbel gebaseerd beleid wordt gehanteerd om op rechtvaardige wijze om te gaan met kindermisbruik, waarbij volgens hen de slachtoffers de hoogste prioriteit krijgen. Aangezien echter zowel de organisatie als de individuen binnen de organisatie allen rekenschap verschuldigd zijn aan God voor de manier waarop zij hen die getroffen zijn door onrechtvaardigheid en onrecht binnen de gemeenten hebben behandeld, zou het daarom dan ook niet redelijk zijn om de beweringen van het Wachttorengenootschap eens nader te beschouwen? Indien Jehovah feitelijk de leiders van zijn volk zal gaan oordelen, is het dan niet de verantwoordelijkheid van ieder individu om op een eerlijke wijze het beleid en de praktijken van de organisatie ten aanzien waarvan de ouderlingen worden geacht om deze te allen tijde te verdedigen nader te evalueren? Immers, het hangt niet af van de publieke opinie op welke wijze God zijn oordeel velt. Als zelfs ook maar één kind schade heeft geleden als gevolg van de nalatigheid van aangewezen opzieners of als gevolg van het feit dat zij gedwongen worden om een tactiek of beleid uit te voeren dat rechtstreeks afkomstig is van de juridische afdeling binnen Bethel, is dat dan voor hen niet reden genoeg om op een nederige wijze hun zonde te bekennen en berouw te tonen ten aanzien van een dergelijke vorm van slechtheid? Dat is de keuze die Jehovah het huis van Israël heeft voorgelegd. Zij dienen ofwel berouw te tonen, ofwel Jehovah zal hun huis laten branden. In feite pleitte Jehovah voor zijn volk om hen tot berouw te dwingen voor hun zondigheid, om zodoende in leven te kunnen blijven. Amos 5:6 luidt: ‘Zoekt Jehovah, en blijft in leven, opdat hij niet werkzaam wordt net als een vuur, o huis van Jo̱zef, en het vuur niet werkelijk verslindt, en Be̱thel niet wordt zonder iemand die het uitblust, o GIJ die gerechtigheid in niets dan alsem verandert, en degenen die rechtváárdigheid ter aarde hebben geworpen.

Zonder twijfel kan worden gesteld dat zij die Jehovah oprecht vrezen dit soort goddelijke waarschuwingen niet eenvoudig kunnen omzeilen door deze op de een of andere manier uitsluitend van toepassing te laten zijn op de christenheid. Op zoek zijn naar Jehovah betekent erachter komen wat zijn standpunt is ten aanzien van zaken die van belang zijn, om zodoende zijn waarden te adopteren. Dat vereist van iedere christen dat hij hun door God gegeven denkvermogen op een eerlijke en verstandige manier gebruikt om over zaken te redeneren, om zo te kunnen komen tot rechtvaardige conclusies. Laten we eens, als we het voorgaande in gedachten nemen, een nadere blik werpen op de kwestie betreffende het beleid van het Wachttorengenootschap met betrekking tot de tweegetuigenregel, volgens de wet van Mozes in Deuteronomium 19:15: ‘Eén enkele getuige dient niet tegen een man op te treden ter zake van enige dwaling of enige zonde, in het geval van welke zonde ook die hij mocht begaan. Op de verklaring van twee getuigen of op de verklaring van drie getuigen dient de zaak vast te staan.

Ten aanzien van andere zaken, zoals het observeren van een wekelijkse sabbat, zal het Wachttorengenootschap er snel op wijzen dat christenen niet gebonden zijn door de wet die God enkel gaf aan het oude Hebreeuwse volk, maar als het gaat om beschuldigingen van seksueel misbruik van kinderen, dan komt het Wachttorengenootschap direct met de ‘tweegetuigenregel’ aanzetten, waarbij zij dit aspect van de Joodse wet beschouwen als meer dan slechts een principe, maar eerder als een bindende wet.

Een van de redenen waarom God zijn volk een wet gaf die vereiste dat er twee getuigen waren, was omdat dit zou dienen als een bescherming om te voorkomen dat zondige of goddeloze personen op valse gronden een onschuldig persoon zouden beschuldigen. Dat is de reden waarom er ten aanzien van deze wet verder werd geschreven in Deuteronomium 19:16-19: ‘Ingeval een getuige die gewelddaad beraamt, tegen een man optreedt om een beschuldiging van opstand tegen hem in te brengen, dan moeten de twee mannen die het geschil hebben, zich vóór Jehovah plaatsen, vóór de priesters en de rechters die in die dagen dienst zullen doen. En de rechters moeten een grondig onderzoek instellen, en indien de getuige een valse getuige is en hij een valse beschuldiging tegen zijn broeder heeft ingebracht, dan moet GIJ hem doen net zoals hij beraamd had zijn broeder te doen, en gij moet het kwaad uit uw midden wegdoen.

Wanneer we de bovenstaande passage analyseren, dan blijkt dat zelfs de Joodse wet had bepaald dat in het geval de verplichte twee of drie getuigen niet aanwezig waren om de beschuldigingen te bevestigen, de rechters en priesters in dat geval werden verplicht om het feit nader te onderzoeken om zodoende een eventuele beslissing te kunnen onderbouwen. Hoe zouden de rechters erachter kunnen komen of de aanklager een valse aanklacht beraamde tegen zijn broeder? Het antwoord hierop wordt ook gegeven, namelijk door middel van een ‘grondig onderzoek’. De aanklacht werd niet zomaar ingetrokken omdat er geen andere getuigen waren. Er werd niet simpelweg tegen de aanklager en de verdachte gezegd dat zij maar ‘op Jehovah dienen te wachten’. Het was aan de mannen die dienden als rechters om de schuld of onschuld van de verdachte vast te stellen, en bijgevolg dienden zij ook de schuld of onschuld van de aanklager vast te stellen. Dus indien de oudere mannen van Bethel de bewering doen dat zij de Joodse wet nastreven ten aanzien van de administratie van christelijke geschillen, dan zijn zij verplicht om de gehele wet na te komen, zoals Paulus dit beschreef in Galaten 5:3.

Uiteraard is het zo dat Jezus Christus ook een beroep deed op het tweegetuigenprincipe, dat staat opgenomen in de wet van Mozes, toen hij zijn volgelingen onderwees met betrekking tot hoe men problemen op diende te lossen binnen de christelijke broederschap. In Mattheüs 18:15-17 zei Jezus: ‘Wanneer voorts uw broeder een zonde begaat, ga zijn fout dan blootleggen tussen u en hem alleen. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Luistert hij echter niet, neem dan nog één of twee met u, opdat uit de mond van twee of drie getuigen elke zaak bevestigd wordt. Indien hij naar hen niet luistert, spreek dan tot de gemeente. Indien hij zelfs naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u net als een mens uit de natiën en als een belastinginner.

Jezus onderstreepte een driestappenproces, dat was bedoeld om de vrede tussen christelijke broeders te herstellen. Het is echter evident dat de gerechtelijke procedure niet enkel en alleen in de eerste plaats is bedoeld om de schuld van de verdachte vast te stellen. Het staat met betrekking tot de bovenstaande tekst vast dat er al een zonde is begaan toen Jezus zei: ‘Wanneer voorts uw broeder een zonde begaat, ga zijn fout dan blootleggen.’ Het doel van het onderzoek is om de schuldige van zijn eigen schuld te overtuigen – het blootleggen van zijn fout om hem vervolgens aan te sporen tot berouw. Bovendien zei Jezus niet dat één of twee externe getuigen moesten optreden om te getuigen ten aanzien van de specifieke handeling die ten grondslag lag aan het geschil of strafbare feit. De aanklager roept één of twee getuigen op, opdat zij kunnen getuigen van het feit dat de aanklager op z’n minst heeft geprobeerd om zijn broeder te winnen. Zij kunnen ook getuigen met betrekking tot de deugdelijkheid ten aanzien van de beschuldigingen om zodoende een extra berisping uit te spreken ten aanzien van de onjuistheid van de gepleegde daad. Daarnaast stelt de derde stap uit het proces die Jezus schetste ook niet de schuld vast. Het is de last op de schouders van de verdachte om te moeten luisteren naar de verwijten vanuit de gemeente. Indien de verdachte zich hier niet aan houdt, dan is het alternatief dat de verdachte moet worden geconfronteerd met een mogelijke uitsluiting. Indien blijkt dat tijdens een van de stappen van het proces de verdachte toegeeft aan de beschuldigingen en de verdachte vervolgens passende maatregelen neemt in de richting van oprecht berouw, dan zal de aanklager zijn verbroken relatie met zijn broeder kunnen herstellen. Indien de verdachte weigert om schuld te bekennen of indien de verdachte weigert om de verantwoordelijkheid te accepteren voor zijn daden, dan mag de gemeente haar vriendschappelijke band intrekken.

Het Wachttorengenootschap claimt dat het dit wettelijke gebod van Christus volgt, waarbij het erop aandringt dat in het geval er een bekentenis ontbreekt, er minstens twee getuigen aanwezig moeten zijn om de beschuldigingen van het misbruikslachtoffer ten aanzien van de misdaad van kindermisbruik hard te kunnen maken en te kunnen onderbouwen. Indien een tweede getuige ontbreekt, en indien er geen bekentenis is, kunnen er geen juridische stappen worden genomen tegen de verdachte dader en zal de zaak worden stilgelegd. En zoals dikwijls is gebleken, zal het Wachttorengenootschap het slachtoffer op tedere wijze aansporen om ‘te wachten op Jehovah’ om de zaken recht te zetten. Dit duidt op een grof misbruik, en op een perverse toepassing van de wet van Christus, die hij richtte aan de gemeente.

Als naar aanleiding van de woorden van Jezus blijkt dat de verdachte weigert om de terechtwijzing van de gemeente te accepteren, dan moet hij als schuldig worden beschouwd – indien het bewijs het oordeel rechtvaardigt. Jezus gaf zijn volgelingen niet de opdracht om de zaak gewoonweg te laten vallen indien de dader weigert om de verantwoordelijkheid te dragen voor zijn daden.

Het Wachttorengenootschap heeft publiekelijk verkondigd dat Jehovah’s Getuigen kindermisbruik verafschuwen, echter bewijst de handelwijze van Bethel dat zij deze claim geen kracht bijzetten. In plaats van dat het de gemeenteouderlingen wordt toegestaan om hun eigen grondige onderzoek te verrichten ten aanzien van deze afschuwelijke misdaden, zoals destijds werd vereist in de Joodse Wet, bijvoorbeeld door eventueel gebruik te maken van professionele politierechercheurs of forensisch bewijsmateriaal, heeft de juridische afdeling van het Wachttorengenootschap diezelfde wet van God gebruikt om de handen van de gemeenteouderlingen te binden en hun mogelijkheden te beperken, met als gevolg dat duizenden slachtoffers van seksueel misbruik rechtvaardigheid en bescherming worden ontnomen.

Als gevolg van dit goddeloze beleid wordt voorkomen dat pedofielen worden ontmaskerd, en tevens wordt hiermee bewerkstelligd dat andere onschuldige kinderen op roekeloze wijze worden blootgesteld aan de verwoestende handelingen van kindermisbruikers binnen de gemeenten van Jehovah’s Getuigen.

In bepaalde zaken die door de advocaten van slachtoffers werden aangedragen, vonden de rechtbanken de misdaden die door deze (zogenaamde) Jehovah’s Getuigen werden gepleegd zo afschuwelijk dat zij deze kindermisbruikers schuldig bevonden en zij hen veroordeelden tot zeer lange gevangenisstraffen, terwijl daarentegen de gemeenten geen enkele vorm van actie hadden ondernomen tegen de dader(s). In één landelijk bekend geval in New Hampshire werd om de kas van het Genootschap te beschermen tegen een mogelijk burgerlijk vonnis door het Wachttorengenootschap zelfs gratis een advocaat verstrekt aan een veroordeelde pedofiel die een gevangenisstraf van 56 jaar opgelegd heeft gekregen. Over de kosten voor deze advocaat is bekend dat deze zo’n 500.000 dollar bedroegen. Ondertussen werd er geen enkele cent besteed ten behoeve van de slachtoffers van zijn misdaden. Denk eens na over de gevolgen naar aanleiding van de daden van het Genootschap: zij besteden onnoemelijke sommen geld, dat door hardwerkende Jehovah’s Getuigen is gedoneerd, om de juridische verdediging en ondersteuning van veroordeelde pedofielen te bekostigen, om zodoende te voorkomen dat zij schuld hoeven te bekennen en om te voorkomen dat zij hun fouten dienen te compenseren aan de slachtoffers van dit schadelijke beleid. Is dat niet een geval waarbij gerechtigheid wordt veranderd in alsem en waarbij rechtvaardigheid ter aarde wordt geworpen?

Nog een ander voorbeeld, deze keer in de staat Washington, USA, betreft de zaak van de jonge Erica Rodriguez, die tussen haar vierde en haar elfde jaar op wekelijkse basis werd verkracht door Manuel Beliz, een ouderling uit haar gemeente. Toen ze zich plichtsgetrouw wendde tot de ouderlingen om de betreffende misdaad te melden, bestond er bij haar geen twijfel over dat dit tot gerechtigheid zou leiden, waarna haar werd toegezegd dat de zaak zou worden behandeld. Echter bleek dat er helaas helemaal niets werd ondernomen. De misdaden werden niet eens bij de politie gemeld – wat in strijd is met de wet van de staat Washington. Schijnbaar was er geen sprake van een ondersteunende getuigenis van een onafhankelijke getuige om zo Erica’s aanklacht te kunnen verifiëren, waarna de zaak gewoon van tafel werd geveegd. Niet alleen werd er niets ondernomen tegen de dader, maar daarnaast werd er tegen Erica ook gedreigd met uitsluiting indien zij hierover zou spreken met wie dan ook binnen de gemeente. Het lijkt erop alsof de arme Erica opnieuw werd verkracht, de eerste keer door de verachtelijke Manuel Beliz en vervolgens door het hele lichaam van ouderlingen en de juridische afdeling van de Watchtower Inc. Echter deed Erica, in strijd met de regels van haar waardeloze gemeenteouderlingen, uiteindelijk toch aangifte bij de politie van de verkrachtingen, met als gevolg dat Manuel Beliz achter slot en grendel verdween met een gevangenisstraf van elf jaar. Jehovah achtte het blijkbaar noodzakelijk om door middel van burgerlijke gemeenteambtenaren hetgeen te doen wat de herders binnen de organisatie weigerden om te doen! In 2002 diende Erica een aanklacht in tegen het Wachttorengenootschap.

Helaas blijkt dat het geval van Erica Rodriguez niet op zichzelf staat. Volgens Law.com, een veelgelezen tijdschrift voor advocaten, werd een advocate, die bekendstaat onder de naam Kimberlee Norris, benaderd door meer dan 2000 misbruikslachtoffers onder Jehovah’s Getuigen!

Nog een andere zaak betrof die van Amy B. versus the Watchtower Bible and Tract Society. Naar bleek was Larry Kelly een ouderling binnen de gemeente van Dumas, Texas, gedurende de periode dat hij een kind seksueel misbruikte. Ten gunste van hem kan worden gemeld dat hij schuld heeft bekend tegenover zijn collega-opzieners, waarna hem zijn functie als ouderling werd ontnomen. Enige tijd later bleek echter dat Broeder Kelly was verhuisd naar een andere gemeente in Amarillo, Texas. In overeenstemming met de gebruikelijke procedure hebben de ouderlingen van de gemeente in Dumas de ouderlingen in Amarillo op de hoogte gesteld van de overtreding die Larry Kelly in het verleden heeft begaan. Hoewel Kelly niet als ouderling werd aangesteld in de gemeente van Amarillo, bleek aantoonbaar dat hem werd toegestaan om de velddienstgroep te mogen leiden. Door dit te doen won hij het vertrouwen van de nietsvermoedende broeders en zusters –waarvan de achtjarige Amy er één was.

Echter is de kwestie die hier op het spel staat niet of Larry Kelly nog een ander slachtoffer heeft gemolesteerd. Het werkelijke probleem is hier dat onze vrienden in de gemeente Amarillo niet door hun lokale ouderlingen zijn geïnformeerd dat iemand die als pedofiel bekendstond naar hun gemeente in Dumas was verhuisd. Misschien zou men het feit kunnen betwisten dat deze fout mogelijkerwijs door hen over het hoofd werd gezien – een fout die, zo erg als het lijkt, zeker vergeven had kunnen worden. Maar in het pleidooi door de advocaten die in deze zaak door het Wachttorengenootschap werden ingehuurd, claimden zij dat gemeenteouderlingen geen enkele vorm van verantwoordelijkheid dragen om de leden van de gemeente te beschermen tegen dit soort seksuele roofdieren!

Op de website van Law.com is het volgende fragment te vinden:

‘Marvin W. Jones, die een aandeelhouder is van Amarillo’s Sprouse Shrader Smith die de vertegenwoordiging op zich heeft genomen van de organisatie van Jehovah’s Getuigen met betrekking tot de congregatie van [Amarillo Southwest en Dumas] en tevens op nationaal niveau (New York en Pennsylvania), heeft een pittige verdediging gevoerd tegen de aanklacht door Amy B. Als collectieve vertegenwoordiger voor alle “aangeklaagden van het Wachttorengenootschap” schreef hij in een motie voor het kort geding dat zijn cliënten op geen enkele wijze waren verplicht om Amy B. te beschermen tegen de misdaad van een naast gemeentelid. Bovendien, zo betoogde hij, maakt het Eerste Amendement dit tevens onmogelijk.’

Hoe kan het mogelijk zijn dat wanneer het aankomt op het voorkomen dat seksuele roofdieren worden blootgesteld, het Wachttorengenootschap zich beroept op het Eerste Amendement ten aanzien van zijn wettelijke recht op vrijheid van godsdienst? Dit is voor iedereen een raadsel. Echter, als het Wachttorengenootschap en zijn oudere mannen niet dusdanig plichtgebonden zijn om in ieder geval nog te proberen om Jehovah’s weerloze schapen te beschermen tegen de kans om ten prooi te vallen aan deze gulzige seksuele perverselingen, waarom staan zij er dan überhaupt op om herders te worden genoemd? Worden herders niet verondersteld om de schapen te beschermen? Er wordt vaak naar Jezus verwezen als het hoofd van alle herders, die zijn leven gaf voor Jehovah’s schapen. Aan de andere kant van het spectrum staan de advocaten en de juridisch adviseurs van het Wachttorengenootschap, die de christenheid hebben verloochend en in hun juridische strijd God en Christus stelselmatig tegenspreken. Amos 6:12 legt heel treffend de vinger op de zere plek door te zeggen: ‘Want in een giftige plant hebt gijlieden de gerechtigheid veranderd, en de vrucht der rechtvaardigheid in alsem.’

Ouderlingen zijn meer dan wie ook rekenschap aan God verschuldigd in het licht van het onmiskenbare feit dat dit diepgewortelde en ingeprente vertrouwen van Jehovah’s Getuigen ertoe heeft geleid dat zij op hun gemeentelijke opzieners moeten kunnen bouwen en op hen moeten kunnen rekenen. Jehovah’s Getuigen zijn erin getraind om hun ouderlingen te raadplegen ten aanzien van allerlei belangrijke zaken in het leven. Het zou in feite ondenkbaar zijn dat wie ook binnen de gemeente een seksueel misdrijf bij de politie zou melden zonder goedkeuring van hun betreffende ouderlingen. En zoals blijkt uit een groot aantal gedocumenteerde rechtszaken, geven ouderlingen dikwijls de raad aan slachtoffers en hun familieleden om vooral geen aangifte te doen bij de politie.

Terwijl de juridische afdeling van het Wachttorengenootschap op hypocriete wijze een beroep doet op de Wet van Mozes met betrekking tot de noodzaak van twee getuigen in gevallen van kindermisbruik, beweert het Wachttorengenootschap onder andere omstandigheden dat daarentegen de Wet van Mozes niet bindend is voor christenen in deze tijd. Toch schendt het eigen beleid van het Wachttorengenootschap de belangrijkste juridische beginselen die staan vastgelegd in de Wet.

Bijvoorbeeld, Exodus 21:28-29 stelt: ‘En ingeval een stier een man of een vrouw stoot en hij of zij werkelijk sterft, dient de stier zonder mankeren gestenigd te worden, maar zijn vlees dient niet gegeten te worden; en de eigenaar van de stier is vrij van straf. Maar indien een stier reeds vroeger de gewoonte had stotig te zijn en zijn eigenaar gewaarschuwd was maar hij hem niet onder bewaking placht te houden, en hij werkelijk een man of een vrouw heeft gedood, dient de stier gestenigd te worden en ook zijn eigenaar dient ter dood gebracht te worden.

Volgens Gods wet bleek dat indien de eigenaar van een stier wist dat het dier dat in zijn bezit was een mogelijk gevaar kon vormen voor anderen, maar hij desondanks toch niet de nodige voorzorgsmaatregelen had genomen door de onoplettende man of vrouw te waarschuwen en te beschermen tegen een mogelijke stoot door de stier, dit volgens Gods wet zou betekenen dat indien er vervolgens uiteindelijk iemand daadwerkelijk door de stier zou worden gespietst, met de dood tot gevolg, de nalatige eigenaar aansprakelijk moest worden gesteld voor doodslag.

Dit principe geldt zeer zeker ten aanzien van gevallen waarin kinderen worden blootgesteld aan seksuele roofdieren die jagen op kleine kinderen door hun toe te staan om binnen de muren van de gemeenten te verblijven, waarbij de ouderlingen nalaten om zelfs ook maar de ouders en de kinderen te waarschuwen voor het mogelijke gevaar dat op de loer ligt.

In het geval van Larry Kelly bekende hij zijn daden zelfs tegenover de ouderlingen van de gemeente Dumas, en daarnaast waren de ouderlingen van de gemeente Amarillo tevens op de hoogte van zijn misdaden, waarna zij Broeder Kelly vervolgens toch toestonden om dienst te verrichten naast zijn nietsvermoedende broeders en zusters. Het blijkt duidelijk dat, in overeenstemming met het principe van de wet ten aanzien van de nalatige eigenaar van de stotige stier, de ouderlingen die wisten van de perverse neigingen van Kelly verantwoordelijk waren voor het waarschuwen van de gezinnen die onder hun leiding vielen, om er zeker van te zijn dat hij nooit de kans zou krijgen om bevriend te raken met de kinderen binnen in de gemeente. Hierin hebben zij faliekant gefaald door te verzuimen om ook maar een minimale vorm van bescherming te bieden.

Helaas blijkt echter dat de lokale ouderlingen niet de enigen waren die in gebreke waren gebleven. Het beleid van het Wachttorengenootschap voorkwam dat de ouderlingen zouden doen wat elk fatsoenlijk mens zou hebben gedaan in het kader van een juiste en verstandige beslissing. Inderdaad, indien de ouderlingen het mandaat van de juridische afdeling van het Genootschap hadden genegeerd, zouden zij hoogstwaarschijnlijk uit hun functie zijn gezet als toezichthouders binnen hun gemeente.

‘GIJ DIE ARME MENSEN ZELFS IN DE POORT TERZIJDE HEBBEN GEDRONGEN’

Volgens de wet van Christus die we reeds eerder hebben besproken, moet de benadeelde partij de eerste zijn die in een persoonlijk gesprek de schuld van zijn broeder dient bloot te leggen. Indien dit niet lukt, dan is deze broeder verplicht om een beroep te doen op ten minste één of twee anderen die zouden kunnen dienen als getuigen in aanwezigheid van de overtreder. Ironisch genoeg is het Wachttorengenootschap door vele personen in een besloten setting ter verantwoording geroepen die hebben geleden als gevolg van zijn slechte beleid rondom kindermisbruik. Daarnaast is Bethel ook vaak geconfronteerd met degenen die in de hoedanigheid van de twee of drie getuigen zich hebben gewend tot Bethel. Tot dusver hebben de rechters die zetelen in de spreekwoordelijke poort van Jehovah’s stad-achtige organisatie resoluut geweigerd om te luisteren.

Het is begrijpelijk dat degenen die zijn verkracht of op een andere manier zijn misbruikt vaak terughoudend zijn om met anderen te praten over hun schandelijke beproeving. Het vergt veel moed om zich hierover uit te spreken, vooral wanneer de verdachte een gerespecteerde ouderling betreft. En om hun schande nog groter te maken heeft het Wachttorengenootschap alles gedaan wat in zijn vermogen ligt om de luide stemmen van hen die zich zowel binnen als buiten de organisatie bevinden en zich tegen zulk soort kwaad uitspreken te muilkorven. Maar met de opkomst en populariteit van het internet hebben de slachtoffers van seksueel misbruik een krachtig medium gevonden waarmee ze de stilte hebben kunnen doorbreken.

Een van deze uitlaatkleppen is de website silentlambs.org. Nadat zij deze nieuwe manier hadden ontdekt om hun stem te laten klinken, verzamelden in september 2002 meer dan honderd misbruikslachtoffers en hun advocaten zich bij de letterlijke poorten van het Bethel-hoofdkantoor in Brooklyn om te getuigen ten aanzien van het onrecht dat hun is aangedaan vanwege het onrechtvaardig handelen door het Wachttorengenootschap ten aanzien van dit soort kwesties.

Maar in plaats van dat zij hen die legitieme redenen hebben tot grieven – waaronder sommigen zelfs zijn aangerand en verkracht door ouderlingen en dienaren in de bediening van het Wachttorengenootschap – op een nederige wijze ontvingen, gaf Bethel aan van niets te willen weten. Zoals vaak het geval is bij criminelen die van streek worden gebracht en furieus reageren zodra er camera’s arriveren, werden de poorten van Bethel vergrendeld, en het bestuur van Jehovah’s Getuigen weigerde om zijn gezicht te laten zien of zelfs ook maar een van de aanklagers te woord te staan. Uiteraard is het veel gemakkelijker voor het Wachttorengenootschap om persberichten de deur uit te sturen om door middel daarvan te proberen om zijn imago naar de buitenwereld te redden om zo zijn publieke afkeer te tonen ten aanzien van kindermisbruik in plaats van daadwerkelijk gerichte hulp te verlenen aan hen die zijn misbruikt, of om bijvoorbeeld hun veronachtzaming openlijk toe te geven. Door middel van Amos beschreef Jehovah op treffende wijze de huidige situatie. In Amos 5:10 staat: ‘In de poort heeft men iemand die terechtwijst gehaat, en iemand die volmaakte dingen spreekt, verfoeit men.

Wie zou er nu nog kunnen ontkennen dat indien iemand het lef heeft om te veronderstellen dat hij het Wachttorengenootschap zomaar zou kunnen corrigeren, hij op een minachtende wijze zal worden bekeken door zijn leiderschap en onderwerp zal worden om in aanmerking te komen voor de zwaarste straf die maar mogelijk is: getuchtigd worden als een afvallige? Net zoals de hooghartige Farizeeërs van weleer zijn zij die zetelen aan de top binnen de Wachttoren-organisatie vrijwel onaantastbaar ten opzichte van hen waarover zij heersen.

Het genootschap beroept zich vaak op het Bijbelse verslag van de opstandige Korach, die de autoriteit van Mozes tartte en die vervolgens levend door de aarde werd verzwolgen toen Jehovah zelf een kloof in de aarde onder zijn voeten opende. De implicatie is dat een ieder die het aandurft om Bethel om wat voor reden dan ook naar aanleiding van zijn gedrag ter verantwoording te roepen, op eenzelfde wijze in Sjeool zal worden gestort – of nog erger: het eeuwig brandende vuur van Gehenna!

Maar helaas zal deze vergelijking moeilijk standhouden, omdat ondanks alle ontberingen die alle Israëlieten in hun tocht door de wildernis hebben moeten doorstaan, Korach niet het slachtoffer was van het harteloze en schadelijke beleid van Mozes, nietwaar?

Jehovah beschreef Mozes als zijnde veruit de meest zachtmoedige man op aarde. Heeft het bestuur van Jehovah’s Getuigen soms vergelijkbaar gedrag tentoongesteld dat kan worden omschreven als zachtmoedigheid? Hoewel een aantal leden van het Besturend Lichaam en aanverwante bestuurders van het Wachttorengenootschap, als individu gezien, zeker zou kunnen beschikken over het soort nederigheid dat gelijkend is aan dat van Christus, zijn zij echter in hun hoedanigheid als institutie meedogenloos en hypocriet geworden.

Amos 5:12 beschrijft Gods volgende aanvullende woorden: ‘Want ik heb geweten hoe talrijk UW daden van opstandigheid zijn en hoe machtig UW zonden zijn, o GIJ die van vijandschap blijk geeft tegenover de rechtvaardige, GIJ die zwijggeld neemt, en degenen die arme mensen zelfs in de poort terzijde hebben gedrongen.

Er bestaat geen barrière ten aanzien van Jehovah’s laser-achtige visie. God is in staat om te kijken achter iedere façade en achter ieder voorwendsel dat door mensen mogelijk zou kunnen worden opgeworpen. God kan zelfs de toekomst voorzien om zo in staat te worden gesteld om iemand vooraf te kunnen berispen! Het staat absoluut vast dat Jehovah zich volledig bewust is van het feit dat het Wachttorengenootschap niet slechts de schreeuw om hulp heeft verpletterd van de arme misbruikten, en op arrogante wijze de spot drijft met iedere vorm van kritiek ten aanzien van zijn ongerechtigheid, maar zoals de profetie ook aangeeft tevens zwijggeld aanneemt.

Omdat de verontwaardiging met betrekking tot de aanklacht omtrent het falende beleid van het Wachttorengenootschap ten aanzien van kindermisbruik luider en luider weerklinkt, en terwijl het aantal rechtszaken zich opstapelt, heeft de organisatie de hulp ingeroepen van advocaten die ook Jehovah’s Getuige zijn, evenals de hulp van advocaten die geen Getuige zijn, om zodoende haar financiële belangen te laten verdedigen. Iedereen die bekend is met de wijze waarop het juridische systeem werkt, weet dat het eerste waar de verdedigende procureurs naar kijken is of het in de eerste plaats überhaupt mogelijk is om een rechtszaak of een mogelijke gang naar de rechter te voorkomen, waarbij de kans meestal veel groter is dat een jury of een rechter een grote som geld zal toekennen aan de aanklager. Advocaten staan er over het algemeen om bekend dat zij niet heel erg bezorgd zijn ten aanzien van zaken als rechtvaardigheid en gerechtigheid. Het gaat enkel en alleen om het winnen van de zaak. Natuurlijk, wanneer blijkt dat de aanklager een goede zaak heeft, dan zullen de advocaten meestal onderling proberen om hun verliezen te beperken en een soort van buitenrechterlijke schikking te treffen voor hun cliënt. Heeft het Wachttorengenootschap dit gedaan? Jazeker, het heeft dit inderdaad gedaan.

In het jaar 2008 trof het Wachttorengenootschap buiten de rechtbank een schikking met 16 slachtoffers van seksueel misbruik, waarbij het Genootschap een bedrag uitkeerde van meer dan 10 miljoen dollar. Overigens heeft zowel Erica als Amy B. terecht een schikkingsvoorstel van het Wachttorengenootschap ontvangen als schadevergoeding. Een van de redenen waarom het Wachttorengenootschap capituleerde en de zaken buiten de rechtbank schikte, is dat een rechter had geoordeeld dat de geheime database van het Wachttorengenootschap waarin de namen van alle pedofielen staan opgeslagen, en waar tevens alle informatie staat opgeslagen met betrekking tot alle zaken die op gemeenteniveau door het juridisch comité zijn behandeld, volgens deze rechter in de rechtbank openbaar gemaakt zou kunnen worden indien het tot een rechtszaak zou komen. Dit zou een nachtmerrie betekenen voor de public relations-afdeling van Bethel, en daarom mag zonder twijfel worden aangenomen dat het spook van de blootlegging hun harten heeft doen verschrikken. Dus na jarenlang de misbruikslachtoffers te hebben afgepoeierd en hun toevlucht te hebben gezocht achter iedere mogelijke juridische tactiek uit het boekje, om zodoende te voorkomen dat zij hun verantwoordelijkheid moesten nemen voor het afschuwelijke kwaad dat werd aangericht tegen de kinderen binnen hun gemeenten, ging het Genootschap stilletjes over tot het uitbetalen van vele miljoenen, niet omdat het de slachtoffers wilde compenseren, maar omdat dit voor hen de makkelijkste manier was om eronderuit te komen.

Schijnbaar is het ook gebruikelijk ten aanzien van dergelijke gevallen om de ontvanger van deze schikkingsgelden tevens te verplichten om een zogenoemde gag order (to gag vertaald uit het Engels betekent letterlijk ‘de mond snoeren’, of ‘een prop in de mond leggen’) te laten ondertekenen, welke bedoeld is om op legale wijze te voorkomen dat de aanklager op enigerlei wijze informatie openbaar zal maken met betrekking tot de voorwaarden en de details van de getroffen schikking. Dus dat is ook precies wat zij hebben gedaan. Het komt er dus feitelijk op neer dat het Wachttorengenootschap de slachtoffers die misbruikt zijn heeft afgekocht door middel van zwijggeld en in ruil voor een ondertekende gag order, om zo te voorkomen dat zij zich zouden uitspreken over de betreffende affaires – en dit alles werd betaald met het geld dat vrijwillig door Getuigen werd gedoneerd, dat bedoeld was ten gunste van Jehovah’s Koninkrijk!

Hoewel het Wachttorengenootschap in feite niet alleen zwijggeld uitbetaalt, is het ook de ontvanger ervan, in die zin, dat buitengerechtelijke schikkingen het Wachttorengenootschap een hoop geld besparen doordat de financiële verliezen op deze manier worden beperkt. Daarnaast leveren deze schikkingen hun ook het juridische middel om dergelijke zaken uit de openbaarheid te kunnen houden. Gedurende al die tijd werden het publiek en de Jehovah’s Getuigen in duisternis gehuld ten aanzien van de ongepaste handelingen van het Genootschap en hebben ertoe geleid dat zij de buitenwereld hebben doen geloven dat alle beschuldigingen tegen het Wachttorengenootschap niets anders voorstellen dan een grote mediahetze of een duivelse smeercampagne door de media.

Natuurlijk zou het meest rechtvaardige en eervolle ding om te doen zijn om openlijk te erkennen dat veel kinderen van Jehovah’s Getuigen immense pijn en immens lijden hebben moeten doorstaan toen seksuele roofdieren zich binnen de gemeenten aan hen te goed deden, en dat zij openlijk tot de conclusie zouden komen dat deze feiten een goede reden vormen om een soort van onafhankelijk comité op te richten dat zich enkel bezighoudt met het behandelen van alle zaken omtrent schadevergoedingen aan deze slachtoffers, net zoals de Katholieke Kerk onlangs heeft gedaan. Maar in plaats van zich op een zinvolle manier te richten op Jehovah’s mishandelde schapen, lijkt het Wachttorengenootschap zich vooral te concentreren op het verpletteren van het laatste beetje geloof dat deze slachtoffers nog in zich hadden door deze slachtoffers opnieuw te laten misbruiken middels het loslaten van een compleet team van advocaten om zodoende het karakter van de slachtoffers ter discussie te stellen en om iedere mogelijke toekomstige claim van potentiële aanklagers die het mogelijkerwijs aandurven om via de beschikbare rechtswegen compensatie te zoeken voor hun lijdensweg in diskrediet te brengen.

Het lijkt er ten zeerste op dat Jehovah’s profeet de situatie precies aanduidt door in Amos 8:4 te zeggen: ‘Hoort dit, GIJ die begerig naar de arme grijpt, ja, om de zachtmoedigen der aarde te laten verdwijnen…’ Zeer toepasselijk wijst Jehovah door middel van Amos op het feit dat zijn oordeel als eerste zal komen over de leiders van zijn eigen volk ‘omdat zij een rechtvaardige voor niets dan zilver hebben verkocht en een arme voor de prijs van een paar sandalen. Zij snakken naar het stof van de aarde op het hoofd der geringen; en de weg der zachtmoedigen buigen zij; en een man en diens eigen vader zijn naar hetzelfde meisje gegaan, met het doel mijn heilige naam te ontheiligen’ (Amos 2:6-7).

Hoeveel zachtmoedige en nederige schapen die op zoek zijn naar God zijn tot struikelen gebracht, en hoeveel van hen zullen er nog tot struikelen worden gebracht naar aanleiding van de goddeloze werkwijze en het onrechtvaardig handelen door het Wachttorengenootschap? Hoeveel kinderen moeten er nog opgeofferd worden om het publieke imago van het Wachttorengenootschap te beschermen? Het Wachttorengenootschap heeft daarnaast de heilige naam van Jehovah ook nog op een andere manier ontheiligd.

Het is een feit dat zelfs bekendstaande pedofielen worden aangemoedigd om het veld in te gaan en deel te nemen aan de openbare bediening van deur tot deur. Zoals alle Jehovah’s Getuigen die wel eens hebben deelgenomen aan het huis-tot-huiswerk, weten zij dat vaak jonge kinderen de deur openen, soms gekleed in hun pyjama en soms zelfs in halfnaakte onschuld. Het is absoluut roekeloos en onverantwoordelijk van het Genootschap om onschuldige kinderen bloot te stellen aan de potentiële gevaren die pedofielen kunnen veroorzaken! Het Wachttorengenootschap denkt blijkbaar dat de vereiste om seksuele roofdieren samen te laten werken in het gezelschap van een andere dienaar voldoende garantie biedt ter bescherming van deze kinderen; alsof het de ouders enigszins gerust zou stellen dat misschien slechts één van de dienaren die voor hun deur verschijnen een pedofiel is!

Terwijl de lokale gemeenschappen en zelfs het ministerie van Justitie van de Verenigde Staten vereisen dat veroordeelde seksuele roofdieren zich kenbaar dienen te identificeren in een openbaar toegankelijk register, blijkt tot schande van alle Jehovah’s Getuigen dat het Wachttorengenootschap het in feite goedkeurt om bekendstaande seksuele roofdieren onaangekondigd naar woonwijken te sturen waar nietsvermoedende mensen wonen, om vervolgens het goede nieuws over Gods Koninkrijk te prediken!

Neem in gedachten dat pioniers daarentegen de opdracht hebben gekregen om op alternatieve wijzen contact te leggen met bewoners die afwezig zijn, door middel van het schrijven van brieven en door middel van telefonische getuigenis e.d., terwijl aan de andere kant het Service Department toestaat dat dienaren waarvan bekend is dat zij pedofiel zijn, het recht hebben om van deur tot deur te gaan en persoonlijk contact mogen leggen. Wat een schande heeft Bethel over de naam van God gebracht!

In het boven geciteerde vers legt Jehovah een verbinding tussen de immoraliteit van prostitutie en de verkoop van nederige personen voor louter geld. In plaats van wat in Bijbelse tijden vaak voorkwam, namelijk de tempelprostitutie die werd bedreven tussen vermoedelijk instemmende volwassenen, wordt vandaag de dag onder Jehovah’s Getuigen Jehovah’s naam ontheiligd door de moreel nog verwerpelijkere zonde, namelijk de molestatie van kinderen. Vergelijkbaar met de veroordeling van het oude Israël door Jehovah, geldt voor onze moderne tijd dat deze berisping tevens van toepassing is op Jehovah’s Getuigen voor het tolereren en faciliteren van kinderverkrachters, terwijl het Genootschap aan de andere kant zijn slachtoffers vervolgt en daarnaast zijn advocaten miljoenen dollars aan vrijwillige donaties laat uitbetalen om hun stilzwijgen te kopen.

‘DIE DAAR NEERLIGGEN OP IVOREN RUSTBEDDEN’

Op het hoogste niveau binnen de hiërarchie van het Genootschap lijkt de primaire zorg niet te liggen bij het geestelijk welzijn van degenen van wie hun geloof aan diggelen werd geslagen, maar ligt deze bij het behouden van de status-quo en de bescherming van haar publieke imago. Boven alle andere dingen blijkt uit de eerdergenoemde aantoonbare feiten dat het financiële welzijn van het Wachttorengenootschap de belangrijkste overweging binnen Bethel is.

Daarom lijkt het er sterk op dat de volgende woorden van Amos rechtstreeks worden gericht aan hen die de positie bekleden van de geëerden van Bethel, de vorsten van Jehovah’s aardse huis, levend op kosten van anderen: ‘Die daar neerliggen op ivoren rustbedden en zich uitstrekken op hun divans, en de rammen uit een kudde eten en de jonge stieren uit het midden van de mestkalveren; die improviseren overeenkomstig het geluid van het snaarinstrument; die, als Da̱vid, zich instrumenten voor de zang uitgedacht hebben; die drinken uit schalen vol wijn en die zich met de meest uitgelezen oliën zalven en die niet ziek zijn geworden wegens de catastrofe van Jo̱zef’ (Amos 6:4-6).

Het is inderdaad tragisch dat louter enkele woorden van nederige excuses onnoemelijke aantallen mensen zouden kunnen bevrijden uit de vlammen der onzekerheid. Maar precies volgens de lijn der profetie trekt Bethel zich niets aan van de honderdduizenden onder Jehovah’s Getuigen en de miljoenen potentiële getuigen die in het verleden tot struikelen zijn gebracht, of nog zullen struikelen. Net als elke willekeurige wereldse multinational beschouwt het Wachttorengenootschap individuele personen als louter radertjes in de corporate machine, als zijnde gemakkelijk vervangbaar.

Als voorbeeld kan worden genoemd dat vele duizenden jongeren door het Genootschap werden aangespoord om gehoor te geven aan hun oproep om te kiezen voor een leven binnen Bethel als hun primaire carrièredoel. Door het opgeven of opofferen van hun mogelijke schoolopleiding, het stichten van een gezin, en vele andere leuke dingen die het leven te bieden heeft, hebben sommigen van hen wel 20 of 30 jaar of soms nog wel langer gediend binnen Bethel. Maar net als zoveel corporaties die worden geconfronteerd met financiële tegenwind heeft het Genootschap aan schaalverkleining gedaan en als gevolg hiervan zijn honderden – en misschien zelfs wel duizenden – fulltime Bethelieten uit hun werkzaamheden ontslagen, om vervolgens, na hun jarenlange tomeloze inzet, met lege handen op straat te worden gezet. Dat kan zomaar, omdat er van alle Bethelieten wordt vereist dat zij in het kader van hun toetreding tot deze speciale religieuze orde zelfs een gelofte afleggen tot een leven van armoede. En armoede is dus ook wat hun ten deel valt.

Echter kan aan de andere kant worden vastgesteld dat de vorsten binnen Bethel absoluut niet in armoede leven. Hoewel zij niet beschikken over grote persoonlijke rijkdommen, zoals wel vaak het geval is binnen de geestelijkheid van de christenheid, is het alsof zij neerliggen op ivoren rustbedden en zich uitstrekken op hun divans, genietend van het beste voedsel – de mestkalveren dodend, als het ware; improviserend met betrekking tot hun Koninkrijksliederen, gelijk David; wonend in een paleisachtige omgeving, genietend van alle voorrechten welke hun die behoren tot het leiderschap binnen het hoofdkantoor van Jehovah’s aardse organisatie ten deel vallen; hun bediening vervolgend, terwijl zij zichzelf zalven met de meest uitgelezen oliën; onbekommerd over het feit dat Jehovah’s volk onder hun toezicht geestelijk ziek is gemaakt.

Als aanvullend bewijs ter bevestiging van de heersende mentaliteit welke door Amos wordt beschreven, werd in 2016 door het Wachttorengenootschap de laatste fase voltooid van de verkoop van hun veelgeprezen onroerend goed in Brooklyn Heights. Het gerucht doet de ronde dat de verkoop van dit onroerend goed een bedrag van rond de 1 miljard dollar zou kunnen opleveren ten behoeve van de schatkist van Bethel.

Waarom is het Wachttorengenootschap eigenlijk overgegaan tot de ontruiming van zijn veelgeprezen historische vestigingslocatie in New York City? Zonder twijfel mag worden aangenomen dat de belangrijkste reden die hieraan ten grondslag ligt is dat de waarde van vastgoed de afgelopen jaren explosief is gestegen als gevolg van het feit dat de Federal Reserve triljarden dollars heeft gepompt in het bankenstelsel van Wall Street, dat net aan de overkant van de Hudson-rivier is gevestigd, waardoor voor Bethel de mogelijkheid is ontstaan om tegen een zeer gunstig tarief te kunnen cashen.

En omdat de organisatie beschikt over haar eigen semigeschoolde bouwbedrijf bestaande uit onbetaalde vrijwilligers, kan zij relatief goedkoop nieuwe huisvesting realiseren op het rustige platteland, ver weg van de grimmige criminaliteit van de grote stad, waar Bethel meer dan een eeuw lang middenin zat. Volgens een persbericht uit december 2015 werkten 3800 vrijwilligers aan de bouw van een nieuw facilitair hoofdkantoor in Warwick, New York.

Als alles volgens plan verloopt, dan hoopt het Besturend Lichaam dat zij en hun Bethel-familie zich vanaf september 2016 in hun nieuwe paleis kunnen nestelen. Helaas voor hen zijn zij niet in staat gebleken om de tijd te onderscheiden waarop zij zullen worden geïnspecteerd. Of zoals Jehovah het zelf heeft verklaard in Amos hoofdstuk 6: ‘Wee degenen die onbezorgd zijn in Si̱on en degenen die op de berg van Sama̱ria vertrouwen! Zij zijn de aanzienlijken van het voornaamste deel der natiën, en tot hen is het huis van I̱sraël gekomen… Zet GIJ de rampspoedige dag uit UW geest, en brengt GIJ de zetel der geweldpleging nabij?

‘De rampspoedige dag en de zetel der geweldpleging nabij brengend’ heeft te maken met de val van het huidige samenstel en het binnenleiden van de tiran der natiën. Dit staat het verst af van de gedachten van ‘degenen die onbezorgd zijn’. Zij hebben geen flauw vermoeden dat zij binnenkort zullen worden geconfronteerd met de dag van zijn inspectie. Zij leven in de veronderstelling dat deze dag behoort tot de theocratische geschiedenis, wat ertoe heeft geleid dat zijn vooraanstaande mannen vertrouwen in de op een berg lijkende organisatie van Jehovah, waardoor het Besturend Lichaam ‘zich onbezorgd voelt’.

Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal het gehele wereldwijde financiële systeem in de nabije toekomst instorten en zal als gevolg hiervan de miljard dollar op de bankrekening van Bethel, die had moeten dienen als appeltje voor de dorst, gewoonweg in beslag worden genomen zodra de banken van Wall Street hun bail-in-regeling in werking zullen laten treden met betrekking tot het kapitaal van obligatiehouders en spaarders. Het zou in dat geval niet eens zeker zijn of het bouwproject in Warwick überhaupt wel zal worden voltooid.

Ook lijkt het er sterk op alsof de woorden van Amos 3:14-15 een afrekening voorspellen ten aanzien van dat wat wordt aangeduid als ‘Jehovah’s organisatie’ van vandaag de dag. In deze verzen lezen we: ‘Want op de dag dat ik I̱sraël rekenschap vraag van zijn daden van opstandigheid, wil ik ook de altaren van Be̱thel om rekenschap vragen; en de hoornen van het altaar zullen stellig worden afgehouwen en moeten ter aarde vallen. En ik wil het winterhuis neerslaan alsmede het zomerhuis. “En de ivoren huizen zullen moeten vergaan, en veel huizen zullen tot een eind moeten komen,” is de uitspraak van Jehovah.

Er blijkt zonder enige twijfel dat dit aspect van Jehovah’s veroordeling specifiek betrekking heeft op Bethel als hoofdkwartier, met inbegrip van de ‘vele huizen’, zoals bijvoorbeeld het Patterson-complex en de weelderige New Jersey Assembly Hall, evenals tientallen andere vergaderzalen en overige afdelingsgebouwen die over de hele wereld zijn verspreid. Interessant feit is dat ten aanzien van een zeer dure vergaderzaal welke werd gebouwd aan de rand van Houston, Texas, het podium van deze zaal compleet werd uitgerust met een gigantisch uitschuifbaar megascherm van tv-monitoren, wat door velen werd bestempeld als zeer extravagant, waardoor sommige broeders zelfs naar deze zaal refereerden als de ‘Taj Mahal’ – inderdaad treffend voor de woorden van Amos: huizen van ivoor!

De verbanning van degenen die zich zullen uitstrekken op de divans zal betekenen dat niet slechts één vestiging zal worden gesloten als gevolg van het voortdurende inkrimpingsprogramma, maar dat zij echter allemaal zullen worden gesloten! Zoals vrijwel alle profeten voorspellen, zal de aankomende val ertoe leiden dat de beleidvolle slaaf tot zwijgen zal worden gebracht, zoals Amos 5:13 zegt: ‘Daarom zal juist hij die inzicht heeft, in die tijd het stilzwijgen bewaren, want het zal een rampspoedige tijd zijn.

En degenen die op dit moment in de naam van Jehovah spreken zullen stoppen dit te doen zodra hun Bethel-huizen neergehaald zullen worden, zoals Amos 6:10-11 voorzegt: ‘Bewaar het stilzwijgen! Want dit is niet de gelegenheid om enige melding te maken van de naam van Jehovah. Want ziet, Jehovah gebiedt, en hij zal stellig het grote huis tot puin neerslaan en het kleine huis tot brokstukken.

‘WEE DEGENEN DIE HEVIG NAAR DE DAG VAN JEHOVAH VERLANGEN’

Alle profeten en apostelen vermanen de gelovigen om de aanwezigheid van de dag van Jehovah sterk in gedachten te houden. Echter, hoe kan het dan dat de mensen wee over zichzelf zullen brengen door te verlangen naar die ‘dag’, zoals het volgende vers dit beschrijft? ‘Wee degenen die hevig naar de dag van Jehovah verlangen! Wat zal de dag van Jehovah dan voor ulieden betekenen? Hij zal duisternis zijn en geen licht’ (Amos 5:18).

Het is onduidelijk hoe de Israëlieten, aan wie de profetie oorspronkelijk werd gericht, hun hevige verlangen naar deze dag hebben geuit. Het is tevens onduidelijk hoe de misleide parochianen van de christenheid de dag van Jehovah over zichzelf zouden kunnen verwensen. Hoe zou wat dat betreft het ‘wee’ mogelijkerwijs van toepassing kunnen zijn op ware christenen die getrouw in afwachting zijn van deze dag, terwijl zij de gedachte van de dag van Jehovah dicht bij zich houden? Hoe moet dit vers worden geïnterpreteerd?

Het kan nuttig zijn om de uitgebreid beschreven weergave erop na te slaan van de tekst uit de New Living Translation, waar staat: ‘Wat een weeklacht staat hen te wachten, die zeggen: “Als alleen maar de dag des Heren zou zijn aangebroken!” Gij hebt geen idee wat Gij wenst. Deze dag zal duisternis brengen, geen licht.

De lezer die op dit punt van deze publicatie is aangekomen is gaandeweg geconfronteerd met datgene wat de auteur van dit document beschouwt als een onweerlegbare documentatie ten aanzien van de aanzienlijke fouten van het Wachttorengenootschap met betrekking tot de interpretatie ten aanzien van de aard van de dag van Jehovah. Behalve dat blijkt wat nog veel erger is dan hun fouten ten aanzien van hun verkeerde leerstellingen en foutieve interpretaties, namelijk dat het Genootschap zich schuldig maakt aan het op ongelovige wijze schenden van de meest elementaire leerstellingen van de christenheid. Het heeft gefaald om onbevlekt van de wereld te blijven, doordat het een politieke alliantie heeft gesloten met de Verenigde Naties – en omdat het heeft geweigerd om te pleiten voor de rechten van de weduwen en wezen.

Deze drie fouten vormen de basis waarom het oordeel van God over hen zal worden afgeroepen zoals in Amos wordt beschreven: ‘Dit heeft Jehovah gezegd: “Vanwege drie daden van opstandigheid van Ju̱da, en vanwege vier, zal ik het niet afwenden, omdat zij de wet van Jehovah hebben verworpen en zíȷ́n voorschriften niet hebben onderhouden; maar hun leugens, die door hun voorvaders achterna waren gelopen, hebben hen voortdurend doen dolen. En ik wil een vuur zenden in Ju̱da, en het moet de woontorens van Jeru̱zalem verslinden”’ (Amos 2:4-5).

In het licht van het onweerlegbare feit dat ‘Jeruzalem’ met betrekking tot de profetie de verdorven gemeente van Christus vertegenwoordigt en niet de christenheid, betreft het de Jehovah’s Getuigen zelf, die geen idee zullen hebben wat ze over zichzelf wensen! Inderdaad, wie anders dan Jehovah’s Getuigen kijken vol verlangen uit naar het aanbreken van de dag van Jehovah?

Vrijwel alle profeten voorspellen dat de dag van Jehovah wee en verwoesting zal brengen voor Gods volk, en zal resulteren in een massale loutering van ontrouwe mannen uit het midden van de gemeente van Christus. Amos vormt hierop geen uitzondering. Vandaar dat Amos 5:3 ook zegt: ‘Want dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: “Dezelfde stad die uittrok met duizend, zal er honderd over hebben; en die welke uittrok met honderd, zal er tien over hebben, voor het huis van I̱sraël.”’

Als deze profetie in bredere zin zou worden toegepast met betrekking tot het einde van de christenheid, zou er dan verwacht mogen worden dat er een overblijfsel onder de overlevenden zal zijn?

Maar omdat Jehovah’s Getuigen ten aanzien van deze zaken hun oren hebben laten kietelen, ligt dit buiten hun bevattingsvermogen dat de vurige verwoesting van Israël en later Jeruzalem een vast patroon zullen vormen van wat er nog zal komen ten aanzien van het Wachttorengenootschap. Maar gelet op de context van het vers in kwestie, blijkt duidelijk dat het de formele aanbidding van Jehovah zal zijn die onderwerp zal worden van het oordeel. Bijvoorbeeld, dezelfde weergave van deze parafrase gaat verder met te zeggen: ‘Ik heb gehaat, ik heb verworpen UW feesten, en ik zal mij niet verheugen in de geur van UW plechtige vergaderingen. Maar indien gijlieden mij volledige brandoffers brengt, zal ik zelfs in UW offergaven geen behagen scheppen, en UW gemeenschapsoffers van gemeste dieren zal ik niet aanzien. Neem van mij het lawaai van uw liederen weg; en laat mij het melodieuze geluid van uw snaarinstrumenten niet horen. En laat gerechtigheid voortrollen net als wateren, en rechtvaardigheid als een altijdvlietende stroom’ (Amos 5:21-24).

Jehovah’s Getuigen staan er alom om bekend dat zij zich massaal verzamelen op grote congressen en vergaderingen, die evengoed zouden kunnen worden omschreven als religieuze feesten. Echter, is het niet hypocriet om te moeten vaststellen dat zij Jehovah prijzen alsof zij als het ware brandoffers en graanoffers brengen, en hem loven met lofzangen en Koninkrijksliederen, terwijl zij ondanks dat alles de meest gewichtige zaken negeren ten aanzien van gerechtigheid en rechtvaardigheid? Jehovah geeft helemaal niets om uiterlijk vertoon van religiositeit. Hij vereist van zijn volk dat zij hem aanbidden in alle eerlijkheid en oprechtheid. Ware religie wordt gekenmerkt door het in praktijk brengen van rechtvaardigheid en door op een rechtschapen wijze te leven. Alles wat minder is dan dat vormt niets anders dan louter hypocrisie!

Met het oog op de zichzelf dienende Bijbelinterpretaties door het Wachttorengenootschap en op de eigen zelfrechtschapenheid, endemisch ten aanzien van de gehele organisatie, is het geen wonder dat Amos 6:8 zegt: ‘“De Soevereine Heer Jehovah heeft gezworen bij zijn eigen ziel,” is de uitspraak van Jehovah, de God der legerscharen: “Ik verfoei de trots van Ja̱kob, en zijn woontorens heb ik gehaat, en ik wil de stad en dat wat haar vult, overleveren.”’

Gezien vanaf Jehovah’s standpunt is zijn volk gaandeweg verliefd geworden op een organisatorisch gouden kalf. Jehovah’s Getuigen zijn er op subtiele wijze toe verleid om hun glorie en heerlijkheid te geven aan de ‘getrouwe en beleidvolle slaaf’ en het Wachttorengenootschap, terwijl zij tegelijkertijd Christus hebben gedegradeerd tot een ondergeschikte rol als een soort mascotte van de organisatie. Net zoals de Israëlitische steden Bethel en Gilgal het centrum werden van gouden-kalfaanbidding, zo zullen deze woorden van God, in de nabije toekomst, uiteindelijk werkelijk betekenis gaan krijgen ten aanzien van Jehovah’s Getuigen: ‘Want dit heeft Jehovah gezegd tot het huis van I̱sraël: “Zoekt mij, en blijft in leven. En zoekt niet Be̱thel, en naar Gi̱lgal moogt GIJ niet komen, en naar Berse̱ba moogt GIJ niet overtrekken, want Gi̱lgal zelf zal zonder mankeren in ballingschap gaan; en wat Be̱thel betreft, het zal iets magisch worden.”’

‘DE SOEVEREINE HEER JEHOVAH ZAL NIETS DOEN TENZIJ…’

Het Wachttorengenootschap past de tekst uit Amos 3:7 vaak toe op zichzelf, die luidt: ‘Want de Soevereine Heer Jehovah zal niets doen tenzij hij zijn vertrouwelijke aangelegenheid heeft geopenbaard aan zijn knechten, de profeten.’ Echter, zoals keer op keer evident is gebleken, heeft Jehovah’s ‘vertrouwelijke aangelegenheid’ in de eerste plaats te maken met het oordeel dat hij over zijn eigenzinnige volk zal afroepen. En zoals het verslag uit de Bijbel bevestigt, bracht Jehovah ook daadwerkelijk individuele Hebreeuwse profeten op de hoogte van zijn intenties. Het bleek echter dat de natie en haar instituties de geïnspireerde boodschappen van Jehovah’s profeten niet wilden accepteren. Daarom zei Jehovah door middel van Amos: ‘“En ik bleef sommigen van UW zonen verwekken als profeten en sommigen van UW jonge mannen als nazireeërs. Dient dit werkelijk niet zo te zijn, o zonen van I̱sraël?” is de uitspraak van Jehovah. “Maar GIJ bleeft de nazireeërs wijn te drinken geven, en de profeten hebt GIJ een gebod opgelegd, door te zeggen: ‘GIJ moogt niet profeteren.’ Ziet, ik laat dat wat onder U is slingeren…”’ (Amos 2:11-13).

Amos werd persoonlijk geconfronteerd met een woedende priester die hem gebood om te stoppen met profeteren ten aanzien van de aankomende ondergang van de stad Bethel. Er werd tegen Amos gezegd: ‘O visionair, ga, maak dat gij wegkomt naar het land Ju̱da, en eet daar brood, en daar moogt gij profeteren. Maar te Be̱thel moogt gij voortaan niet meer profeteren, want het is het heiligdom van een koning en het is het huis van een koninkrijk.

Op een soortgelijke wijze is het Wachttorengenootschap vandaag de dag ook trots omwille van het feit dat het geen enkele ruimte binnen de organisatie openlaat voor individuele personen die, gezien vanaf Jehovah’s standpunt, in een functie zouden kunnen dienen die vergelijkbaar is met die van de Bijbelse profeten uit oude tijden. De mentaliteit van Bethel werd op welbespraakte wijze uitgedrukt in een telefoongesprek dat de auteur van dit boek heeft gevoerd met een lid van het Besturend Lichaam. Hij dreef de spot met de suggestie dat het Wachttorengenootschap er een foutieve interpretatie op na hield ten aanzien van Joël, waarna hij resoluut weigerde om überhaupt te redeneren ten aanzien van de aan hem voorgelegde zaken; waarna hij in plaats van er over te redeneren tegen hem zei dat als Jehovah de wil zou hebben om iets aan hem te openbaren, hij dit zal doen door rechtstreeks gebruik te maken van een van de leden van het Besturend Lichaam, en niet door middel van een of andere verkondiger van buitenaf.

In de eerste eeuw waren er echter gezalfde individuen die hebben gediend als profeten, ondanks het feit dat zij schijnbaar geen deel uitmaakten van het bestaande establishment. Zij overlegden niet vooraf met de apostelen voordat zij hun boodschappen verkondigden – boodschappen die hun rechtstreeks werden ingegeven door middel van de rondzwervende geest van God.

Een voorbeeld van een van deze profeten was Agabus, die er door de Heilige Geest toe werd bewogen om een hongersnood te voorspellen, welke volgens het verslag in de Bijbel plaatsvond gedurende de periode dat keizer Claudius regeerde. Agabus profeteerde ook dat Paulus zou worden gebonden te Jeruzalem. Ook deze woorden bleken later waarheid te worden.

Desondanks blijkt de situatie van vandaag de dag zo te zijn dat degenen die Jehovah zou kunnen zalven om zo te dienen als speciale nazireeërs en die omtrent Gods vertrouwelijke aangelegenheden meer duidelijkheid willen verschaffen in de richting van zijn broeders, er zonder enige twijfel toe zal leiden dat hij zal worden berispt en terechtgewezen en zal worden gemarginaliseerd door de dienstdoende institutionele priesters binnen Bethel. Precies zoals tijdens de dagen van Amos ook het geval bleek te zijn, staat het moderne Bethel ook niet toe dat wie dan ook op enigerlei wijze profeteert, omdat zij zichzelf beschouwen als het geheiligde ‘heiligdom van een koning[…] en als het huis van een koninkrijk’.

Het is geen enkele outsider van Bethel toegestaan om Jehovah’s profetische woord binnen de organisatie uit te spreken, behalve volgens het script waarin de priesters van Bethel het op zorgvuldige wijze hebben vastgelegd. Als gevolg van dit beleid heeft het Wachttorengenootschap ervoor gezorgd dat de boodschap volledig is gezuiverd van iedere berisping door God en iedere profetische uitspraak gericht tegen het huis van God. Dit zal er echter niet voor zorgen dat Jehovah’s ‘vertrouwelijke aangelegenheden’ tenietgedaan zullen worden. In feite zal blijken dat, omdat het Wachttorengenootschap zich een houding heeft aangemeten dat de organisatie geen grote rampspoed zal overkomen, dit precies de reden zal zijn waarom dit onvermijdelijk zal worden!

‘DE HUT VAN DAVID, DIE VERVALLEN IS’

‘“Door het zwaard zullen zij sterven alle zondaars van mijn volk, degenen die zeggen: ‘De rampspoed zal niet naderbij komen noch tot aan ons reiken.’ Op die dag zal ik de hut van Da̱vid, die vervallen is, oprichten, en ik zal stellig hun bressen herstellen. En haar puinhopen zal ik oprichten, en ik zal haar stellig opbouwen als in de dagen van weleer, opdat zij in bezit mogen nemen wat er van E̱dom overgebleven is, en alle natiën waarover mijn naam is uitgeroepen,” is de uitspraak van Jehovah, die dit doet.

Hoewel de geïnspireerde christelijke woordvoerder rechtstreeks citeerde uit deze profetie en dit toepaste ten aanzien van de oprichting van het Koninkrijk van Christus over de gemeente, blijkt evident dat bepaalde aspecten uit de profetie een veel bredere toepassing omvatten. Dat komt doordat tegen de tijd dat Davids koninkrijk werd hersteld in de persoon van Christus de rampspoed die God oorspronkelijk over Juda en het Davidsche koninkrijk afriep, eeuwen daarvoor was. Toch zegt de profetie ‘op die dag’, wat wil zeggen, op de dag dat Jehovah rampspoed zal brengen over diegenen die zeggen: ‘De rampspoed zal niet naderbij komen noch tot aan ons reiken.’ Bovendien kunnen de zondaars waarnaar God verwijst als zijnde ‘mijn volk’ onmogelijk worden toegepast op de parochianen van de christenheid. De rampspoed waar Jehovah naar verwijst dient als een middel om zij die lid zijn van Gods huisgezin eruit te kunnen zeven. In Amos 9:9 staat: ‘Want ziet! ik geef bevel, en ik wil het huis van I̱sraël onder alle natiën schudden, net zoals men de zeef schudt, zodat er geen steentje ter aarde valt.

In alle stelligheid mag worden geconcludeerd dat geen enkel redelijk mens erop zou aandringen dat de moeilijkheden waarin de Bible Students ten tijde van de Eerste Wereldoorlog verkeerden de profetie zouden hebben vervuld die oproept tot een laatste beslissende ramp die het huis van God op zijn grondvesten doet schudden. De profetie in Haggai 2:6-7 zegt eveneens op gelijkende wijze dat Jehovah de hemelen, de aarde en alle natiën zal doen laten schudden, zodat ‘de begeerlijke dingen’ – wat verwijst naar de godvruchtige mensen – zullen binnenkomen om het herstelde huis van God met heerlijkheid te vervullen.

Paulus citeerde Haggai in Hebreeën 12:27 en legde uit dat de profetie refereert naar de instituties van dit samenstel van dingen dat tot aan de vergetelheid door elkaar zal worden geschud. Het is overbodig om te vermelden dat de Eerste Wereldoorlog heeft geleid tot de ondergang van dit samenstel. Het grote schudden ligt nog in de toekomst. Daarom blijkt dat ook het ‘schudden’ en het zeven van Gods volk nog niet heeft plaatsgevonden. Maar ook hiervoor geldt dat dit nog aanstaande is.

De profetie van Amos, die de komende val van de ‘hut van David’ voorspelt, loopt blijkbaar parallel met de vele andere profetieën ten aanzien van de oprichting van Gods koninkrijk; alle in harmonie omtrent het feit dat de komst van Christus die over de aarde zal gaan regeren als eerste erin zal resulteren dat Gods heilige plaats wordt verwoest.

De wederopbouw van de ‘hut van David’ heeft dus te maken met de grote redding en het geestelijk herstel dat zal plaatsvinden tijdens de periode van de verdrukking. Talloze Schriftplaatsen bieden een verslag waarin Jehovah’s grote naam wordt verheerlijkt en waarin Hij zijn verontwaardiging uit over het feit dat zijn dienaren waarmee hij een verbond heeft hem niet het respect en de heerlijkheid hebben doen toekomen die hij terecht verdient, en in plaats daarvan hun eigen God hebben gehoond. Het verslag van Amos is daar een voorbeeld van.

Met het oog op de schande die het Wachttorengenootschap en Jehovah’s Getuigen over de naam van God hebben gebracht, en met het oog op het feit dat de dag van Jehovah verwoesting zal brengen over het christelijke heiligdom en over het Israël Gods, moeten zij die God vrezen de volgende angstaanjagende verklaring van Jehovah in Amos 4:12-13 ten zeerste ter harte nemen: ‘Daarom zal ik dát met u doen, o I̱sraël. Maak u, ten gevolge van het feit dat ik u juist dit zal doen, gereed om uw God te ontmoeten, o I̱sraël. Want zie! De Formeerder van de bergen en de Schepper van de wind, en Hij die de aardse mens vertelt waar de intense belangstelling van zijn geest naar uitgaat, die de dageraad in donkerte verandert en die op de hoge plaatsen van de aarde treedt, Jehovah, de God der legerscharen, is zijn naam.