Dagtekst donderdag 9 juli
Ik zal je sterken, ik zal je zeker helpen. — Jes. 41:10.
Jesaja had al omschreven hoe Jehovah zijn volk zou sterken: ‘Jehovah zal komen met kracht, zijn arm zal voor hem heersen’ (Jes. 40:10). De Bijbel gebruikt het woord arm vaak als symbool van macht. De uitspraak dat Jehovah’s ‘arm zal heersen’, herinnert ons er dus aan dat Jehovah een machtige Koning is. In het verleden gebruikte hij zijn onoverwinnelijke kracht om zijn aanbidders te sterken en te verdedigen, en ook in deze tijd steunt en beschermt hij degenen die op hem vertrouwen (Deut. 1:30, 31; Jes. 43:10, vtn.). Vooral als vijanden ons vervolgen, houdt Jehovah zich aan zijn belofte ‘ik zal je sterken’. In sommige delen van de wereld doen onze vijanden alle mogelijke moeite om onze prediking te stoppen of onze organisatie te verbieden. Toch maken we ons niet al te veel zorgen over zulke aanvallen. Jehovah heeft ons een garantie gegeven die ons kracht en vertrouwen geeft. Hij belooft: ‘Geen enkel wapen dat tegen je gesmeed wordt, zal succes hebben’ (Jes. 54:17). w19.01 5, 6 ˚12, 13
Het 40ste hoofdstuk van Jesaja geeft het begin van een langlopende monoloog weer die Jehovah op een bepaald moment in de toekomst met zijn volk zal hebben. Maar zoals bij de meeste profetieën het geval is, speelt ook dit tafereel zich af in de oudheid. Ogenschijnlijk spreekt God tot de gevangen Joden in Babylon die door God werden teruggekocht en vrijgelaten. In de grotere vervulling van deze profetie worden deze goddelijke woorden gericht aan christenen tijdens de verdrukking.
Laten we eerst eens een blik werpen op de toepassing van Jesaja 54:17 door het Wachttorengenootschap. In dezelfde context van vers 15 staat er geschreven: “Als iemand je aanvalt, is dat niet op bevel van mij. Iedereen die je aanvalt, zal ten val komen. […] Geen enkel wapen dat tegen je gesmeed wordt, zal succes hebben en elke tong die jou voor het gerecht daagt, zul je veroordelen.”
Jesaja was een van de eerste profetische boeken die werd geschreven. De profeet werd oud genoeg om getuige te zijn van de historische gebeurtenis waarbij het noordelijke tienstammenrijk door de Assyriërs werd vernietigd. Koning Sennacherib was voornemens om Jeruzalem ook te verwoesten en hij was feitelijk al begonnen met het belegeren van de steden in Juda, maar God kwam tussenbeide door een engel te sturen die het hele Assyrische leger had gedood terwijl ze lagen te slapen.
Vervolgens gebeurde het dat zo’n 150 jaar later de Babylonische hordes Jeruzalem belegerden. De profeet Jeremia waarschuwde de Joden nog om niet blindelings te vertrouwen op misleidende woorden die klonken als ‘de tempel van Jehovah, de tempel van Jehovah’ (Jeremia 7:4) – alsof de tempel een soort van beschermende geluks-talisman was.
Misschien citeerden de Joodse priesters zelfs wel Jesaja’s profetie om de Joden ervan te verzekeren dat Jehovah het niet zou toestaan dat een eventuele aanval op hen succes zou hebben. Ze realiseerden zich echter niet dat Jehovah God de aanvallers sancties had opgelegd waardoor het absoluut onmogelijk zou zijn dat ze Jeruzalem zouden kunnen vernietigen.
Dit is wat Jehovah aan Jeremia opdroeg om tegen de laatste koning van Juda te zeggen: “De oorlogswapens die in jullie eigen handen zijn en waarmee jullie strijden tegen de koning van Babylon en tegen de Chaldeeën, die jullie buiten de muur belegeren, zal ik tegen jullie keren. En ik zal ze in het midden van deze stad verzamelen. Ikzelf zal tegen jullie strijden met een uitgestrekte hand en met een sterke arm, met boosheid, met woede en met grote verontwaardiging. Ik zal de inwoners van deze stad treffen, zowel mens als dier. Door een ernstige epidemie zullen ze sterven.” (Jeremia 21: 4-6)
Zelfs nog nadat de Joden uit Babylon waren teruggekeerd en ze de stad van Jehovah en zijn tempel hadden herbouwd, werd die stad alsnog door de Romeinen verwoest. Hieruit blijkt duidelijk dat vijandelijke wapens ook bij die gelegenheid succesvol tegen hen waren.
Het Besturende Lichaam realiseert zich terdege dat veel van Jesaja’s profetie te maken heeft met de Tweede Komst van Christus en met de volledige vervulling van Gods voornemens in verband met “Israël”. Net zoals bij de meeste andere profetieën onderwijzen de zieners van Bethel dat Jesaja al lang geleden vervuld is. Volgens de meest recente aangepaste interpretatie van het Wachttorengenootschap zouden christenen in de 4de eeuw onder geestelijke gevangenschap van Babylon de Grote zijn gekomen, en zouden de Bijbelonderzoekers in 1919 zijn bevrijd uit deze gevangenschap.
Er bestaat echter een probleem ten aanzien van die interpretatie. Volgens alle verslagen vormde de vernietiging van Jeruzalem en de gevangenschap van de Joden onder Babylon een uitdrukking van Gods woede die relatief kort duurde. In precies hetzelfde 54ste hoofdstuk van Jesaja staat er in vers 7 en 8: “Korte tijd heb ik je verlaten, maar met grote barmhartigheid zal ik je terugbrengen. In een stortvloed van woede heb ik mijn gezicht een moment verborgen, maar met eeuwige loyale liefde zal ik barmhartig voor je zijn’, zegt Jehovah, je Terugkoper.“
De geleidelijke ontwikkeling van de christenheid nadat het christendom werd aangenomen als de staatsgodsdienst van Rome was zeker geen uiting van Jehovah’s verontwaardiging. En daarnaast, volgens welke rekenmethode om de tijd te kunnen bepalen, zouden we de 16 eeuwen vanaf Constantijn tot aan Rutherford kunnen classificeren als “een korte tijd“?
Voor wat betreft Gods verzekering dat geen enkel gesmeed wapen enig succes zal hebben, hoeven we alleen maar te kijken naar de situatie van Jehovah’s Getuigen in Rusland. Het is lachwekkend – eigenlijk beschamend – dat het Besturende Lichaam zulke opschepperige woorden blijft uiten. Rusland heeft de Wachttoren-organisatie aldaar volledig geplunderd. Alle koninkrijkszalen zijn daar gesloten. Het bijkantoor in Sint-Petersburg is door de staat in beslag genomen. Verder is het illegaal geworden voor Jehovah’s Getuigen om daar nog langer te prediken of om samen te komen. Vele Jehovah’s Getuigen worden daar naar de gevangenis gestuurd en ook velen van hen zoeken asiel in de omringende buurlanden. Rusland heeft zelfs de toegang tot jw.org geblokkeerd voor internetgebruikers. Dat het Wachttorengenootschap vervolgens nog steeds blijft opscheppen dat geen enkele aanval op hen succesvol zal zijn, is een teken dat zij verblijven onder een bedrieglijke invloed. De realiteit laat een heel ander beeld zien.
We moeten de plundering van Jehovah’s Getuigen in Rusland beschouwen als een voorteken van de dingen die op wereldwijde schaal zullen gaan plaatsvinden. Helaas blijkt dat het Besturende Lichaam het weigert om dit feit ter harte te nemen, net zoals Jehovah al lang geleden heeft voorzegd: “Wie heeft Jakob overgegeven aan rovers en Israël aan plunderaars? Is het niet Jehovah, degene tegen wie wij gezondigd hebben? Ze weigerden zijn wegen te volgen en gehoorzaamden zijn wet niet. Daarom bleef Hij woede over hen uitstorten, zijn razernij en oorlogsgeweld. Het verteerde alles om ze heen maar ze trokken zich er niets van aan. Het laaide tegen ze op maar ze deden er niets mee.” (Jesaja 42: 24-25)