De mensheid is een oordeelsperiode ingegaan…een oordeel van de belijdende christelijke organisaties wat duidt op het inluiden van `de laatste dagen` door het bloedbad dat is aangericht vanaf de Eerste Wereldoorlog.

De Wachttoren, 1 April 1996

Het huis van Jehovah GodEen aantal maanden na de onderdompeling in de wateren van de Jordaan door Johannes de Doper ondernam Jezus zijn eerste tocht naar Jeruzalem als de Messias. Bij aankomst voor het Paschafeest ging Jezus de binnenplaats van de tempel op, en verjoeg de aanwezige kooplieden en gooide de tafels om van de geldwisselaars die daar waren opgezet als handelsplaats, en hij zei tot hen: ‘Neemt deze dingen hier vandaan! Maakt het huis van mijn Vader niet langer tot een huis van koopwaar!

Ook tijdens zijn laatste tocht naar Jeruzalem, welke ook tijdens het Paschafeest plaatsvond en uiteindelijk zou resulteren in zijn arrestatie, berechting en executie, verdreef Jezus wederom de geldwisselaars en kooplieden uit het huis van zijn Vader. Het zou zijn discipelen ongetwijfeld hebben verbaasd dat direct voorafgaand aan de tweede reiniging van de tempel van zijn Vader Jezus de komende vernietiging van zowel Jeruzalem als de tempel aankondigde. De reden hiervoor was: ‘omdat gij de tijd waarin gij werdt geïnspecteerd, niet hebt onderscheiden.’ Als de benoemde Messias was Jezus de inspecteur van het huis van zijn Vader, en vanwege het betreurenswaardige gebrek aan geloof van de meerderheid van deze Joden kwamen zij niet door deze inspectie heen.

Echter, er zou een nieuwe tempel worden gebouwd. Nee, niet een andere tempel die is gebouwd van hout en stenen, maar ditmaal een geestelijke tempel. Jezus had eerder gesproken over deze nieuwe ‘tempel’ toen hij voor de eerste keer de geldwisselaars uit het huis van zijn Vader verjoeg; toen de Joden een teken eisten waaruit zijn autoriteit van God bewezen zou worden, gaf Jezus hun tot antwoord: ‘Breekt deze tempel af en in drie dagen zal ik hem oprichten.

Uiteraard namen de Joden aan dat Jezus het had over de fysieke structuur van Herodes’ tempel, en dus antwoordden zij: ‘Deze tempel werd in zesenveertig jaar gebouwd, en zult gij hem in drie dagen oprichten?’ Maar de apostel Johannes, die waarschijnlijk getuige was van het gesprek, verduidelijkte later wat Jezus eigenlijk bedoelde. In Johannes 2:21-22 lezen we: ‘Hij sprak echter over de tempel van zijn lichaam. Toen hij evenwel uit de doden was opgewekt, herinnerden zijn discipelen zich dat hij dit meermalen had gezegd, en zij geloofden de Schrift en het woord dat Jezus had gesproken.

Zoals Jehovah’s Getuigen weten, sprak Jezus niet in letterlijke termen toen hij het had over ‘de tempel van zijn lichaam’. Jezus verwees naar het feit dat de traditionele vorm van aanbidding welke was gericht op de tempel in Jeruzalem zou komen te vervallen. Na zijn opstanding zou Jezus zelf de centrale gedaante worden in een volledige nieuwe vorm van aanbidding. In essentie zou hij de tempel worden, of op z’n minst een fundament-hoeksteen van een grote geestelijke tempelachtige organisatie.

De apostel Petrus vergeleek de geestelijke gemeente van Christus met een letterlijke stenen tempel toen hij het volgende zei in 1 Petrus 2:4-6: ‘Komend tot hem als tot een levende steen, door de mensen weliswaar verworpen, maar uitverkoren, kostbaar, bij God, wordt ook GIJZELF als levende stenen opgebouwd tot een geestelijk huis om een heilige priesterschap te vormen, ten einde geestelijke slachtoffers te brengen, aanvaardbaar voor God door bemiddeling van Jezus Christus. Want in de Schrift is vervat: “Ziet! Ik leg in Si̱on een steen, uitverkoren, een fundament-hoeksteen, kostbaar; en wie er geloof in oefent, zal geenszins teleurgesteld worden.”’

De apostel Paulus gebruikt exact dezelfde analogie in Efeziërs 2:20-22, waarin hij zegt: ‘en GIJ zijt opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de fundament-hoeksteen is. In eendracht met hem groeit het gehele gebouw, harmonisch samengevoegd, uit tot een heilige tempel voor Jehovah. In eendracht met hem wordt ook GIJ mede opgebouwd tot een plaats waarin God door geest woont.

Net zoals de letterlijke tempel in Jeruzalem aan de beurt was voor een hemelse inspectie, zo zal God ook de geestelijke tempel inspecteren tijdens het besluit van het samenstel van dingen. De apostel Petrus gaf zelfs aan dat alle aanstaande tempelstenen voortdurend onder Gods oordeel vallen. Daarom schreef hij het volgende in 1 Petrus 4:17: ‘Want het is de bestemde tijd dat het oordeel begint bij het huis van God. Als het nu eerst bij ons begint, wat zal dan het einde zijn van hen die het goede nieuws van God niet gehoorzaam zijn?

Schilderij van Carravagio van Christus die de geldwisselaars uit de Tempel verdrijftIn het kader van de brief van Petrus zijn de vervolgingen, het lijden en de ontberingen die alle christenen zullen ervaren allemaal onderdeel van het steenbewerkingsproces (hakken en polijsten) dat God heeft gewild voor de toekomstige leden van zijn geestelijke gebouw. Jehovah beschrijft de methode hoe Hij met zijn zonen omgaat in Hosea 6:5: ‘Daarom zal ik [hen] moeten [neer]houwen door de profeten; ik zal hen moeten doden door de woorden van mijn mond. En de oordelen over u zullen zijn als het licht dat te voorschijn komt.

Het is echter duidelijk dat, hoewel in zekere zin de bestemde tijd voor het oordeel van het huis van God al in de eerste eeuw was begonnen, en nog steeds voortduurt, de Schriften voorzeggen dat een laatste oordeelsperiode gelijktijdig samenvalt met het einde van het gehele goddeloze samenstel van dingen. Vandaar dat Petrus in het tweede hoofdstuk van dezelfde brief schreef over een toekomstige inspectiedag: ‘Bewaart een voortreffelijk gedrag onder de natiën, opdat zij in datgene waarin zij ten nadele van U spreken als over boosdoeners, ten gevolge van UW voortreffelijke werken, waarvan zij ooggetuigen zijn, God mogen verheerlijken op [zijn] inspectiedag.’ Logischerwijs is de toekomstige ‘inspectiedag’ een directe inleiding van Jehovah die koning wordt in de ruimste zin van het woord.

Volgens het artikel van het Wachttorengenootschap dat geciteerd wordt aan het begin van dit hoofdstuk, werd Jehovah dus vermoedelijk koning in 1914 en kort daarna zou Zijn oordelen vermoedelijk al begonnen zijn – niet slechts alleen voor het huis van God, maar ook voor de ‘belijdende christelijke organisaties’ welke ook aan de beurt zouden zijn om geoordeeld te worden. Maar behalve dat beweert het Wachttorengenootschap ook dat, terug in 1918-1919, God Zijn oordeel uitsprak over Babylon de Grote in zijn geheel, dat dus ook de niet-christelijke religies omvat. Recentelijk nog, in 1989, verklaarde de Wachttoren: ‘Het was duidelijk dat Jehovah in 1919 over de christenheid had geoordeeld – en voorwaar over alle valse religie.’

Terwijl zij hun eigen leerstelling ontkenden, maakte het Wachttorengenootschap in werkelijkheid geen onderscheid tussen het oordeel dat begint bij het huis van God en de periode waarin de overige wereldreligies geoordeeld zouden worden. De aanname van het Wachttorengenootschap waardoor zij veronderstelden dat God in 1919 had geoordeeld over alle religies is enkel gebaseerd op het feit dat een handvol prominente geestelijken de Volkenbond had geprezen als zijnde ‘de politieke uiting van Gods koninkrijk op aarde’.

Is het dan echter redelijk om te veronderstellen dat Gods oordeel begon in 1918-1919? Is het bovendien ook waar? Het zou in de eerste plaats het beste zijn om eerst vast te stellen wat er werkelijk gaat gebeuren wanneer Christus komt om het geestelijk huis van zijn Vader te inspecteren, waarna het vervolgens makkelijker is om vast te kunnen stellen of al die dingen al hebben plaatsgevonden.

De profetie van Maleachi beschrijft in begrijpelijke symbolische termen de komst van Jehovah’s boodschapper naar de tempel. In Maleachi 3:1-4 staat: ‘“Ziet! Ik zend mijn boodschapper, en hij moet een weg voor mijn aangezicht banen. En plotseling zal tot Zijn tempel komen de [ware] Heer, die gijlieden zoekt, en de boodschapper van het verbond, in wie GIJ behagen hebt. Ziet! Hij zal stellig komen,” heeft Jehovah der legerscharen gezegd. “Doch wie zal de dag van zijn komst verdragen, en wie zal standhouden wanneer hij verschijnt? Want hij zal zijn als het vuur van een louteraar en als het loog van de wassers. En hij moet zitten als een louteraar en reiniger van zilver en moet de zonen van Le̱vi reinigen; en hij moet hen zuiveren als goud en als zilver, en zij zullen voor Jehovah stellig mensen worden die een offergave aanbieden in rechtvaardigheid. En de offergave van Ju̱da en van Jeru̱zalem zal Jehovah werkelijk aangenaam zijn, als in de dagen van weleer en als in de jaren der oudheid.”’

De komst van de ‘boodschapper van het verbond’ is overduidelijk een zeer belangrijke gebeurtenis ter vervulling van Gods doel. De voorzegde ‘boodschapper’ kan niemand anders zijn dan Jezus Christus, want hij is de boodschapper en de bemiddelaar van een nieuw verbond met de gezalfde christenen. Zijn komst als zuiveraar betreft hier geen verwijzing naar zijn eerdere verschijning op aarde, bijna 2000 jaar geleden.

Zoals het bovenstaande vers aangeeft, is de reden voor de komst van de boodschapper ‘om te oordelen’. Maar de eerste fase van het oordeel betreft niet het oordelen van de mensheid in het algemeen, zoals wel wordt gesuggereerd in de Wachttoren van 1 april 1996. De profetie richt zich op ‘de zonen van Levi’ – met andere woorden, de zuivering heeft betrekking op de gezalfde gemeente van Christus. Ze worden vergeleken met de ‘zonen van Levi’ – de Levitische priesters – omdat ze moeten dienen als priesters in het Koninkrijk van God. Dus op de vraag wat er zal gebeuren wanneer Christus komt om het geestelijke huis van God te inspecteren, is het antwoord dat Jezus een grondige reiniging en zuivering van zijn gemeente zal initiëren.

Zo vreemd als dat het lijkt, leert het Wachttorengenootschap eigenlijk dat de profetie van Maleachi reeds in vervulling is gegaan. Zo recent als in het jaar 2000 publiceerde het Wachttorengenootschap het volgende commentaar op het derde hoofdstuk van Maleachi:

‘Ze wees op de tijd waarin Jehovah God, vergezeld van zijn “boodschapper van het verbond”, Jezus Christus, tot zijn geestelijke tempel zou komen. Dit is kennelijk gebeurd aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Jehovah inspecteerde allen die beweerden christenen te zijn en scheidde de ware van de valse’ (Deel 1 commentaar op Jesaja, p. 32-33).

Kwam Christus ‘blijkbaar’ tijdens de Eerste Wereldoorlog naar de aarde om zijn volk te zuiveren en te reinigen? Op welk bewijs baseert het Wachttorengenootschap hun gewaagde veronderstelling? Hetzelfde commentaar gaat verder met het beantwoorden van deze vraag:

‘In 1919 bleek voor Jehovah’s hedendaagse volk de periode van toetsing voorbij te zijn. Zij werden bevrijd uit hun geestelijke slavernij aan Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie. Het onderscheid tussen dat getrouwe gezalfde overblijfsel en de afvallige geestelijkheid van de christenheid werd duidelijk.’

Het is inderdaad waar dat de komst van de boodschapper te maken heeft met het reinigen en zuiveren van Gods volk van hun eigen zonden en spirituele onreinheid. Echter, als Jezus Christus tijdens de Eerste Wereldoorlog gekomen zou zijn als de voorzegde zuiveraar, dan zouden we dus moeten kunnen stellen dat we duidelijk zouden moeten kunnen zien dat de organisatie volledig gereinigd en gezuiverd is van alle morele en geestelijke corruptie, denkt u ook niet?

Partnerschap tussen de Verenigde Naties en het WachttorengenootschapEen andere vraag rijst: is het werkelijk waar dat er volgens de bewering van het Wachttorengenootschap een duidelijk onderscheid valt te maken tussen het ‘getrouwe gezalfde overblijfsel’ en de afvallige geestelijkheid van het christendom?

Het Wachttorengenootschap heeft bijvoorbeeld decennialang de geestelijkheid van de christenheid scherp bekritiseerd voor hun politieke steun aan de Verenigde Naties. Echter, zoals behandeld in het hoofdstuk ‘Het Partnerschap’, blijkt dat het Wachttorengenootschap ook betrokken was bij een tienjarig geheim politiek bondgenootschap met de Verenigde Naties, door de VN te dienen als een officiële partner als ngo (non-governmental organization). Omdat het Wachttorengenootschap beweert de stem van het gezalfde overblijfsel te zijn, is in dit verband het enige waarneembare verschil tussen de christenheid en het gezalfde overblijfsel dat veel van de kerken van de christenheid openlijk de Verenigde Naties hebben ondersteund, terwijl het Wachttorengenootschap dit op huichelachtige wijze in het geheim heeft gedaan.

Laten we vervolgens eens het onderwerp behandelen met betrekking tot het overspel. De profetie van Maleachi zegt dat de boodschapper ‘een snelle getuige zal worden tegen […] de overspelers’. Dit harmonieert met Hebreeën 13:4, waarin staat: ‘want God zal hoereerders en overspelers oordelen.’ Dus als Christus een ‘snelle getuige’ zal zijn tegen hen die in 1918 overspel pleegden, hoe komt het dan dat de organisatie vandaag de dag vol zit met hoereerders en overspelers? Zelfs het Wachttorengenootschap geeft toe dat tienduizenden Jehovah’s Getuigen ieder jaar worden uitgesloten wegens seksuele immoraliteit. Daarnaast leiden talloze anderen een dubbelleven en worden nooit betrapt. Dus op welke wijze heeft Christus dan als een ‘snelle getuige’ tegen hen opgetreden?

Immorele seksuele relaties tussen twee volwassenen die hier beiden mee instemmen zijn al erg genoeg, maar wat nog veel erger is, is dat de laatste jaren duizenden kinderen in de gemeenten van Jehovah’s Getuigen slachtoffer zijn geworden van perverse seksuele roofdieren – pedofiele Jehovah’s Getuigen. Wat nog erger is, is dat veel van de volwassen slachtoffers en hun advocaten het gevoel hebben dat het beleid van het Wachttorengenootschap er rechtstreeks toe bijdraagt dat de blootstelling van deze seksuele roofdieren wordt belemmerd.

Het is haast onvoorstelbaar om te bedenken dat, ondanks het feit dat de pr-afdeling van de organisatie dergelijke misdrijven tegen kinderen bagatelliseert door te beweren dat de plaag van pedofilie onder Jehovah’s Getuigen niet erger is dan bij een willekeurige andere religieuze organisatie, de Wachttoren-organisatie nog steeds schaamteloos beweert dat zij Jehovah’s ‘reine organisatie’ zijn die zichzelf onderscheiden van haar verontreinigde en ontheiligde geloofsgenoten uit de christenheid.

Jehovah’s Getuigen die hierover nadenken moeten zich echter de vraag stellen waarom de Heer Jezus Christus zo’n ineffectieve reiniger en zuiveraar is van het geestelijk huis van zijn Vader. Natuurlijk is het alternatief dat de voorkeur geniet, in tegenstelling tot dergelijke godslasterende stellingen, om te erkennen dat Christus nog niet is gekomen als het loog van de wassers.

Wat betekent het vers dat zegt ‘En hij moet zitten als een louteraar en reiniger van zilver… en hij moet hen zuiveren als goud en als zilver’? Elders in de profetie gebruikt Jehovah precies dezelfde analogie om te illustreren hoe Hij van plan is om zijn volk te louteren van hun schuimslakkerige onzuiverheden. Jesaja zegt bijvoorbeeld in hoofdstuk 1:25-28: ‘En ik wil mijn hand doen terugkeren op u, en ik zal uw schuimslakken door smelting uitzuiveren als met loog, en ik wil al uw afvalproducten verwijderen. En ik wil weer rechters voor u terugbrengen zoals eerst, en raadslieden voor u zoals in het begin. Hierna zult gij worden genoemd: Stad der Rechtvaardigheid, Getrouwe Stad. Si̱on zal door gerechtigheid verlost worden, en wie van haar terugkeren, door rechtvaardigheid. En de ineenstorting van opstandigen en die van zondaars zal tegelijkertijd zijn, en zij die Jehovah verlaten, zullen aan hun eind komen.’

‘IK ZAL UW SCHUIMSLAKKEN DOOR SMELTING UITZUIVEREN’

We zijn door het Wachttorengenootschap geïnformeerd middels het Inzicht in de Schrift-boek dat het loog van de wasman ook werd gebruikt voor de reductie van metalen. Bij het scheiden van onedele metalen zoals tin en koper werd tijdens het raffineren van zilver soms door de raffinadeur gebruikgemaakt van loog, waarbij hij het loog in de smeltkroes goot om zodoende het metaal dat aan de oppervlakte drijft te consolideren. Dat materiaal werd vervolgens afgeroomd als schuimslakken, waarna het pure gesmolten zilver achterbleef.

Scheiden van metaal door smelting schuimslakkenHet is waar dat het Wachttorengenootschap dit gedeelte van de profetie van Jesaja toepast op de periode van 1918-1919. Echter kan deze vergelijking na verdere controle gewoonweg niet standhouden. De meest duidelijke tekortkoming van de interpretatie van het Wachttorengenootschap is het feit dat Jehovah de oorspronkelijke raffinage van zijn nationale organisatie had laten voltooien door de Babylonische legers toe te staan om totale vernietiging aan te richten op het onberekenbare Judese koninkrijk. Zij die in opstand tegen Jehovah waren gekomen werden simpelweg vernietigd. Ze werden afgeroomd net zoals schuimslakken. Alleen een gelouterd en verfijnd overblijfsel werd toegestaan om terug te keren uit Babylonische ballingschap om Jeruzalem opnieuw op te bouwen en opnieuw te bevolken.

Maar hoe kan dat dan vergeleken worden met wat er in 1918 gebeurde? In werkelijkheid bestaat er geen vergelijking. Hoewel het waar is dat de International Bible Students destijds door een intense periode van onrust waren gegaan, komt zelfs dan nog de kortdurende opsluiting van acht Wachttorenvertegenwoordigers niet eens in de buurt van een mogelijke parallel met de rampen die Jehovah uitstortte over de Joden in de vijfde eeuw en tevens in 70 n.Chr. De kern van de zaak is dat zelfs niet één van de International Bible Students om het leven was gekomen tijdens de periode waarin zij veronderstellen dat Jehovah’s vurige zuivering zou hebben plaatsgevonden. En waarom is het dan zo dat de opstandigen en de afvalligen nog steeds niet aan hun einde zijn gekomen zoals de profetie beschrijft, indien het waar zou zijn dat Gods ontzagwekkende oordeel al in 1918 geveld zou zijn?

Jehovah gebruikte ook precies dezelfde beeltenis in de profetie van Ezechiël, waar we het volgende lezen: ‘Mensenzoon, voor mij zijn degenen van het huis van I̱sraël geworden als schuimslakken. Zij allen zijn koper en tin en ijzer en lood midden in een smeltoven. Veel schuimslakken, [die van] zilver, zijn zij geworden. Daarom, dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: “Omdat GIJ allen als veel schuimslakken zijt geworden, daarom, ziet, breng ik U in het midden van Jeru̱zalem bijeen. Zoals bij het bijeenbrengen van zilver en koper en ijzer en lood en tin midden in een smeltoven, ten einde er met vuur op te blazen om het te doen smelten, zo zal ik [hen] bijeenbrengen in mijn toorn en in mijn woede, en ik zal stellig blazen en ulieden doen smelten. En ik wil U bijeenbrengen en op U blazen met het vuur van mijn verbolgenheid, en GIJ moet in haar midden gesmolten worden. Zoals bij het smelten van zilver midden in een smeltoven, zo zult gijlieden in haar midden gesmolten worden; en GIJ zult moeten weten dat ikzelf, Jehovah, mijn woede over U heb uitgestort.”’

Een ander voorbeeld van interpretatieve inconsistentie van het Wachttorengenootschap blijkt uit de toepassing van Jesaja’s profetie ten aanzien van de ‘schuimslakken’ op de gebeurtenissen die de Bible Students in 1918 overkwamen, terwijl zij Ezechiëls profetie toepassen op de vernietiging van het afvallige christendom gedurende de grote verdrukking. Echter, geen van de beide interpretaties is in harmonie met de Bijbel.

De apostel Paulus schreef evenzo over een dag van vurige beproeving die bestemd zal zijn voor de gemeente van Christus die alles wat inferieur is zal consumeren: ‘Bouwt iemand nu op het fundament goud, zilver, kostbare stenen, houtsoorten, hooi, stoppels, ieders werk zal openbaar worden, want de dag zal het aan het licht brengen, omdat het geopenbaard zal worden door middel van vuur; en het vuur zelf zal uitwijzen hoe ieders werk is. Indien iemands werk dat hij erop gebouwd heeft blijft, zal hij een beloning ontvangen; indien iemands werk verbrandt, zal hij verlies lijden, maar hijzelf zal gered worden; doch indien dit zo is, [zal het zijn] als door vuur heen’(1 Korintiërs 3: 12-15).

De illustratie van de geïnspireerde apostel harmonieert volledig met Ezechiëls profetie. Het is dus duidelijk dat alle christenen die leven in de periode van de inspectie van Christus ‘vloeibaar’ gemaakt zullen worden in de hoogoven van Gods verhitte woede. In beide illustraties blijven alleen de edelmetalen over nadat het vurige oordeel is voltrokken. Ongetwijfeld zal het door het Wachttorengenootschap zo gekoesterde dogma van 1914 worden verbrand als louter hooi en stro tijdens de dag van het vuur.

Natuurlijk zal geen enkele Jehovah’s Getuige zo onredelijk zijn om te beweren dat de dag van het vuur reeds heeft plaatsgevonden! In werkelijkheid is er niets uit de christelijke geschiedenis wat het patroon van deze profetieën vervuld zou kunnen hebben. Redelijkerwijs moet worden geconcludeerd dat de vurige verwoesting en het daaropvolgende herstel van het antitypische Jeruzalem nog niet hebben plaatsgevonden. Zonder twijfel zal het walgelijke ding dat verwoesting zal veroorzaken bijdragen aan de uitvoering van de moderne parallel.

Als we teruggaan naar de profetie van Maleachi, laten we dan de retorische vraag van de profeet in overweging nemen: ‘“Doch wie zal de dag van zijn komst verdragen, en wie zal standhouden wanneer hij verschijnt?”’ Jezus herhaalde die woorden bij twee gelegenheden waarbij hij sprak over de beproevingen in verband met zijn tweede komst. Zo waarschuwde hij zijn discipelen over de ernst van de komende verdrukking. Jezus zei hierover in Lukas 21:35-36: ‘Want hij zal komen over allen die op de gehele aardoppervlakte wonen. Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat GIJ erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden, en te staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen.

Zelfs het Wachttorengenootschap leert niet dat de grote verdrukking zoals Christus had voorspeld al ‘op de gehele aardoppervlakte’ heeft plaatsgevonden. Met deze constatering in ogenschouw valt nog te bezien wie erin zal volharden om getrouw te blijven ‘staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen’. Maar waarom is het dan zo dat het Wachttorengenootschap er aan de andere kant over pocht dat de profetie van Maleachi lang geleden werd vervuld, toen een paar duizend Bible Students in 1918 zogenaamd voor de gerechtelijke zetel van Christus gestaan zouden moeten hebben?

Bovendien stelde Jezus in Lukas 18:8 een soortgelijke vraag als ook terug te vinden is in Maleachi, toen hij vroeg: ‘Maar wanneer de Zoon des mensen gekomen is, zal hij dan werkelijk het geloof op aarde vinden?’

De gepresenteerde informatie in de editie van Jehovah Zelf is Koning Geworden uit 2010 diende als weerlegging van de bewering van het Wachttorengenootschap dat de getrouwe en beleidvolle slaaf in 1919 werd benoemd over de bezittingen van de meester. Echter is deze lering van het Wachttorengenootschap vanaf 2013 komen te vervallen en leren zij nu dat de benoeming ergens in de toekomst zal plaatsvinden. Nu dit het geval is, zal de informatie die oorspronkelijk is gepubliceerd onder het subkopje ‘Wie is de getrouwe en beleidvolle slaaf?’ uit deze uitgave verwijderd zijn.