“Wat de rups overliet, heeft de sprinkhaan opgegeten; en wat de sprinkhaan overliet, heeft de kruipende, ongevleugelde sprinkhaan opgegeten; en wat de kruipende, ongevleugelde sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kakkerlak opgegeten.”

Joël 1:4-

Als een verwoestende sprinkhanenplaag die over de aarde vernietiging zal zaaienZwermen insecten kunnen een van de meest verwoestende natuurlijke krachten op aarde zijn. Een vliegend leger van sprinkhanen kan zo dik zijn als een onweerswolk, de hemel verduisterend wanneer zij neerdalen op een rijp veld, om deze in een tijdsbestek van enkele minuten te reduceren tot louter stoppels in de aarde. In de oudheid, en zelfs vandaag de dag, vormt de sprinkhanenplaag het meest gevreesde natuurlijke fenomeen van iedere boer.

Het Bijbelboek Joël verstrekt niet alleen een voorbode met betrekking tot een sprinkhanenplaag, maar ook ten aanzien van een woeste aanval door een reeks aan hinderlijk ongedierte, waaronder de vraatzuchtige kruipende rups, de ongevleugelde sprinkhaan en de walgelijke kakkerlak. Wat echter nog verontrustender is, is dat dit geen gewone zwermende insecten zijn, maar dat ze een representatie vormen van een machtig contingent van krijgers die qua wreedheid lijken op leeuwen. De profetie van Joël voorzegt dat deze onweerstaanbare militaire macht zich over de wereld zal verplaatsen en verwoesting zal brengen over de gehele aarde! Dit is dus geen gewone insectenplaag!

Deze gruwelijke, niet te stoppen insectenachtige aanval is een voorloper van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah en initieert het begin van de dag des oordeels voor het huis van God. Wat houdt dan de betekenis in van deze eigenaardige insectenplaag? Maar in de eerste plaats: wat geloven Jehovah’s Getuigen precies met betrekking tot wat de sprinkhanen uit Joël vertegenwoordigen?

Al in de jaren 1930 leerde het Wachttorengenootschap dat de plagerige aanvallers uit Joël de Jehovah’s Getuigen vertegenwoordigen. Zelfs zo recent als 15 juli 2008 schreef de Wachttoren de volgende verklaring:

‘De profeet Joël vergeleek de prediking van gezalfde christenen met een verwoestende insectenplaag, onder andere van sprinkhanen. Deze sprinkhanen bewogen zich voort als een leger. Ze klommen over obstakels, gingen huizen binnen en verslonden alles wat op hun pad kwam. Wat een levendige beschrijving van de vasthoudendheid en de grondigheid waarmee Gods volk in deze tijd het getuigeniswerk verricht!’

Er wordt verondersteld dat Jehovah’s Getuigen in de profetie worden afgebeeld als een oprukkend leger van sprinkhanen omdat zij niet te stoppen bleken te zijn geweest ten aanzien van hun activiteiten met betrekking tot het verwoesten van de ‘vruchtbare akkers’ die door de christenheid worden geëxploiteerd.

Het is waar dat veel van de mensen die Jehovah’s Getuigen in ‘het veld’ zijn tegengekomen hen slechts bezien als niets anders dan irritant ongedierte, maar kan er realistisch gezien ook worden gesteld dat de christenheid is verwoest als gevolg van de prediking door Jehovah’s Getuigen?

In het licht van het feit dat de christenheid vandaag de dag nog net zo levensvatbaar (zo niet meer) is als decennia geleden gedurende de periode toen Judge Rutherford de geestelijkheid hoonde en tot woede aanzette door zijn scherpe beschuldigingen aan hun adres, is het op basis van de werkelijkheid gewoon niet realistisch om vast te stellen dat de prediking door Jehovah’s Getuigen er op de een of andere manier toe heeft geleid dat het geestelijke landschap van de christenheid is gereduceerd tot kale onvruchtbare grond. Welk individu dat niet onder invloed staat van het Wachttorengenootschap zou zo’n onzinnige stelling geloven?

Zelfs zonder een diepgaande studie zou iedere lezer duidelijk de indruk moeten krijgen dat het hier in de profetie van Joël gaat om een voorspelling ten aanzien van een visitatie van een unieke en weerzinwekkende catastrofe over deze wereld, en in het bijzonder hoe deze catastrofe van invloed zal zijn op hen die door Jehovah worden aangemerkt als zijn volk.

Geformuleerd als in de raadselachtige taal van een orakel geeft het boek van Joël duidelijk weer dat de symbolische invasie van insecten een ramp zal betekenen voor Jehovah’s volk. Dat is de reden waarom Jehovah er ook naar verwijst als ‘mijn land, mijn wijnstok, mijn vijgenboom’ waar hij verklaart in Joël 1:6-7: ‘Want er is een natie die is opgekomen over mijn land, machtig en zonder tal. Haar tanden zijn leeuwentanden en ze heeft de kaken van een leeuw. Ze heeft mijn wijnstok tot een voorwerp van ontzetting gemaakt en mijn vijgenboom tot een stomp. Ze heeft hem beslist ontschorst en weggeworpen. De ranken ervan zijn wit geworden.’

Zonder enige discussie kan worden gesteld dat het object dat zal worden verwoest Gods eigendom betreft.

In Joël 1:13-14 richt God zich tot de leidende oudere mannen en priesters die Hij toespreekt aan het altaar in het huis van Jehovah waar zij dienst verrichten, zeggende: ‘Omgordt U en slaat U op de borst, GIJ priesters. Jammert, GIJ dienaren van het altaar. Komt binnen, brengt de nacht in een zak door, GIJ dienaren van mijn God; want aan het huis van UW God zijn graanoffer en drankoffer onthouden. Heiligt een vastentijd. Roept een plechtige vergadering bijeen. Vergadert de oudere mannen, alle bewoners van het land, tot het huis van Jehovah, UW God, en roept luid tot Jehovah om hulp.’

Ter aanvulling op de tentoonstelling van Rutherfords dwaasheid werd het volgende commentaar op de bovenstaande verzen in de Wachttoren van 1 mei 1998 opgeschreven:

‘Vandaag de dag is de geestelijkheid van de christenheid in de veronderstelling dat hun door God de autoriteit is gegeven om heilige dienst te verrichten aan Gods altaar, waarbij zij claimen dat zij behoren tot Zijn dienaren en Zijn “priesters”. Echter, wat gebeurt er, nu dat Gods hedendaagse sprinkhanen in beweging zijn gekomen? Zodra de “priesters” van de christenheid Jehovah’s volk in actie zien komen en hun aankondiging zullen horen ten aanzien van Gods laatste oordeel, zullen zij vervallen tot woeste razernij. Zij zullen zich op de borst slaan uit ergernis en woede ten aanzien van het verwoestende effect van de Koninkrijksboodschap. En zij zullen wenen wanneer hun kudden van hen zullen wegglippen. Wanneer hun weilanden leeggehaald zijn zullen zij de nacht in een zak doorbrengen, rouwend over hun verlies aan inkomsten. Weldra zullen zij ook hun werk verliezen! In feite draagt God hun op om de gehele nacht te rouwen omdat hun einde nabij is.’

Echter geeft de profetie van Joël niet aan dat deze priesters en dienaren slechts beweren dat zij de priesters en dienaren van Jehovah zijn. Joël profeteert vanuit het standpunt dat deze mannen daadwerkelijk de authentieke priesters zijn die dienstdoen in ‘het huis van Jehovah, uw God’. Dat is ook de reden waarom de profeet naar hen verwijst al zijnde ‘GIJ dienaren van mijn God’. Als wij echter de verdraaide manier van redeneren volgen die het Wachttorengenootschap leert, dan lijkt het erop alsof Jehovah zich in deze profetie richt tot de geestelijkheid van de christenheid, waarbij zij Jehovah smeken om verlichting met betrekking tot de prediking door Jehovah’s Getuigen.

Misschien is wel de meest opvallende absurditeit uit het commentaar van het Wachttorengenootschap op Joël het feit dat God belooft om compensatie te bieden ten aanzien van de schade welke door de indringers is veroorzaakt. In Joël 2:25 staat: ‘En ik wil U de jaren vergoeden die de sprinkhaan, de kruipende, ongevleugelde sprinkhaan en de kakkerlak en de rups hebben opgegeten, mijn grote krijgsmacht die ik onder U heb gezonden.’ Vanwege het feit dat Jehovah zal ingrijpen tijdens de crisis en vanwege het feit dat Hij de schade ongedaan zal maken welke is veroorzaakt door het verslindende leger, zou dit toch duidelijk genoeg moeten aantonen dat de invasie van indringers de vijanden van God en zijn volk symboliseren en dus niet een leger van vreedzame dienaren.

Het boek Maleachi bevat een soortgelijke boodschap van Jehovah: een profetie die bedoeld is om zijn volk tot berouw op te roepen gedurende de tijd van het oordeel. Interessant is dat Jehovah in Maleachi 3:11 zegt: ‘En ik wil voor U de verslinder bestraffen, en die zal U de vrucht van de bodem niet verderven…

De voetnoot in de Studiebijbel geeft aan dat de ‘verslinder’ letterlijk betekent: ‘de eter’ in relatie tot een insect. Maleachi’s profetie harmonieert met het feit dat Gods dienaren in Joël niet degenen zijn die het verslindende werk zullen doen; in plaats daarvan worden zij juist het slachtoffer van de woeste verslinders!

‘ONTWAAKT GIJ DRONKAARDS, EN WEENT; EN JAMMERT’

Het meest zorgwekkende aspect met betrekking tot de interpretatie van het Wachttorengenootschap ten aanzien van Joël is dat de organisatie zich al meer dan 80 jaar vastklampt aan deze onzinnige zienswijze! Wat kan, ondanks alle Bijbelstudies en ondanks al het diepgaande onderzoek dat Jehovah’s Getuigen in de loop der jaren hebben gedaan, de verklaring zijn voor het gebrek aan inzicht ten aanzien van deze essentiële profetische materie? De eerste verzen uit dezelfde profetie van Joël werpen enig licht op deze vraag: ‘Ontwaakt, GIJ dronkaards, en weent; en jammert, al GIJ wijndrinkers, vanwege de zoete wijn, want hij is van UW mond afgesneden.

Elders in de profetie omschrijft Jehovah zijn vooraanstaande mannen – de priesters en profeten – als dronkaards. Nee, het is niet zo dat zij zich schuldig maken aan overmatig drankgebruik door wijn of sterkedrank – zij zijn geestelijk dronken. Op welke manier dan?

Bijbelkennis kan een bedwelmend effect hebben op een individu. De apostel Paulus veroordeelde ‘overmoedigheid als gelijk aan pochen’ vanwege het feit dat sommige van de Korinthische christenen zich hieraan schuldig maakten. Hij waarschuwde er ook voor dat het verwerven van kennis ertoe kan leiden dat men bedwelmd kan raken door een gevoel van eigendunk.

Het is net als een dronken persoon die niet beschikt over het vermogen om helder te redeneren en zich vaak niet eens bewust is van zijn eigen beperking, wat tevens vaak resulteert in rampzalige gevolgen. Dit zal ook het geval blijken te zijn met betrekking tot de leiding van Gods organisatie op het moment van haar inspectie.

Vanwege hun ongerechtvaardigde vertrouwen in de bestendigheid en rechtvaardigheid van de organisatie en tevens door hun eigen positie binnen deze organisatie ontbreekt het hun aan onderscheidingsvermogen ten aanzien van Gods oordeel. Het eerder geciteerde commentaar op Joël in de Wachttoren zegt over deze dronkaards:

‘Ja, er werd tegen de geestelijke dronkaards van Juda gezegd dat zij moesten ontwaken om weer nuchter te worden. Echter moet men niet denken dat dit alleen van toepassing is op vervlogen tijden uit de geschiedenis. Op dit moment, voor de grote dag van Jehovah, zijn de geestelijken uit de christenheid figuurlijk gesproken zo dronken door de zoete wijn dat zij zich nauwelijks bewust zijn van deze dagvaarding van de Allerhoogste. Hoe verbaasd zullen zij zijn wanneer ze zullen ontwaken uit hun spirituele roes vanwege de grote en vreesinboezemende dag van Jehovah!’

In werkelijkheid is de veroordeling van de heidense christenheid meer van toepassing op het Wachttorengenootschap zelf. Hun absurde interpretatie ten aanzien van Joël is het bewijs dat zij zijn bedwelmd door hun eigen inzichten – zich niet bewust zijnde van de snel naderende dag waarop Jehovah ook hen zal oordelen! Inderdaad, ‘hoe verbaasd zullen zij zijn wanneer zij zullen ontwaken uit hun spirituele roes wegens het aanbreken van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah’!

Net als vele profetieën in de Bijbel is de uitspraak van Joël te vergelijken met een bericht in een tijdcapsule. Het is bedoeld om te dienen als een wake-up call voor de dienaren van Jehovah, welke op een cruciaal tijdstip tot leven zal komen, tijdens een onverwachte wereldwijde calamiteit. Het zal een laatste oproep zijn tot geestelijke ontnuchtering en oprecht berouw van een barmhartige en genadige God.

Vandaar dat we in Joël 2:12-13 ook de volgende woorden lezen: ‘“En ook nu,” is de uitspraak van Jehovah, “keert tot mij terug met heel UW hart en met vasten en met geween en met geweeklaag. En scheurt UW hart en niet UW kleren; en keert terug tot Jehovah, UW God, want hij is goedgunstig en barmhartig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid, en hij zal stellig spijt gevoelen wegens de rampspoed.”’

Het is overduidelijk dat God een hartstochtelijk pleidooi voert, gericht tot hen die Hij erkent als zij die Hem in het verleden op acceptabele wijze dienden, maar die zich om wat voor reden dan ook van hun God hebben vervreemd. Het blijkt duidelijk dat dit de reden is waarom God zijn volk smeekt om ‘terug te keren tot Jehovah, uw God’.

Tevens verwijst de profetie naar de ‘dienaren van Jehovah’ en de natie die onder vuur ligt als een ‘erfdeel van Jehovah’. Joël 2:17 luidt bijvoorbeeld: ‘Dat tussen de voorhal en het altaar de priesters, de dienaren van Jehovah, wenen en zeggen: “Gevoel toch deernis, o Jehovah, met uw volk, en maak uw erfdeel niet tot een smaad, zodat natiën over hen heersen. Waarom zou men onder de volken zeggen: “Waar is hun God?” En Jehovah zal voor zijn land ijveren en zal zijn volk mededogen betonen.

Wat zullen de omstandigheden zijn waarin ‘Jehovah voor zijn land zal ijveren en zijn volk mededogen zal betonen’? De omstandigheden die God ertoe zullen bewegen om in te grijpen ten gunste van zijn volk zullen het directe gevolg zijn van de erbarmelijke toestand waarin Gods volk zal worden gestort als gevolg van de invasie van de grote militaire macht, wanneer de natiën over hen zullen heersen. Volgens de geschriften van Paulus is het huis van God de organisatie die bestaat uit gezalfde christenen. De rouwende priesters in de profetie van Joël, die de ‘dienaren van Jehovah’ worden genoemd, moeten daarom ook de individuele leden voorstellen die tot deze groep gezalfden behoren, die een roeping hebben ontvangen om priesters te mogen worden. Net zoals de letterlijke priesters in de tempel ook regelmatig graan- en drankoffers aan God brachten, zo symboliseert de Bijbel ook de geestelijke offers van gezalfde christenen als zijnde priesterlijke offers in het heiligdom van God.

Joel harmonieert met de profetie van Daniël, die een wreed ogende koning uitbeeldt die Gods geestelijke heiligdom zal vertreden en ervoor zal zorgen dat het ‘bestendige kenmerk’ van offergave voor een bepaalde periode zal worden gestaakt. Dus in harmonie met zowel Jesaja als Daniël, en daarnaast nog tal van andere profetieën, voorzegt de profetie van Joël hoe de gemeente van Christus gedurende een bepaalde periode gebukt zal moeten gaan onder het juk van een ongekende rampzalige calamiteit.

‘DIENAREN VAN JEHOVAH HEBBEN GETREURD’

Het is dus het geestelijke offer binnen het huis van God dat als het ware zal worden opgegeten vanwege de invasie van insecten. Joël 1:9-10 luidt: ‘Graanoffer en drankoffer zijn afgesneden van het huis van Jehovah; de priesters, de dienaren van Jehovah, hebben getreurd. Het veld is gewelddadig geplunderd, de grond is gaan treuren; want het koren is gewelddadig geplunderd, de nieuwe wijn is verdroogd, de olie is verkwijnd.

Vers 11 gaat verder door te zeggen: ‘Landbouwers hebben zich beschaamd gevoeld; wijngaardeniers hebben gejammerd, vanwege de tarwe en vanwege de gerst; want de oogst van het veld is vergaan.’ Wie zouden deze ‘landbouwers’ en ‘wijngaardeniers’ kunnen symboliseren? Ook Jesaja 61:5 verwijst naar de landbouwers en wijngaardeniers in verband met de herstelde gezalfde priesters van Jehovah en noemt hen vreemden en buitenlanders in relatie tot het geestelijke Israël. Het moet dus zo zijn dat in relatie tot de priesters van het altaar de landbouwers en wijngaardeniers de ongezalfde ‘andere schapen’ symboliseren, die dienstdoen als verkondigers en pioniers op het symbolische oogstveld.

Om dus volledig de betekenis van de profetie van Joël te kunnen begrijpen moet de lezer zich bewust zijn van het belang van het Wachttorengenootschap in het leven van Jehovah’s Getuigen. Onder alle Getuigen wordt onomstotelijk aangenomen dat het Wachttorengenootschap hen een betrouwbare profetische schets heeft verstrekt ten aanzien van de aankomende gebeurtenissen in de nabije toekomst. Het is voor de meesten van hen gewoonweg onbestaanbaar dat er ook maar een geringe kans bestaat dat de toekomst zich op een significant andere wijze zal ontvouwen dan welke werd voorzien door de zieners uit de organisatie. De algemene opvatting onder Jehovah’s Getuigen luidt onder andere dat het Wachttorengenootschap altijd zal blijven dienen als een onuitputtelijk baken van geestelijk licht dat zal blijven branden tot de tijd van het einde. Het eerder geciteerde Wachttoren-artikel met betrekking tot Joël versterkt deze veronderstelling dat Jehovah’s Getuigen zijn voorbestemd om te wandelen richting een steeds grotere glorie en heerlijkheid, door te zeggen:

‘Gods leger van sprinkhanen zal zijn werkzaamheden niet staken totdat de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah zal uitbreken. Het bestaan ​​van dit niet te stoppen sprinkhanenleger vormt het opmerkelijke bewijs dat Jehovah’s dag nabij is. Bent u ook niet verrukt wegens het feit dat u God, naast Gods gezalfde sprinkhanen en hun metgezellen mag dienen gedurende de periode zo kort voor de beslissende aanval voorafgaand aan Jehovah’s grote en vrees inboezemende dag?’

Ter ondersteuning van deze aanname wordt het feit opgeworpen dat het Wachttorengenootschap in het verleden vele stormen heeft doorstaan. Het is een feit dat het tijdschrift de Wachttoren sinds 1879 ononderbroken gepubliceerd is geweest. Het is gedurende die hele periode nog nooit voorgekomen dat er ook maar één uitgave niet is verschenen. Dat is op z’n minst opmerkelijk te noemen, rekening houdend met alle ontberingen die het Wachttorengenootschap heeft moeten doorstaan, vooral ten aanzien van de vele problemen die zijn veroorzaakt gedurende de Eerste Wereldoorlog, de interne onrust als gevolg van het plotselinge overlijden van de oprichter van het Wachttorengenootschap in 1916, en de onterechte opsluiting van de leidende bestuurders van het Wachttorengenootschap in 1918. De Wachttoren werd al die tijd aan één stuk door gedrukt, zelfs gedurende de schaarste van de Grote Depressie en gedurende de vervolging en het verbod op de literatuur van Jehovah’s Getuigen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Alle Jehovah’s Getuigen zijn in de situatie terechtgekomen waarbij zij afhankelijk zijn geworden van de literatuur van het Wachttorengenootschap als zijnde de ruggengraat van de openbare bediening, evenals het feit dat zij afhankelijk zijn geworden van de gemeenten die hen continu voorzien van instructies. Uiteraard bestaat er door hun eigen profetische vooruitzicht geen enkele voorzorgsmaatregel met betrekking tot een situatie waarbij de vele drukpersen in Bethel ooit stil zouden komen te liggen. Als deze situatie zich toch onverhoopt zou voordoen, zou dit zonder enige twijfel een ongekende ramp betekenen voor de organisatie.

Sprekend in de symboliek van een agrarische beschaving voorzegt Joël 1:15-17 dat gewelddadige plunderingen zullen zijn voorbestemd om over de gemeente van Christus te komen als gevolg van Gods aanklacht: ‘Ach de dag; want de dag van Jehovah is nabij, en als een gewelddadige plundering van de Almachtige zal hij komen! Is niet het voedsel zelf voor onze eigen ogen afgesneden, van het huis van onze God verheuging en blijdschap? Verdroogde vijgen zijn verschrompeld onder hun spaden. Voorraadschuren zijn verwoest. Graanschuren zijn omvergehaald, want het koren is verdord.’

Zoals de profetie van Joël niet een letterlijke invasie van sprinkhanen, rupsen en kakkerlakken voorzegt, doelt zij ook niet op het letterlijke voedsel dat ‘voor onze eigen ogen zal worden afgesneden’. Het is een beschrijving van de plundering van geestelijk voedsel! Dat blijkt overduidelijk uit het feit dat het afsnijden van het voedsel rechtstreeks in verband wordt gebracht met de verheuging en blijdschap die zullen worden afgesneden van ‘het huis van onze God’.

Geen wonder dus dat de profetie van Joël verdergaat door te zeggen: ‘O hoe heeft het huisdier gezucht! Hoe hebben de kudden runderen in verwarring rondgedoold! Want er is geen weide voor ze. Ook zijn het de kudden schapen geweest die schuld hebben moeten dragen.’

Hieruit blijkt duidelijk dat Joël niet voorzegt dat de letterlijke runderen en schapen in verwarring zullen raken als gevolg van de plundering van de Almachtige. Op veel plaatsen in de Schrift worden Gods bijeenvergaderde dienaren vergeleken met een kudde schapen of vee. Wat zou de oorzaak kunnen zijn van het feit dat Gods volk in verwarring zal ronddolen? Zoals Joël 1:16 voorzegt, zal dit komen doordat vanuit het huis van God het voedsel zal worden afgesneden – geestelijk voedsel welteverstaan.

Het Wachttorengenootschap voorspelt op veronachtzaamde wijze datgene wat Joël al lang geleden profeteerde ten aanzien van hetgeen wat Jehovah’s volk zou overkomen. Dit is wat de Wachttoren van 1 juni 1965 had te melden ten aanzien van henzelf als zijnde het essentiële communicatiemiddel van Jehovah:

‘Deze slaafklasse dient als het aardse communicatiemiddel voor Gods volk door hen te voorzien van een goed begrip ten aanzien van Jehovah’s doelstellingen waarbij zij hen voorzien van leiding bij de uitvoering van Zijn wil. Dankzij deze leiding worden zij verlicht en versterkt en zijn zij verenigd in hun aanbidding van de enige ware en levende God. Zonder dit communicatiemiddel zouden zij echter verstrooid en verloren zijn.’

In wezen voorzeggen de profeten precies datgene waarover de organisatie stelt dat dit slechts een hypothetische mogelijkheid betreft met betrekking tot individuele personen die zich ‘verstrooid en verloren’ zullen wanen indien zij ooit verstoken zullen worden van dit ‘communicatiemiddel’.

Indien het Wachttorengenootschap dient als het communicatiemiddel richting Gods gemeente, dan betekent het laatste vers van het eerste hoofdstuk van Joel niet veel goeds voor Jehovah’s communicatiekanaal: ‘Ook de dieren van het veld blijven naar u smachten, want de waterkanalen zijn opgedroogd, en het vuur zelf heeft de weidegronden van de wildernis verslonden.’

Hoewel de herziene uitgave van de Nieuwe-Wereldvertaling het woord ‘stromen’ gebruikt in plaats van ‘waterkanalen’, blijft de betekenis echter hetzelfde. Er kan in alle redelijkheid geen enkele andere conclusie worden getrokken behalve dat de profetie van Joël de volledige ineenstorting van het huis van God voorspelt.

Dit betekent dat het Wachttorengenootschap is voorbestemd om verwoest te worden!

Specifiek met betrekking tot de nabije toekomst zal de massale drukoperatie vanuit Bethel een halt worden toegeroepen.

Haar financiële middelen zullen in beslag worden genomen. De functie van het Wachttorengenootschap als zijnde de bron van de waterstroom van de waarheid zal worden gereduceerd tot een klein druppelend bronnetje. Het geestelijk voedsel dat ooit zo overvloedig aanwezig was, zal worden als sappige vijgen die verdroogd en verschrompeld zijn onder hun spaden!

De vele drukkerijfaciliteiten die momenteel door het Wachttorengenootschap worden gebruikt, zullen worden als verlaten pakhuizen. De duizenden koninkrijkszalen over de gehele wereld zullen als verwaarloosde graanschuren worden die zullen vervallen wegens het feit dat zij niet meer worden gebruikt!

Jehovah’s Getuigen zullen, net zoals gedomesticeerd vee dat voor voedsel afhankelijk is van hun menselijke eigenaar, van hun geestelijke weidegronden vervreemd raken en versuft en verward ronddolen vanwege de onverwachte wending die op hun pad is gekomen!

De kudden met schapen van Christus zullen het slachtoffer worden als gevolg van de straf die zal volgen naar aanleiding van het gebrek aan inzicht van het Genootschap ten aanzien van de vitale profetieën die deze catastrofe lang geleden hadden voorspeld, wat binnenkort zal leiden tot de complete verwoesting van datgene wat bekendstaat als Jehovah’s zichtbare organisatie.

De ineenstorting van de Wachttoren-organisatie zal voor Jehovah’s Getuigen het einde betekenen van een periode van openbare bediening in haar huidige en bekende vorm. Dat komt doordat het wereldwijde predikingswerk van Jehovah’s Getuigen volledig afhankelijk is van de constante sturing van het Wachttorengenootschap en zijn periodieke publicaties.

Tragisch genoeg zullen de vele huishoudens die op dat moment afhankelijk zijn van het studiemateriaal en de continue bezoeken van Jehovah’s Getuigen, evenals die ontelbare miljoenen die nog niet benaderd zijn, als verloren worden beschouwd, waarnaar de profetie verwijst als: ‘De oogst van het veld is vergaan.

‘DE ZON EN DE MAAN ZELF ZIJN VERDUISTERD GEWORDEN’

Door de profetische Geschriften heen verspreid is tal van apocalyptische symboliek te vinden die duidt op angstaanjagende hemelse en aardse fenomenen. Joël is hierop geen uitzondering. Op drie verschillende plaatsen in Joël voorspelt de profeet indrukwekkende voortekenen ten aanzien van een hemels fenomeen dat in verband wordt gebracht met de dag waarop de sprinkhanen in de aanval zullen gaan.

Tijdens de aanval door dit verslindende leger voorspelt de profeet dat de hemelen zullen schudden. Joël 2:10 zegt: ‘Voor hen uit is het land in beroering geraakt, de hemel heeft geschud. De zon en de maan zelf zijn verduisterd geworden en zelfs de sterren hebben hun glans ingetrokken.

In Joël 2:30-31 staat ook: ‘En ik wil wondertekenen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. De zon zelf zal in duisternis worden veranderd en de maan in bloed, vóór de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah.

Joël 3:15-16 zegt op eenzelfde wijze: ‘De zon en de maan zelf zullen stellig verduisterd worden en zelfs de sterren zullen werkelijk hun glans intrekken. En uit Si̱on zal Jehovah zelf brullen, en uit Jeru̱zalem zal hij zijn stem laten weerklinken. En hemel en aarde zullen stellig schudden…

Het feit dat de passages uit Joël gebruikmaken van soortgelijke apocalyptische bewoordingen als die Jezus gebruikte bij zijn toelichting ten aanzien van het teken van het einde, geeft dan ook aan dat de profetie van Joël dan ook vervuld zal worden, gelijktijdig met een ongekende oorlog – zonder enige twijfel in relatie tot het angstaanjagende gebruik van door mensenhanden vervaardigd thermonucleair vuur verantwoordelijk voor het ontstaan van de gevreesde ‘rookzuilen’, beter bekend als de paddenstoelwolken. Er mag geen twijfel over bestaan dat zelfs de beperkte inzet van dergelijke gruwelijke wapens erin zal resulteren dat verwoestende schokgolven zich over de aardbol zullen verplaatsen, die de beschaving op haar grondvesten zullen doen schudden, of, zoals het in de profetie wordt geformuleerd: ‘Hemel en aarde zullen stellig schudden.’

De bovengelegen hemellichamen zullen plotseling overgaan in een eclips die symboliseert dat de huidige politieke regeringen en aanverwante instituties, welke in de veronderstelling waren dat zij permanent zouden blijven regeren, een plotselinge catastrofale omwenteling en ineenstorting zullen meemaken, met het gevolg dat zij niet meer overeind zullen blijven staan als zijnde de bakens van licht, hoop en veiligheid voor de mensheid. De val van het huidige samenstel zal van een dergelijke omvang zijn dat deze een reactie op aarde teweeg zal brengen alsof het licht van de daadwerkelijke sterren aan de hemel gedoofd zal worden. De moderne beschaving zal aan de rand worden gebracht van een angstaanjagende nieuwe duistere periode op de laatste zwarte bladzijde uit de geschiedenis van het oude samenstel van dingen.

De dag waarop de sprinkhanen zullen overgaan tot de aanval heeft blijkbaar te maken met de desintegratie en omverwerping van het huidige stelsel der natiën, waardoor het bestaande democratische systeem plaats zal moeten maken voor een wereldwijde, absolute, totalitaire, militaire dictatuur. Deze ontwikkeling zal samengaan met de kroning van Christus en de komst van zijn Koninkrijk, en dient als de basis waarbij de wereld onherroepelijk zal worden geconfronteerd met het vraagstuk ten aanzien van de universele soevereiniteit van Jehovah.

Om vast te kunnen stellen wat de ware interpretatie is ten aanzien van hetgeen dat wordt aangeduid met het insectenleger van Jehovah, is het nuttig om de parallellen te beschouwen die staan beschreven in het 13de hoofdstuk van Jesaja. Ter vergelijking: Joël 2:6 beschrijft het effect op deze wereld als gevolg van de militaire strijdmacht van Jehovah, waarin het volgende staat geschreven: ‘Wegens hen zullen volken van pijn ineenkrimpen. Wat alle gezichten betreft, ze zullen stellig een gloed van opwinding krijgen.’

In Jesaja 13:7-8 lezen we in vergelijkbare bewoordingen: ‘Daarom zullen zelfs alle handen verslappen, en zelfs het ganse hart van de sterfelijke mens zal versmelten. En de mensen zijn ontsteld geraakt. Ja, krampen en barensweeën grijpen hen aan; als een barende vrouw hebben zij weeën. Zij kijken elkaar verbaasd aan. Hun gezichten zijn vlammende gezichten.

Beide profetieën gebruiken exact dezelfde bewoordingen in relatie tot de beschrijving van deze gebeurtenis die gekoppeld wordt aan een verwoesting door de Almachtige. Terwijl het Wachttorengenootschap in de veronderstelling is dat de gewelddadige plundering welke in Joël wordt voorspeld het directe gevolg is van de bediening van Jehovah’s Getuigen, blijkt uit de beschrijving van Jesaja overduidelijk dat er met dit vernietigende middel iets heel anders wordt bedoeld.

Jesaja 13:3-5 is een registratie van Jehovah’s oorlogsverklaring, waar staat: ‘Ikzelf heb mijn geheiligden het bevel gegeven. Ook heb ik mijn sterke mannen geroepen tot het voltrekken van mijn toorn, mijn in hoge mate uitgelatenen. Luister! Een menigte op de bergen, iets als een talrijk volk! Luister! Het gedruis van koninkrijken, van vergaderde natiën! Jehovah der legerscharen monstert het oorlogsleger. Zij komen uit een ver land, van het uiteinde des hemels, Jehovah en de wapens van zijn openlijke veroordeling, om de gehele aarde te gronde te richten.

Het is ronduit interessant om op te merken dat Gods profetische woord de vergelijking maakt met sprinkhanen ten aanzien van zijn aloude imperiale legers. Als voorbeeld kunnen we in Jeremia 46:23 lezen wat er ten aanzien van de Chaldeeën wordt geschreven: ‘[…] want zij zijn talrijker geworden dan de sprinkhaan, en zij zijn zonder tal.

Op soortgelijke wijze zegt Nahum ten aanzien van de Assyriërs: ‘Zelfs daar zal vuur u verslinden. Een zwaard zal u afsnijden. Het zal u verslinden als de sprinkhanensoort. Maak u zo talrijk als de sprinkhanensoort; maak u zo talrijk als de sprinkhaan. Gij hebt uw handelaars meer vermenigvuldigd dan de sterren aan de hemel. Wat de sprinkhanensoort aangaat, ze stroopt werkelijk haar huid af; vervolgens vliegt ze weg. Uw wachters zijn als de sprinkhaan, en uw werfbeambten als de sprinkhanenzwerm.

Het blijkt dus overduidelijk dat de sprinkhanen uit Joël de moderne imperiale strijdkrachten vertegenwoordigen, die Jehovah voornemens is om in te zetten teneinde de verwoesting te bewerkstelligen van het uit natiestaten bestaande huidige samenstel van dingen, om zo te gaan oordelen over zijn eigen volk en de wereld.

‘DE NOORDERLING ZAL IK VER VAN U VERWIJDEREN’

Een andere interessante link tussen de profetieën is het feit dat Joël 2:20 naar Jehovah’s invasiemacht verwijst met de term ‘de noorderling’. In dit vers staat geschreven: ‘En de noorderling zal ik ver van U verwijderen, en ik zal hem werkelijk verdrijven naar een waterloos land en een verlaten woestenij, met zijn gezicht naar de oostelijke zee en zijn achtergedeelte naar de westelijke zee. En de stank van hem zal stellig opstijgen en de kwalijk riekende geur van hem zal blijven opstijgen; want Hij zal werkelijk iets groots verrichten in hetgeen Hij doet.

Het is opmerkelijk dat Jehovah de noorderling tot vluchten zal dwingen vanwege zijn intense liefde voor zijn volk. Dat is ook de reden waarom we in het 18de vers lezen: ‘En Jehovah zal voor zijn land ijveren en zal zijn volk mededogen betonen.

Wie wordt er precies bedoeld met ‘de noorderling’?

Zij die de profetieën grondig bestuderen zullen waarschijnlijk allen erkennen dat de belangrijkste profeten van God – te weten Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël – allen melding maken van een wraakzuchtige koning uit het symbolische noorden. Een rode draad welke verweven is met alle profetieën is dat Gods aangewezen tiran die de wereld zal verwoesten uit het noorden zal komen. Zo werd er bijvoorbeeld herhaaldelijk naar Nebukadnezar verwezen als iemand die uit het noorden kwam. Op vergelijkbare wijze wordt ook naar de profetische Gog van Magog verwezen als zijnde komende uit het meest afgezonderde deel van het noorden. En natuurlijk is er ook nog de koning van het noorden.

Net zoals de oude natiën van Assyrië en Babylon in de handen van de Almachtige werden gebruikt als bestraffingsmiddel, terwijl zij vanuit het noorden op verwoestende wijze de natie Israël en zijn omliggende natiën aan zich onderwierpen, zo zal er in onze huidige moderne tijd ook een ‘noorderling’ zijn die Jehovah zal loslaten op deze onoplettende wereld.

Volgens het Bijbelse principe dat er twee of drie getuigen nodig zijn tijdens elke juridische kwestie, hebben alle profeten van God exact dezelfde ontwikkeling voorspeld die zal plaatsvinden gedurende de tijd van het einde, namelijk dat Jehovah’s organisatie zal worden verwoest door een coalitie van natiën, waarover wordt geschreven dat zij zullen komen uit het noorden. Joël is in harmonie met de andere profeten ten aanzien van het voorspellen van het feit dat een ongeëvenaarde aanval van de symbolische noorderling ertoe zal leiden dat Gods heilige plaats zal worden verwoest.

In geval dat er enige twijfel over bestaat, bevestigt Joël 3:17 dat het Jehovah’s eigendom zal zijn waarover wordt geschreven dat dit ten prooi zal vallen aan de sprinkhanenaanval, en dus niet andersom. Er staat geschreven: ‘En gijlieden zult moeten weten dat ik Jehovah, UW God, ben, die verblijf houdt op Si̱on, mijn heilige berg. En Jeru̱zalem moet een heilige plaats worden; en wat vreemden betreft, zij zullen er niet meer doortrekken.

Net zoals de Here Jezus profeteerde dat het politieke walgelijke ding Gods heilige plaats voor een vastgestelde tijd zou vertreden, blijkt ook evident dat de militaire strijdkrachten van de noorderling worden aangeduid als ‘vreemden’ die de heiligheid van Gods geestelijke tempel zullen schenden gedurende een ongespecificeerd aantal jaren.

De zwerm insecten symboliseert de strijdkrachten van het laatste rijk, de achtste koning uit Openbaring, en zij zal dienen als Jehovah’s middel om de natiën te vermorzelen en om zijn eigen volk te tuchtigen.

Zodra de Israëlieten afdwaalden van de ware aanbidding, werden zij vaak bestookt, binnengevallen en zelfs bezet door de hen omringende natiën. God liet toe dat de Filistijnen, Moabieten, Edomieten en anderen Israël troffen om het zodoende tot inkeer te brengen. Het is een gemeenschappelijk terugkerend thema dat door de gehele Hebreeuwse geschriften terug te vinden is.

En de zes imperiale rijken die de voorlopers voorstellen van de moderne Anglo-Amerikaanse alliantie – te weten Egypte, Assyrië, Babylon, Perzië, Griekenland en Rome – hebben ieder op hun beurt over Israël en Juda geheerst. De Hebreeuwse profetieën en Openbaring geven aan dat het christelijke ‘Israël Gods’ ook is voorbestemd om hetzelfde lot te ondergaan alvorens het tot heerlijkheid zal worden gebracht.

Echter, op welke wijze zouden de huidige natiën gaan heersen over Jehovah’s ‘Jeruzalem’ gedurende de tijd van het einde?

Zoals algemeen bekend is, hebben in tijden van oorlog en onrust zelfs democratische naties die claimen waarde te hechten aan vrijheid Jehovah’s Getuigen vervolgd. Er bestaat geen noodzaak om nogmaals de goed gedocumenteerde wijze aan te tonen waarop het Wachttorengenootschap op legale wijze binnen de kaders van de lokale wetgeving het goede nieuws heeft weten te verspreiden. Het volstaat om te stellen dat de grondwettelijke garanties die inherent zijn aan de rechtsstelsels van westerse landen hebben gediend als een bescherming voor Jehovah’s Getuigen.

Zelfs Paulus deed een beroep op Caesar. Echter is de vraag die we onszelf moeten stellen: wat zou er gebeuren als de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid, de juridische mogelijkheden tot verweer en de overige gekoesterde vrijheden zullen komen te vervallen zodra de huidige Anglo-Amerikaanse wereldorde omver zal worden geworpen – wat dan?

Laat echter geen enkele Jehovah’s Getuige de suggestie bespotten dat Amerika is voorbestemd om omvergeworpen en vervangen te worden door een tirannieke wereldregering. Het is voorbestemd om zo te geschieden door middel van het woord van Jehovah. De profetie van Joël voorzegt dat de relatief vredige en veilige wereld waarin we nu leven simpelweg zal worden verslonden door Jehovah’s roofzuchtige plunderaars en met betrekking tot de vrijheden – welke momenteel verankerd liggen in verheven documenten zoals de Bill of Rights en de grondwet (Constitution) van de Verenigde Staten van Amerika – zullen vlam vatten en in rook opgaan.

Dezelfde instituties die op dit moment dienen als de fundamenten van de moderne beschaving zullen worden vernietigd. Op voortekenende wijze wordt in Joël 2:3 gezegd: ‘Vóór hen heeft een vuur verslonden, en achter hen verteert een vlam. Gelijk de tuin van E̱den is het land vóór hen; maar achter hen is een verlaten wildernis, en er is ook gebleken dat niets ervan ontkomt.

Wat is de betekenis van het feit dat er over de binnenvallende strijdkrachten wordt gezegd dat zij zich de stad in zullen haasten, rennend over muren, klimmend op huizen, iedere woning zullen binnengaan en als dieven door de open vensters naar binnen zullen komen? Het kan niet anders dan dat dit aanduidt dat er sprake zal zijn van een totalitaire politiestaat functionerend onder een staat van beleg, waarin particuliere woningen elektronisch kunnen worden bespioneerd of fysiek binnengevallen kunnen worden om eventuele bezittingen in beslag te nemen zonder enige vorm van bescherming of juridische mogelijkheden voor de bewoners ervan.

Het zou tevens goed kunnen symboliseren hoe de bewoners van de aarde, waaronder zelfs de rijken die in de veronderstelling leven dat hun rijkdommen veilig liggen verborgen achter een beschermende muur, onderwerp zullen worden van plundering. Bankrekeningen, obligaties, aandelen, lijfrenterekeningen, pensioenfondsen, evenals de papieren valuta’s der natiën zouden gedevalueerd kunnen worden tot op het punt dat zij waardeloos zullen worden door middel van hyperinflatie, of in beslag zullen worden genomen door andere vormen van verregaande financiële constructies.

Tijdens de periode wanneer werd gewerkt aan de definitieve uitgave van dit document, werd het bail-in-mechanisme in Europa ingevoerd. Dit mechanisme bestond al reeds in Amerika, beter bekend onder de naam Dodd-Frank Bill, waardoor het voor insolvente banken legaal wordt gemaakt om depositogelden in beslag te kunnen nemen. Op deze wijze heeft het Londense bankensyndicaat de rijkdommen van miljoenen mensen binnen handbereik weten te krijgen, waardoor de noodzaak tot een fysiek leger van plunderaars is komen te vervallen.

‘OVER MIJN VOLK BLEVEN ZIJ HET LOT WERPEN’

Uiteindelijk zullen Jehovah’s Getuigen in de nabije toekomst in Babylonische gevangenschap komen te vervallen. Dit komt doordat het religieuze systeem dat ook wel bekendstaat als Babylon de Grote in eerste instantie de ondergang van het huidige politieke en economische systeem zal overleven. En in plaats van dat de christenheid aan het begin van de grote verdrukking door de achtste koning zal worden vernietigd, zoals het Wachttorengenootschap op onverantwoorde wijze beweert, zullen Jehovah’s Getuigen zich bevinden in een situatie waarbij zij onder de voet gelopen zullen worden door de tirannieke laatste koning en zijn hoererende religieuze consorten tijdens de beginfase van de dag van Jehovah. De volgende Schriftplaats met betrekking tot Gods volk moet nog in vervulling gaan: ‘En over mijn volk bleven zij het lot werpen; en zij plachten het mannelijke kind voor een prostituee te geven, en het vrouwelijke kind verkochten zij voor wijn, opdat zij konden drinken’ (Joël 3:3).

Indien dit niet het geval zou zijn, laat dan de zieners van het Wachttorengenootschap op samenhangende wijze de betekenis van Joël 3:1-2 interpreteren, waar het volgende staat geschreven: ‘Want zie! in die dagen en in die tijd, wanneer ik de gevangenen van Ju̱da en Jeru̱zalem zal terugbrengen, wil ik ook alle natiën bijeenbrengen en hen doen afdalen naar de laagvlakte van Jo̱safat; en ik wil daar met hen in het gericht treden wegens mijn volk en mijn erfdeel I̱sraël, dat zij onder de natiën hebben verstrooid; en zij hebben mijn eigen land verdeeld.

Volgens de door motten aangevreten interpretatie van Joël door het Wachttorengenootschap vormt de geestelijkheid van de christenheid het object dat onderwerp zal zijn van verwoesting. Toch valt in het afsluitende hoofdstuk van deze profetie te lezen dat Jehovah de gevangenen onder zijn volk bijeen zal verzamelen, wat een directe voorbode zal zijn van Armageddon. Uiteraard zal hun gevangenschap direct te wijten zijn geweest aan de calamiteit welke in de profetie staat beschreven. Hieruit blijkt dus duidelijk dat deze laatste verzameling van de mensen die uiteindelijk hun redding zullen ontvangen, plaats zal vinden gedurende de dag van Jehovah.

De vervolging en het martelaarschap van de volgelingen van Christus zullen garant staan voor de onvermijdelijke tegenreactie van Jehovah. Zoals ook het geval was bij Assyrië en Babylon, werden zij ondanks het feit dat Jehovah deze natiën heeft toegestaan om Israël en Juda te bestraffen uiteindelijk ook ter verantwoording geroepen voor het feit dat zij hebben deelgenomen aan de verwoesting en mishandeling van Gods erfdeel. En de wijze waarop God heeft gehandeld met de oude natiën vormt een patroon voor het nog te komen oordeel.

Hoewel de christelijke gemeente van Jehovah’s Getuigen zonder enige twijfel smaad heeft gebracht op de naam van God, en zij hiervoor binnenkort de prijs zal moeten betalen, zullen de goddeloze entiteiten die verantwoordelijk zullen zijn voor de uitvoering van Jehovah’s oordelen ook ter verantwoording worden geroepen ten overstaan van de Almachtige.

In Joël 3:4-6 richt God zich tot de natiën uit die tijd, waarbij hij tot hen zegt: ‘Wat hebt GIJ met mij te doen? Is het de behandeling die GIJ mij bij wijze van vergelding geeft? En indien GIJ mij een dergelijke behandeling geeft, zal ik snel, spoedig, UW behandeling op UW hoofd doen terugvallen. Omdat gijlieden mijn eigen zilver en mijn eigen goud hebt genomen, en GIJ mijn eigen begeerlijke goede dingen in UW tempels hebt gebracht; en GIJ de zonen van Ju̱da en de zonen van Jeru̱zalem aan de zonen van de Grieken hebt verkocht, met het doel hen ver van hun eigen gebied te verwijderen ziet, ik wek hen op om te komen van de plaats waarheen GIJ hen hebt verkocht, en ik wil UW behandeling op UW eigen hoofd doen terugvallen.

Ter bevestiging van het feit dat de symbolische insecteninvasie Gods eigen bezit zal teisteren, verklaart God dat de plunderaars in wezen datgene zullen hebben meegenomen wat hem toebehoort – als zijnde het plunderen van Zijn zilver, goud en bijzondere schatten.

Hierdoor worden wij herinnerd aan de feitelijke plundering van Salomo’s tempel door Nebukadnezar. Alle schatten in de tempel – ongetwijfeld met inbegrip van de gouden ark van het verbond – werden afgevoerd naar Babylon. En tevens werd er een speciale aantekening gemaakt van het feit dat op dezelfde avond de hand van God zijn tekst schreef op de muren van het paleis, de koning van Babylon zichzelf tijdens een feestmaal te goed deed aan eten en drinken, terwijl hij dronk uit de gouden drinkbeker die zijn grootvader had geplunderd vanuit Jehovah’s schatten.

Ten aanzien van de profetie van Joël duidt de verkoop van de inwoners van ‘Juda’ en ‘Jeruzalem’ op de volledige onderwerping van Gods dienaren en achtereenvolgend het staken van de wereldwijde christelijke bediening.

Desalniettemin zullen dan Gods vreemde handeling en ongewone werk volbracht zijn. De periode van onrust en de verwoesting van Jehovah’s heilige plaats zullen dienen als grondslag waardoor de engelen van Christus in staat gesteld zullen worden om de laatste oogst te kunnen volbrengen –waarbij de goddelozen afgescheiden zullen worden uit het midden van hen die voorbestemd zullen zijn om gered te worden.

Maar terwijl Jehovah afbreekt, zal hij tegelijkertijd ook opbouwen. Jehovah kan iemands been breken, maar tegelijkertijd verbindt hij ook. Jehovah is een vernietiger, maar hij is tegelijkertijd ook de Redder.

De verwoesting van Gods aardse organisatie zal voor God de weg vrijmaken om zijn zegen uit te storten over de verootmoedigde overgebleven overlevenden. Joël 2:32 bevestigt dat ‘zij die zullen ontkomen’ redding zullen ontvangen: ‘[…]dat een ieder die de naam van Jehovah aanroept, veilig zal ontkomen; want op de berg Si̱on en in Jeru̱zalem zullen de ontkomenen blijken te zijn, juist zoals Jehovah heeft gezegd, en onder de overlevenden, die Jehovah roept.’

Hoewel de profetie van Joël ogenschijnlijk gericht leek te zijn aan Israël, werd de profetie niet vervuld op enig moment in het verleden. Dat blijkt uit het feit dat tijdens eerdere oordelen de stad Jeruzalem totaal werd verwoest. Jeruzalem en de berg Sion waren geen toevluchtsoord voor de overlevenden, maar eerder het tegenovergestelde. Het is dus evident dat de berg Sion en Jeruzalem een verwijzing zijn naar de hemelse Berg Sion en het Nieuwe Jeruzalem – dat wil zeggen, het Koninkrijk Gods.

Dus terwijl de aardse organisatie gedurende de bestemde tijden der natiën zonder enige twijfel zal worden geplunderd en vertreden, net zoals het geval was bij het oude Jeruzalem en zijn toenmalige tempel, zal Gods geestelijke organisatie, waarvan de leden inwoners zijn van het hemelse Jeruzalem, op geen enkele wijze omvergeworpen kunnen worden.

Na de vurige zuivering zullen de gelovigen een uitstorting van de heilige geest ervaren in een mate die niet meer heeft plaatsgevonden sinds de oorspronkelijke uitstorting van de heilige geest op de dag van Pentecost. Het 2de hoofdstuk van Joël voorzegt dat zowel de gezalfde (zonen en dochters) als niet-gezalfde (mannelijke en vrouwelijke slaven) de volle hoeveelheid zullen ontvangen van Gods heilige geest, zodat zij in staat zullen zijn om de laatste fase van Gods werk te kunnen volbrengen tijdens het post-Wachttoren-gedeelte van de verdrukking.

Joël 2:28-29 voorzegt: ‘En daarna moet het geschieden dat ik mijn geest zal uitstorten op alle soorten van vlees, en UW zonen en UW dochters zullen stellig profeteren. Wat UW oude mannen betreft, dromen zullen zij dromen. Wat UW jonge mannen betreft, visioenen zullen zij zien. En zelfs op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal ik in die dagen mijn geest uitstorten.’

Echter, in tegenstelling tot de dag van Pentecost, toen de heilige geest de eerste zonen van het Koninkrijk voortbracht, zal de uitstorting ervan gedurende de dag van Jehovah de zonen en dochters niet zalven. Dat komt doordat ze reeds gezalfd zijn.

De uiteindelijke vervulling van de profetie heeft te maken met het feit dat het lichaam van Christus op dat moment volledig zal worden aanvaard in het Koninkrijk ter vervulling van de definitieve verzegeling, zodat gedurende de donkerste periode uit de geschiedenis van de wereld de uitverkorenen zo helder zullen schijnen als de zon in het Koninkrijk van hun hemelse Vader. Deze gebeurtenis zal de langverwachte openbaring van de zonen Gods markeren, in connectie met de manifestatie van Christus zelf.

Het profeteren als gevolg van de inspiratie die teweeg zal worden gebracht als gevolg van de uitstorting van Gods heilige geest zal ongetwijfeld te maken hebben met de aankondiging van de enige ware authentieke parousia en de daadwerkelijke oprichting van het Koninkrijk. Nee, niet op de manier waarop Jehovah’s Getuigen dit tegenwoordig prediken, maar met geest en kracht. De visioenen die zij hierbij zullen zien, zullen de allereerste keer zijn waarbij zij de profetische visioenen welke oorspronkelijk in de Bijbel werden opgetekend zullen bevatten. Dit geldt in het bijzonder voor het visioen met betrekking tot de transfiguratie, die zal worden vervuld door de zichtbare aanwezigheid van Christus onder de uitverkorenen.

Maar in plaats van dat de Jehovah’s Getuigen de hoop op redding zullen prediken tot de natiën, zullen de ware getuigen van Jehovah blazen op de hoorn, en een ‘strijdkreet uitschreeuwen’. In plaats van dat zij de mannen van de wereld vermanen om hun zwaarden tot ploegscharen om te smelten, zal God zijn getuigen bevelen om de oorlog te verklaren aan de natiën: ‘Kondigt dit af onder de natiën: “Heiligt de oorlog! Wekt de sterke mannen op! Laten zij naderbij komen! Laten zij optrekken, al de krijgslieden! Smeedt UW ploegscharen tot zwaarden en UW snoeimessen tot lansen. Wat de zwakke betreft, laat hij zeggen: ‘Ik ben een sterke man.’ Biedt hulp en komt, al GIJ natiën van rondom, en schaart U bijeen.” Laat naar die plaats, o Jehovah, uw sterken afdalen. “Laten de natiën zich opmaken en optrekken naar de laagvlakte van Jo̱safat; want daar zal ik zitten teneinde alle natiën van rondom te oordelen.

‘Die plaats’ waar de natiën zullen worden verzameld voor de oorlog tegen God, waarin Joël naar wordt verwezen als ‘de laagvlakte van Josafat’, wordt in Openbaring gesymboliseerd onder de meer bekende naam Armageddon. En die ‘sterken’ die God uit de hemel zal laten neerdalen, slaan op zijn legers van engelen en de 144.000 heiligen die zullen handelen onder het bevel van de nieuwe heerser van de aarde, Jezus Christus.