“Een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten.”

-Openbaring 1:1-

Jehovah heeft de openbaringen aan Christus gegevenDe openingswoorden van Openbaring worden gewijd aan de gebeurtenissen die plaats zullen vinden tijdens ‘de dag des Heren’. Daarom verklaarde Johannes ook: ‘Door inspiratie geraakte ik in de dag des Heren.’ Zoals ook uit het vijfde hoofdstuk blijkt, betreft de dag des Heren de toekomstige manifestatie of openbaring van Jezus, zoals Paulus ook aangaf toen hij schreef: zodat GIJ in geen enkele gave ook maar iets tekortkomt, terwijl GIJ verlangend wacht op de openbaring van onze Heer Jezus Christus. Hij zal U ook standvastig doen zijn tot het einde toe, opdat GIJ op de dag van onze Heer Jezus Christus aan geen enkele beschuldiging blootstaat. God is getrouw, door wie GIJ werdt geroepen tot een deelhebben met zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer’ (1 Korintiërs 1:7-9).

De dramatische ontzegeling van elk van de zeven zegels van de heilige rol van Openbaring zet de onomkeerbare gebeurtenissen in beweging die in verband staan met Christus die zijn kroon van het glorierijke Koninkrijk zal ontvangen. De opening van de eerste vier zegels zal de zogenoemde vier ruiters van de Apocalyps ontketenen, die de wereld in een grote oorlog zullen storten, tezamen met pestilentie en hongersnood. Zoals in deze publicatie eerder werd vastgesteld, zullen dit toekomstige gebeurtenissen zijn. Dit wordt vooral duidelijk in verband met het openen van het zesde zegel, wat ertoe zal leiden dat het symbolische hemelse licht gedoofd zal worden, zoals ook Jezus gebruikmaakte van dezelfde symboliek om zo de aardschokkende gebeurtenissen te omschrijven die verband houden met wat de Heer een grote verdrukking heeft genoemd welke nog nooit eerder heeft plaatsgevonden of ooit nog weer zal plaatsvinden. Aangezien de grote verdrukking nog niet is begonnen, hoe zit het dan met de opening van het laatste zegel – het zevende zegel? Wat zouden deze apocalyptische symbolen kunnen betekenen?

De opening van het laatste zegel zal pas plaatsvinden nadat de verzegeling van de overige 144.000 zal zijn volbracht. Openbaring 8:1-4 luidt: ‘En toen hij het zevende zegel opende, ontstond er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang. En ik zag de zeven engelen die voor Gods aangezicht staan, en hun werden zeven trompetten gegeven. En er kwam een andere engel, die een gouden reukvat had en bij het altaar ging staan; en hem werd een grote hoeveelheid reukwerk gegeven om het met de gebeden van alle heiligen te offeren op het gouden altaar dat voor de troon stond. En de rook van het reukwerk steeg uit de hand van de engel met de gebeden van de heiligen omhoog voor het aangezicht van God.’ Het lijkt toepasselijk te zijn dat nadat de uiteindelijke verzegeling zal hebben plaatsgevonden, wat blijkbaar ook de reden is waarom de dagen van de grote verdrukking zullen worden verkort – door God verkort omwille van de uitverkorenen – zoals door Jezus werd voorspeld en tevens in Openbaring wordt gesymboliseerd in de vorm van de vier engelen die de winden der verwoesting zullen tegenhouden, zelfs tot op het punt nadat de metaforisch beschreven hemelen verduisterd zullen zijn en de institutionele bergen van de wereld allemaal ineengestort zullen zijn. De dankzeggende gebeden van de dan verzegelde heiligen zullen voor God zijn als de geur van opstijgend reukwerk.

Het Wachttorengenootschap leert echter dat het zevende zegel terug in 1919 (of rondom 1919) werd ontzegeld. Het commentaar op Openbaring in het boek Openbaring: haar grootste climax is nabij! citeert op bladzijde 131 in paragraaf 5 de tekst uit een in 1919 verschenen Wachttoren, welke luidt als volgt:

‘Wij geloven dat er nu naar waarheid gezegd kan worden dat de oogst van de Koninkrijksklasse een voldongen feit is, dat al dezulken op juiste wijze verzegeld zijn en dat de deur gesloten is. Gedurende deze moeilijke periode stegen de vurige gebeden van de Johannes klasse als het ware in de rook van een grote hoeveelheid reukwerk omhoog. En hun gebeden werden gehoord!’

Maar aangezien de verzegeling zal worden gestaakt, ergens tussen het moment voordat het zevende zegel zal worden verbroken en nadat de symbolische sterren uit de hemel zullen vallen en de zon en de maan hun licht niet meer zullen geven, en iedere berg en ieder eiland van hun vaste plaatsen zullen worden bewogen, is het evident onwaar dat de verzegeling in 1919 voltooid werd. Ook is het onwaar dat de deur in die periode werd afgesloten.

‘BRENGT GEEN SCHADE TOE AAN DE AARDE, NOCH AAN DE ZEE, NOCH AAN DE BOMEN’

Na de opening van het zesde zegel illustreert het visioen de vier engelen die op de vier uithoeken van de aarde staan, terwijl zij de vier winden der vernietiging tegenhouden. En de engelen werd geboden: ‘Brengt geen schade toe aan de aarde noch aan de zee noch aan de bomen tot nadat wij de slaven van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben.’ Daarna zal, nadat de uiteindelijke verzegeling is voltooid, het allerlaatste zegel worden gebroken, waarna het geblaas op de eerste trompet zal beginnen, waarmee de verwoesting van een substantieel deel van de aarde, de zee en de bomen geïnitieerd zal worden. Vandaar dat er ook staat geschreven: ‘En de eerste blies op zijn trompet. En er kwam hagel en vuur, met bloed vermengd, en het werd naar de aarde geslingerd; en een derde deel van de aarde verbrandde, en een derde deel van de bomen verbrandde, en alle groene plantengroei verbrandde’ (Openbaring 8:7).

Voorafgaand aan de ontzegeling van het laatste zegel zullen de engelen het bevel krijgen om de aarde, de zee en de bomen niet te beschadigen voordat de uiteindelijke verzegeling zal zijn voltooid. Echter zullen de oordelen zijn gericht om ten uitvoer te zullen worden gebracht over de aarde, de zee en de bomen. Maar wat vertegenwoordigen deze symbolen eigenlijk? Een belangrijke aanwijzing kan worden gevonden in het laatste vers uit het achtste hoofdstuk van Openbaring, waar staat: ‘Wee, wee, wee degenen die op de aarde wonen vanwege het overige trompetgeschal van de drie engelen die op het punt staan op hun trompet te blazen!

Het feit dat het ‘overige trompetgeschal’ –met specifiek de vijfde, zesde en zevende trompetten – zal resulteren in ‘wee, wee, wee voor degenen die op de aarde wonen’ – drie keer ‘wee’, welke worden geassocieerd met het geschal van de drie laatste trompetten – doet de volgende vraag rijzen: waarom resulteren niet ook de eerste vier trompetten op dezelfde wijze in een wee voor degenen die op de aarde wonen? Het antwoord hierop is: de eerste vier oordelen die door middel van de trompet-blazende engelen worden aangekondigd, zijn niet gericht tegen ‘degenen die op de aarde wonen’ – dat wil zeggen, degenen die niet worden erkend als zijnde in associatie met Gods aardse organisatie. De eerste vier trompetten kondigen Gods oordeel aan over zijn eigen organisatie. Dit ligt tevens in harmonie met het axioma dat het oordeel zal beginnen bij het huis van God.

Dit valt ook te onderscheiden vanwege het feit dat zowel de voltooide verzegeling van het Israël van God alsook het bijeenverzamelen van de grote schare welke voorbestemd zal zijn om levend uit de grote verdrukking te komen, in een context wordt voorgesteld welke direct zal plaatsvinden voor de opening van het zevende zegel. Op dat moment, nog vóór de opening van het zevende zegel, zal de deur naar redding officieel zijn gesloten. Een ieder die de verlossing als zijn erfdeel zal ontvangen, zal dan ofwel een verzegelde geestelijke Israëliet zijn, ofwel behoren tot de grote schare. Op dat moment zal er niet meer een aardse organisatie nodig zijn om Gods volk te begeleiden of op te leiden. Net zoals dat ooit bleek dat het Joodse systeem was verouderd nadat het zijn beoogde doel had bereikt, doordat de Messias eruit was voortgekomen, zo zal ook het Wachttorengenootschap hetzelfde lot te wachten staan, waarna het zal worden vervangen.

Om beter te kunnen waarderen waarom God hetgeen zal vernietigen wat tot dan toe had gediend als zijn aardse instrumentaliteit, dienen we in beschouwing te nemen wat de Hebreeuwse profetie van Zacharia hierover zegt. Zacharia 13:7 luidt: ‘“O zwaard, ontwaak tegen mijn herder, ja, tegen de fysiek sterke man die mijn metgezel is,” is de uitspraak van Jehovah der legerscharen. “Sla de herder, en laten de schapen van de kudde verstrooid worden; en ik zal stellig mijn hand doen terugkeren over hen die onbetekenend zijn.”’

Wat vormt hiermee het verband ten aanzien van het blazen op de eerste trompet?

Dit aspect van Zacharia werd aanvankelijk vervuld toen de herder, Jezus, door het zwaard van zijn beul werd getroffen, waarop de apostelen allen gedurende een korte tijd werden verstrooid. Niettemin heeft de profetie ook een toepassing op Gods oordelen tijdens de Dag des Heren. Dit blijkt duidelijk uit de context van het volgende 14de hoofdstuk van Zacharia, die Armageddon beschrijft als datgene wat onmiddellijk zal volgen na de verstrooiing van de kudde. In welke mate zal de kudde worden verstrooid? Jehovah antwoordt in Zacharia 13:8-9 en zegt: ‘“En het moet geschieden in het gehele land,” is de uitspraak van Jehovah, “dat twee delen daarin afgesneden zullen worden en de laatste adem zullen uitblazen; en wat het derde deel betreft, het zal erin overgelaten worden. En ik zal het derde deel stellig door het vuur heen brengen; en ik zal hen werkelijk louteren zoals men zilver loutert, en hen toetsen zoals men goud toetst. Het zal van zijn kant mijn naam aanroepen, en ik, van mijn kant, zal het antwoorden. Ik wil zeggen: ‘Het is mijn volk’, en het zal op zijn beurt zeggen: ‘Jehovah is mijn God.’”’

Om een zeer belangrijk punt opnieuw te onderstrepen: de profetie van Zacharia werd geschreven nadat de Joden uit hun ballingschap in Babylon waren teruggekeerd. Er blijkt dus duidelijk dat de vernietiging van Jeruzalem van toepassing is op de gemeente van Christus, waar ook wel naar wordt verwezen als Sion. De ‘twee delen’ die voorbestemd zullen zijn om te worden afgesneden en te vervallen, hebben betrekking op Gods organisatie – zijn land. Niet zonder toeval blijkt ook dat de uitdrukking ‘in het gehele land’ ook kan worden vertaald met ‘de aarde’. Zo lijkt het erop alsof ‘een derde van de aarde zal verbranden’, nadat er op de eerste trompet zal worden geblazen, wat overeenkomt met het derde deel van Gods aardse organisatie, dat zal worden verbrand door middel van vuur.

Wat zouden de ‘bomen’ kunnen betekenen, waarvan een derde ook zal ‘verbranden’? Ook hierop geeft Zacharia ons het antwoord. In Zacharia 11:1-3 staat het ontnuchterende antwoord: ‘Open uw deuren, o Li̱banon, opdat een vuur onder uw ceders verslindt. Jammer, o jeneverboom, want de ceder is gevallen; omdat de majestueuzen zelf met geweld zijn geplunderd! Jammert, GIJ statige bomen van Ba̱san, want het ondoordringbare woud is tegen de grond gegaan! Luister! Het gejammer der herders, want hun majesteit is gewelddadig geplunderd. Luister! Het gebrul van jonge leeuwen met manen, want het trotse struikgewas langs de Jorda̱a̱n is gewelddadig geplunderd.

De symbolische ‘bomen’ vertegenwoordigen de majestueuze mannen binnen de christelijke gemeente. Daarom wijst de profeet ook naar ‘het gejammer der herders’ – de majestueuzen –, dat verband houdt met het tegen de vlakte gaan van het groene gemeentelijke woud.

Echter voorzegt Zacharia ook dat twee derde van Gods natie zal worden vernietigd, niet slechts een derde, net zoals het geval blijkt te zijn in Openbaring. De aanklacht gaat verder: ‘En de tweede engel blies op zijn trompet. En iets wat geleek op een grote berg, brandend van vuur, werd in de zee geslingerd. En een derde deel van de zee werd bloed; en een derde deel van de schepselen in de zee, die een ziel hebben, stierf, en een derde deel van de boten verging.

‘Een grote berg brandend van vuur’, welke ‘in de zee werd geslingerd’, symboliseert hoogstwaarschijnlijk datgene wat verband houdt met het bergachtige Koninkrijk van God, zodra het zal worden onderworpen aan Gods brandende toorn. Jeremia schreef een klaaglied dat de komende oordelen van Jehovah op de berg Sion voorspelde, zeggende: ‘Jehovah heeft zijn woede voltrokken. Hij heeft zijn brandende toorn uitgestort. En hij ontsteekt een vuur in Si̱on, dat haar grondvesten verteert’ (Klaaglieden 4:11).

Het visioen van Ezechiël symboliseert ook een soortgelijke vurige vernietiging van Gods tempel en stad. Nadat hij had beschreven hoe zij worden gemarkeerd die zullen zuchten en kreunen ten aanzien van alle verfoeilijke dingen die werden gedaan, zegt Ezechiel in hoofdstuk 10:2 het volgende: ‘En hij zei voorts tot de in het linnen geklede man, ja, hij zei: “Ga naar binnen tussen het wielwerk, naar binnen onder de cherubs, en vul de holten van uw beide handen met kolen vuur van tussen de cherubs en strooi ze uit over de stad.”’

De aanklacht tegen Israël in het tweede hoofdstuk van Jesaja lijkt erg op de oordelen die verband houden met het blazen op de eerste twee trompetten. Bijvoorbeeld, de profetie verkondigt dat alle bergachtige instituties en enorme boomachtige persoonlijkheden, evenals ‘alle begeerlijke boten’, omlaag zullen worden gehaald voor het aangezicht van Jehovah’s ‘majestueuze pracht’. Jesaja 2:13-16 luidt: ‘[…]en over alle ceders van de Li̱banon die hoog oprijzen en verheven zijn en over alle statige bomen van Ba̱san; en over alle hoog oprijzende bergen en over alle verheven heuvels; en over elke hoge toren en over elke versterkte muur; en over alle schepen van Ta̱rsis en over alle begeerlijke boten.

Net zoals het geval was ten aanzien van Gods handelwijze met betrekking tot het afvallige Israël en Juda, waarbij Jehovah niet gewoon simpelweg alle goddeloze mensen van zijn heilige berg had verwijderd, zal dit in de nabije toekomst ook zo blijken te zijn. Hij vernietigde het gehele koninkrijk en verwoestte zijn eigen tempel als een uiting van zijn woede en verontwaardiging – het neerhalen van ‘elke hoge toren’, zoals Jesaja zegt. Dus zodra het huis van God onderworpen zal worden aan het oordeel, zal een ieder die door God zal worden veroordeeld, worden omlaaggehaald.

De aanklacht gaat verder: ‘En de derde engel blies op zijn trompet. En een grote ster, brandend als een lamp, viel uit de hemel, en ze viel op een derde deel van de rivieren en op de waterbronnen. En de naam van de ster luidt Alsem. En een derde deel van de wateren veranderde in alsem, en velen van de mensen stierven van het water, omdat het bitter was gemaakt.’ De ‘grote ster brandend als een lamp’ die uit de hemel neervalt en die rivieren en waterbronnen zal verontreinigen, waardoor ze in alsem zullen worden veranderd, waardoor vele mensen zullen sterven, lijkt op dezelfde manier de lamp van de gemeente te illustreren – of datgene wat werd beschouwd als een lamp, zoals een verlichte stad boven op een heuvel. Jezus zei bijvoorbeeld tegen de gemeente van Efeze: ‘Bedenk daarom vanwaar gij gevallen zijt en heb berouw en doe de daden van vroeger. Zo niet, dan kom ik tot u, en ik zal uw lampenstandaard van zijn plaats verwijderen, tenzij gij berouw hebt.’ De implicatie in dezen is dat indien de christenen geen berouw zouden betonen, dat dan hun licht zal worden verwijderd. Er zouden inderdaad rampzalige gevolgen in het verschiet liggen voor diegenen die afhankelijk zijn van het licht dat zal worden uitgedoofd. Elders vermaande Jezus zijn discipelen om te wandelen terwijl zij het licht voor zich hadden – omdat de nacht spoedig zou aanbreken.

Jehovah sprak over het voeden van de afvallige Israëlieten door middel van vergiftigd water en alsem waar hij in Jeremia 9:15 zegt: ‘daarom, dit heeft Jehovah der legerscharen, de God van I̱sraël, gezegd: “Zie, ik doe hen, dat wil zeggen dit volk, alsem eten, en ik wil hen gifwater doen drinken.”’

Het lijkt er dus op dat het derde trompetgeschal dat ervoor zorgt dat de gemeentelijke lamp zal worden gedoofd en ook dat de wateren als alsem worden, betrekking heeft op het geestelijke overlijden van christenen die door zullen gaan met het tot zich nemen van het ‘verfrissende water der waarheid’ van het Wachttorengenootschap, nadat deze waterbronnen zijn vervloekt door God als zijnde vergiftigde waterbronnen van dwaling en bedrog.

De tekst zegt verder: ‘En de vierde engel blies op zijn trompet. En een derde deel van de zon werd geslagen en een derde deel van de maan en een derde deel van de sterren, opdat een derde deel daarvan verduisterd zou worden en de dag voor een derde deel ervan niet verlicht zou worden, en zo ook de nacht.’

Omdat de opening van het zesde zegel gelijktijdig zal resulteren in het feit dat de maan en de zon geslagen zullen worden en ook dat de sterren uit de lucht zullen vallen, kunnen we ons afvragen wat de betekenis is van het feit dat een derde van elk hemellichaam zal worden getroffen. Terwijl het Wachttorengenootschap vasthoudt aan zijn standpunt, namelijk dat het trompetgeschal van de vierde engel verband houdt met de veroordeling van de christenheid omdat ruwweg een derde van de wereldbevolking claimt christen te zijn, moet de vraag worden gesteld: is het niet zo dat de christenheid zich altijd al heeft bevonden in een geestelijke duisternis? Wat is er dan sinds 1925 veranderd, toen vermoed werd dat de vierde engel op zijn trompet blies? Wat redelijker zou zijn, en tevens in lijn ligt met het andere trompetgeschal, is dat het doven van een derde deel van de verlichting van de hemellichamen verband moet houden met de geestelijke duisternis die over Gods organisatie zal komen tijdens de voltooiing van het oordeel.

Vanwege de leerstelling van het Wachttorengenootschap dat Christus al is wedergekeerd en tevens vanwege de aanname dat zij zich reeds in het geestelijk paradijs bevinden, valt het ten zeerste te betwijfelen of het Wachttorengenootschap in staat zal zijn om Jehovah’s Getuigen te voorzien van relevante antwoorden zodra de omstandigheden in de wereld vreselijk uit de hand zullen gaan lopen. Het zal zijn alsof het licht binnen de organisatie plotseling uitgaat. Jesaja 59:9-10 beschrijft het op de volgende wijze: ‘Daarom is de gerechtigheid ver van ons verwijderd geraakt, en de rechtvaardigheid achterhaalt ons niet. Wij blijven hopen op licht, maar zie! duisternis; op lichtglans, maar in voortdurende donkerheid bleven wij wandelen. Wij blijven naar de wand tasten net als blinden, en als zij die geen ogen hebben, blijven wij tasten. Wij zijn gestruikeld op de volle middag net als in de avondschemering; onder de kloeke lieden zijn wij net als doden.’

De levensgevaarlijke duisternis zal erop lijken alsof de doodstraf zal worden uitgesproken, zelfs ten aanzien van de ‘geestelijk sterken’, zoals wordt beschreven in het 59ste hoofdstuk van Jesaja. Echter zal Christus op dat moment een licht worden voor degenen die hun vertrouwen in hem stellen, waarop hij de duisternis zal verdrijven die zijn volk zal teisteren, precies zoals Jesaja 29:18 voorspelt, waar we kunnen lezen: ‘En op die dag zullen de doven stellig de woorden van het boek horen, en uit het donker en uit de duisternis zullen zelfs de ogen der blinden zien.

Het aanbreken van de nacht zal het Wachttorengenootschap als zijnde de lichtbron in diskrediet brengen en zal het einde inluiden van een periode waarin christenen werden onderworpen aan een niet zo subtiele vorm van tirannie. Wat staat in contrast tot de duisternis, is het feit dat de uitverkorenen op een bepaald moment zo helder zullen schijnen als de zon in het Koninkrijk van hun Vader.

‘EN DE VIJFDE ENGEL BLIES OP ZIJN TROMPET’

De profetie van Openbaring gaat verder in het negende hoofdstuk: ‘En de vijfde engel blies op zijn trompet. En ik zag een ster die uit de hemel naar de aarde was gevallen, en hem werd de sleutel van de put van de afgrond gegeven. En hij opende de put van de afgrond, en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven, en de zon werd verduisterd, en ook de lucht, door de rook uit de put. En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde tevoorschijn, en hun werd macht gegeven, dezelfde macht als de schorpioenen der aarde hebben. En hun werd gezegd geen schade toe te brengen aan de plantengroei van de aarde noch aan enig groen noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hebben.’

Wat voor soort wee zal er in het vooruitzicht liggen naar aanleiding van het loslaten van de stekende sprinkhanen?

De interpretatie van het Wachttorengenootschap ten aanzien van de identiteit van de sprinkhanen lijkt te kloppen. Het feit dat de sprinkhanen worden afgebeeld als de dragers van een gouden kroon en lang haar hebben als dat van een vrouw, symboliseert dat zij de koningen zijn van Gods Koninkrijk en ook de aardse bruid van Christus zijn. Ondanks het feit dat het voorgaande waar blijkt te zijn, zijn er toch verschillende redenen waarom het onredelijk is om aan te nemen dat dit visioen reeds is vervuld. Ten eerste: er wordt de sprinkhanen bevolen om alleen ‘hen te steken die het zegel van God niet op hun voorhoofd hebben’. Logischerwijs zal het oordeel pas komen nadat de verzegeling tot een besluit zal zijn gekomen.

Ten tweede zouden de gouden kronen niet een toepasselijk symbool zijn geweest, tenzij de dragers van deze kronen op dat moment daadwerkelijk regerende koningen zijn. Gezien het feit dat de apostel Paulus de Korintiërs op sarcastische wijze vroeg of zij al reeds als koningen waren begonnen te regeren zonder de apostelen, valt te betwijfelen of Openbaring dezelfde illustratie zou gebruiken, tenzij de gezalfden daadwerkelijk als koningen zullen regeren op het moment dat de engel van de afgrond hen zal loslaten.

Een slecht begrepen aspect van het heilige geheim van God heeft betrekking op de definitieve verzegeling. Namelijk wanneer God de volledige mate van zijn onverdiende goedheid zal schenken aan de goedgekeurde zonen van het Koninkrijk, wat zal uitmonden in ‘de openbaring van de zonen van God’, dan zullen zij vanaf dat moment de koningen van het koninkrijk van God worden in de volste zin van het woord, ondanks het feit dat zij op dat moment nog steeds in menselijke vorm zullen zijn. Het zal zijn nadat zij koningen geworden zullen zijn dat zij gedurende een korte periode op aarde zullen verblijven, waarin zij door Gods geest in staat worden gesteld om stekende veroordelingen te verkondigen gedurende ‘vijf maanden’.

Het tweede wee zal vier engelen loslaten die erop voorbereid zullen zijn om een derde van de mensen om te brengen: ‘Het ene wee is voorbij. Zie! Er komen nog twee weeën na deze dingen. En de zesde engel blies op zijn trompet. En ik hoorde één stem uit de hoornen van het gouden altaar, dat voor Gods aangezicht staat, tot de zesde engel, die de trompet had, zeggen: “Maak de vier engelen los die zijn vastgebonden bij de grote rivier de E̱u̱fraat.” En de vier engelen, die zijn gereedgehouden voor het uur en de dag en de maand en het jaar, werden losgemaakt om een derde deel van de mensen te doden.

Logischerwijs zullen, nadat de sprinkhaanachtige koningen door God worden opgedragen om te beginnen met steken, de daadwerkelijke oordelen van God ten uitvoer worden gebracht. Gezien het feit dat het Babylon uit de oudheid zich bevond op de oever van de rivier de Eufraat, de plek waar ook de vier engelen op symbolische wijze zullen worden losgelaten, waarop zij zullen overgaan tot de executie, blijkt het tweede wee de daadwerkelijke vernietiging in te houden van Babylon de Grote. Net zoals het 17de hoofdstuk aangeeft dat God het in de harten van de koningen der aarde zal leggen om de hoer te vernietigen, zo zullen op gelijkende wijze de vier engelen aan de Eufraat de legers der aarde (gesymboliseerd door een angstaanjagende cavalerie) manoeuvreren, teneinde een derde deel van de mensheid te vermoorden.

Er bestaat echter geen enkele aanwijzing dat het doden van de mensen symbolisch wordt bedoeld. Integendeel, het feit dat een derde van de mannen zal omkomen vanwege de plagen die God over hen zal uitstorten – en het feit dat de Schrift verdergaat door te zeggen: ‘Maar de overige mensen, die niet gedood werden door deze plagen, hadden geen berouw van de werken van hun handen, zodat zij de demonen en de afgoden van goud en zilver en koper en steen en hout’ – geeft aan dat het oordeel gericht zal zijn tegen hen die zich bezighouden met valse aanbidding. Echter zal voor deze plagen de oproep van de engel weerklinken: ‘Gaat uit van haar, mijn volk, indien GIJ niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien GIJ geen deel van haar plagen wilt ontvangen.’ Redelijkerwijs mag worden verondersteld dat degenen die door de plagen zullen worden gedood God niet hebben gehoorzaamd door ‘uit haar te gaan’.

Ter ondersteuning van het argument dat het tweede wee de vernietiging van Babylon de Grote illustreert, ligt het feit dat het 10de hoofdstuk van Openbaring onthult dat tijdens het tweede wee Jezus Christus zijn autoriteit over de aarde stevig zal vestigen – alsof hij naast de aarde en de zee staat, brullende als een leeuw zijn autoriteit zal doen gelden over deze planeet. Evenzo onthult het 19de hoofdstuk van Openbaring dat de vernietiging van Babylon de Grote samenvalt met de gebeurtenis dat Jehovah koning zal worden – door middel van Christus. Daarom lezen we in Openbaring 19:6: ‘Looft Jah, want Jehovah, onze God, de Almachtige, is als koning gaan regeren.

Natuurlijk blijkt weer, net zoals ten aanzien van de meeste profetieën, dat het Wachttorengenootschap leert dat het visioen uit het 10de hoofdstuk van Openbaring lang geleden zou zijn vervuld, terug in 1914. Maar hoe zou dat mogelijk kunnen zijn? Na het blazen op de zesde trompet, direct voor het moment dat er op de zevende trompet zal worden geblazen, zal worden aangekondigd dat het heilige geheim van God zal zijn voltooid en dat er geen verder uitstel meer zal zijn ten aanzien van de tenuitvoerbrenging van Gods oordelen. In Openbaring 10:5-7 staat: ‘En de engel die ik op de zee en op de aarde zag staan, hief zijn rechterhand op naar de hemel, en hij zwoer bij Degene die tot in alle eeuwigheid leeft, die de hemel en wat daarin is en de aarde en wat daarop is en de zee en wat daarin is, heeft geschapen: “Er zal geen uitstel meer zijn; maar in de dagen waarin de zevende engel zich laat horen, wanneer hij op het punt staat op zijn trompet te blazen, wordt het heilige geheim van God overeenkomstig het goede nieuws dat hij aan zijn eigen slaven, de profeten, heeft bekendgemaakt, inderdaad tot een einde gebracht.”’

Welke methode van redeneren heeft het Wachttorengenootschap gebruikt om te komen tot zijn verklaring dat het heilige geheim van God in 1914 was voltooid? Er bestaat geen bevredigende Bijbelse verklaring voor dat soort ongegronde aannames. Ondanks de eigen schatting van het Wachttorengenootschap was 1919 slechts het begin van het predikingswerk van het goede nieuws, en dus zeker niet het einde. Bovendien, hoe zou een dergelijk standpunt overeen kunnen stemmen met het feit dat de engel verklaart dat ‘er geen uitstel meer zal zijn’? Het is nu al langer dan 100 jaar geleden sinds het moment dat het Wachttorengenootschap vermoedde dat Jezus koning werd, ondanks het feit dat de aarde al die tijd werd onderworpen aan Satans heerschappij. Hoe is het mogelijk dat het Wachttorengenootschap verzoening kan vinden ten aanzien van het feit dat er op dit moment al een uitstel van een eeuw heeft plaatsgevonden, terwijl deze periode nog steeds oploopt?

Het is inderdaad redelijk om te veronderstellen dat het heilige geheim van God niet zal zijn voltooid, totdat alle 144.000 leden van het zaad van de vrouw zullen zijn verzegeld en de grote schare bijeen zal zijn verzameld. Dergelijke ontwikkelingen, die hun hoogtepunt zullen vinden in de ondergang van het mystieke Babylon de Grote, zouden alle profetieën op waarachtige wijze bevestigen en zullen op deze wijze het einde markeren van de voltooiing van het heilige geheim van God. Zonder dat er nog sprake zal zijn van enig uitstel zullen de natiën vervolgens naar het werkelijke slagveld van Armageddon worden geleid.

Maar wat wordt er precies aangeduid door de kleine boekrol en het bevel van de engel: ‘Gij moet wederom profeteren met betrekking tot volken en natiën en talen en vele koningen’? De ‘kleine boekrol’ vertegenwoordigt een definitieve veroordeling van het goddeloze samenstel van Satan dat onmiddellijk voor de oorlog van Armageddon zal worden uitgesproken. In feite lijkt het erop dat de definitieve verklaring omtrent de verdoemenis datgene zal zijn wat het conflict zal uitlokken.

Aangezien het gehele uitgangspunt van Openbaring zich concentreert op de dramatische ontzegeling van de boekrol die de heilige geheimen van God bevat, waarna de kleine boekrol aan Johannes zal worden overhandigd nadat het zevende zegel zal zijn verwijderd, blijkt duidelijk dat de kleine boekrol zelf de volledige openbaring van God zal vertegenwoordigen die eindelijk aan de slaven van Christus op aarde zal worden bekendgemaakt.

Zoals reeds eerder werd opgemerkt, geeft het 19de hoofdstuk van Openbaring aan dat een luide schreeuw van lof zal worden gericht aan Jehovah, onmiddellijk na de vernietiging van de hoer door de achtste koning, en het zal precies op dat moment zijn waarover wordt gezegd dat Jehovah koning zal zijn geworden. Ongetwijfeld zullen degenen die overmand door verheuging hun lof aan Jehovah zullen uiten ook deelnemen aan het wereldwijd aankondigen dat Jehovah koning is geworden. Echter zal, ondanks het feit dat Babylon is de Grote zal zijn vernietigd, en ondanks het feit dat Jehovah op dat moment koning is geworden, het rivaliserende koninkrijk van het wilde beest nog steeds bestaan.

Het visioen van Habakuk, een visioen dat is bedoeld voor een vastgestelde tijd, werpt enig licht op de ontwikkelingen die zullen plaatsvinden nadat de ‘Chaldeeër’ zijn opdracht zal hebben vervuld ten aanzien van de vernietiging van vele natiën, waaruit blijkt dat de overblijvende mensen een reeks van bevestigende weeën zullen afkondigen. Zoals bijvoorbeeld in Habakkuk 2:6-8, waar staat: ‘Zullen niet juist die, allemaal, tegen hem een spreuk aanheffen en een zinspelende opmerking, insinuaties aangaande hem? En men zal zeggen: “Wee hem die vermenigvuldigt wat niet van hem is o hoe lang! en die een zware schuld op zich laadt! Zullen niet plotseling opstaan degenen die rente van u eisen, en ontwaken degenen die u gewelddadig schudden, en zult gij hun niet stellig worden tot iets om te plunderen? Omdat gijzelf vele natiën gewelddadig hebt geplunderd, zullen alle overgeblevenen van de volken u gewelddadig plunderen, wegens het vergieten van mensenbloed en het geweld tegen de aarde, de stad en allen die erin wonen.”’

‘Alle overgeblevenen van de volken’ die de Chaldeeër zullen pluneren, kunnen enkel de koningen van Gods Koninkrijk zijn, evenals de overgebleven grote schare die de aarde zullen erven nadat de achtste koning zal zijn gedood. ‘Zij die een spreuk jegens hem zullen uitspreken waarmee zij hem zullen veroordelen vanwege zijn bloedvergieten en vanwege zijn afgoderij’ geeft aan dat de profetie die in de ‘kleine boekrol’ van Openbaring staat gericht is aan de volkeren, natiën en vele koningen, wat een krachtige veroordeling zal zijn jegens de wereld, en tevens de afkondiging zal zijn van Jehovah’s nieuw gevestigde koningschap.

De profetie van Ezechiël werpt ook licht op deze zaken. In het kader van de val van Tyrus en Egypte vertelde Jehovah aan zijn wachter: ‘Op die dag zal ik een hoorn doen uitspruiten voor het huis van I̱sraël, en aan u zal ik de gelegenheid geven de mond te openen in hun midden; en zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben’ (Ezechiël 29:21).

Nadat Babylon Jeruzalem had vernietigd, stuurde God het roofzuchtige koninkrijk aan, om vervolgens Tyrus en Egypte omver te werpen. Maar toen dat gebeurde, bevond ‘het huis van Israël’ zich nog steeds in ballingschap onder Babylon. Het valt te betwijfelen of de val van Egypte en Tyrus de oorzaak was waardoor Ezechiël of Israël zich verheugde.

Het lijkt er in dit geval op dat de profetie primair van toepassing is op een grotere vervulling in verband met de val van het Anglo-Amerikaanse samenstel en de verschijning van de achtste koning. Het zal plaatsvinden in een wereld van na de ineenstorting, op gelijkende wijze gesymboliseerd door middel van de dodelijke zwaardslag op het hoofd van het zevenkoppige wilde beest. God zal ervoor zorgen dat de hoorn zal ontspruiten uit het geestelijke huis van Israël, wat een gelegenheid zal vormen voor zijn wachter om zijn mond te openen om vervolgens Gods oordelen aan te kondigen.

‘WANNEER ZIJ HUN GETUIGENISGEVEN HEBBEN GEËINDIGD’

Het 11de hoofdstuk van Openbaring bevat een van de meest diepzinnige heilige geheimen. Openbaring 11:3-6 luidt: ‘“En ik zal mijn twee getuigen in zakken gehuld doen profeteren gedurende duizend tweehonderd zestig dagen.” Dezen zijn zinnebeeldig de twee olijfbomen en de twee lampenstandaarden en zij staan voor de Heer der aarde. En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade zou willen toebrengen, moet hij op deze wijze gedood worden. Dezen hebben de autoriteit de hemel te sluiten, opdat er geen regen valt in de dagen waarin zij profeteren, en zij hebben autoriteit over de wateren, om ze in bloed te veranderen, en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij het maar wensen.

In een eerder hoofdstuk werd uiteengezet waarom het onredelijk is om de leerstelling aan te nemen van het Wachttorengenootschap dat het wilde beest al lang geleden zijn voorspelde doodsklap heeft ontvangen, waarna het beest op wonderbaarlijke wijze weer hersteld zou zijn. Aangezien het beest nog in de afgrond moet worden geslingerd, betekent dit dat de twee getuigen van God nog steeds niet ten tonele zijn verschenen en door het beest zijn gedood nadat deze uit de afgrond zal komen. Wat is de betekenis van de twee getuigen? Wat is de betekenis omtrent het feit dat zij zullen worden gedood door het wilde beest? Wat symboliseren de twee getuigen precies?

Deze twee profetische entiteiten zijn verbonden met de Bijbelse personen Mozes en Elia vanwege het feit dat zij worden afgebeeld als personen die op vergelijkbare wijze wonderen zullen verrichten net zoals deze beide profeten deden. Zoals Bijbelstudenten reeds weten, bad Elia tot God, en er kwam een droogte op die drie jaar en zes maanden aanhield, wat ook precies dezelfde tijdsperiode blijkt te zijn als de periode waarin de twee symbolische getuigen de natiën zullen plagen.

Eveneens veranderde Mozes de Nijl in bloed en riep talloze plagen af over de tartende farao. De betekenis van Mozes en Elia die de twee getuigen vertegenwoordigen in het visioen uit Openbaring, betreft het feit dat dezelfde twee Hebreeuwse profeten ook verschenen in het visioen omtrent de transfiguratie, dat zijn ultieme vervulling zal vinden tijdens de manifestatie van Christus aan de uitverkorenen.

Tekenend vanuit Zacharia worden de twee getuigen ook in de hemel vertegenwoordigd door middel van de twee lampenstandaarden en de twee olijfbomen, waarover wordt gezegd dat zij ‘staan voor de Heer der aarde’. In het transfiguratievisioen symboliseren Moses en Elia de communie die gezalfde christenen met Christus zullen hebben zodra hij zal verschijnen in zijn tegenwoordigheid als ‘de Heer der aarde’. De twee symbolische getuigen van Openbaring zullen dus ooggetuigen worden van de anders onzichtbare parousia van Christus, waarna zijzelf zullen worden tot de zichtbare manifestatie van de tegenwoordigheid van Christus in zijn hemelse Koninkrijk gedurende de periode van 42 maanden, die dient als interval voordat zij zullen worden gedood.

Er zal ook blijken dat de komst van ‘de profeet Eli̱a vóór de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah’, zoals voorgesteld in Maleachi, zijn manifestatie zal vinden in het lichaam van Christus tijdens de parousia.

Openbaring gaat verder door over de twee getuigen te zeggen: ‘En wanneer zij hun getuigenisgeven hebben geëindigd, zal het wilde beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog tegen hen voeren en hen overwinnen en hen doden. En hun lijken zullen liggen op de brede straat van de grote stad die in geestelijke zin So̱dom en Egy̱pte wordt genoemd, waar ook hun Heer aan een paal werd gehangen.

De Schrift zegt dat de twee getuigen werden gedood, waarna hun lijken op de brede straat van de grote stad tentoon zullen worden gesteld, ‘waar ook hun Heer aan een paal werd gehangen’. Welnu, zoals iedereen weet, werd de Heer Jezus letterlijk doodgemaakt – geëxecuteerd. Hij stierf niet simpelweg op een of andere symbolische manier. Hij stierf de meest gruwelijke en pijnlijke dood die maar denkbaar is. Aangezien het visioen uit Openbaring de dood van Gods twee getuigen vergelijkt met de dood van Christus, moet de dood van de twee getuigen het letterlijke martelaarschap symboliseren van het overblijfsel van de vrouw.

Wat de ‘grote stad’ betreft: Jezus werd natuurlijk in Jeruzalem veroordeeld en net buiten de muren van de heilige stad aan de martelpaal genageld.

Maar op welke manier was Jeruzalem ‘Sodom en Egypte’ in ‘geestelijke zin’?

Jezus werd ter dood veroordeeld door de Joodse religieus leiders en de Romeinse autoriteiten. In de Hebreeuwse geschriften verwijst Jehovah naar Israël als Sodom vanwege zijn ongerechtigheid. En aangezien het Romeinse Rijk ooit een van de heersende koppen van het symbolische zevenkoppige beest was, waarvan de eerste kop van de wereldmachten uit de Bijbelse geschiedenis en profetieën Egypte voorstelde, vormt Egypte altijd een passend symbool voor iedere kop die op een bepaald moment aan de macht is. In die zin was Rome ‘Egypte’ gedurende de periode van Christus – ‘in geestelijke zin.’

Vandaar ook dat er wordt gezegd dat Christus in ‘Sodom’ aan de paal werd genageld; met dien verstande dat hij door de Joodse religieus leiders werd gedood, die vanuit Jehovah’s standpunt werden beschouwd als Sodomieten, terwijl zij die behoorden tot het Romeinse Rijk werden beschouwd als ‘Egypte’. De twee gezalfde getuigen zullen ook worden gedood in de ‘grote stad’ die de aardse organisatie van Jehovah vertegenwoordigt – gedood door religieuze verraders van binnenuit, terwijl zij samenwerken met de laatste koning.

‘EN IN DE WOLK STEGEN ZIJ TOT IN DE HEMEL OP’

De verschijning van Mozes en Elia in het visioen van de transfiguratie en de zinspeling richting hen beiden in het visioen van Openbaring zijn rijk aan betekenis. Het is significant dat Mozes en Elia een gemeenschappelijke ervaring hebben gedeeld: beiden werden zij symbolisch gezien door Jehovah weggenomen, wat zonder enige twijfel een voorbode zal vormen voor wat zich nog in de toekomst zal gaan afspelen. Mozes klom op de berg Pisgah om zijn blik te werpen op ‘het land van melk en honing’, het uitgestrekte gebied dat voor de Israëlieten lag. Hij heeft echter nooit van de berg kunnen neerdalen om het Beloofde Land in te trekken.

Hoewel hij zich nog in een goede conditie bevond op zijn 120-jarige leeftijd, heeft Jehovah er toch voor gezorgd dat het leven van Mozes werd beëindigd, vanwege de zonde die hij had begaan bij Meribah, waarbij hij zijn dienaar de toegang tot het Beloofde Land had ontzegd. De Bijbel zegt dat God hem heeft begraven en niemand ooit nog zijn graf heeft teruggevonden. De dood van Mozes die werd gerealiseerd op aandringen van Jehovah toen het volk zich bevond op de grens van het Beloofde Land, betekent zonder twijfel een voorafschaduwing voor de toekomst, waarbij vast zal staan dat het geen enkele gezalfde christen zal worden toegestaan om de Nieuwe Wereld te betreden in een vleselijk lichaam. Zij zullen worden weggenomen.

Alhoewel Elia niet letterlijk werd gedood, zoals Mozes, ging hij in een vlammende strijdwagen richting de wolken; en alhoewel zijn bedienden gedurende drie dagen op zoek waren naar hem (dezelfde tijdsperiode als dat de twee getuigen op de brede straat zullen liggen), vonden ze hem niet. Wat zou het wegnemen van Elia kunnen betekenen? Elisa was een ooggetuige en deelnemer aan de bovennatuurlijke wegneming. Het verslag in 2 Koningen heeft hier betrekking op: ‘Al die tijd zag Eli̱sa het, en hij riep luid: “Mijn vader, mijn vader, de strijdwagen van I̱sraël en zijn ruiters!” En hij zag hem niet meer…

Het verband tussen Elia en Elisa, die een profeet was die onder de leiding van Elia viel, lijkt de verhouding te illustreren tussen de verzegelde gezalfden en de grote schare. Elisa die Elia ‘mijn vader’ noemt weerspiegelt het feit dat de grote schare naar de getrouwe slaaf kijkt als zijnde hun geestelijke vader, zoals Jesaja 29:22-23 dit vermeldt. Het feit dat Elia in een vurige strijdwagen werd weggenomen, terwijl Elisa en vijftig andere profeten dit op afstand aanschouwden, dient als een voorteken ten aanzien van de gezalfden die door God in ‘de strijdwagen van Israël’ zullen worden weggenomen tijdens de barensweeën gedurende de laatste strijd, om vervolgens nooit meer op aarde te worden teruggevonden. Elisa en de vijftig anderen illustreren de grote schare die zullen dienen als ooggetuige ten aanzien van de openbaring van de zonen van God en hun uiteindelijke wegnemen van de aarde, om vervolgens te worden opgenomen in het hemelse koninkrijk.

Terwijl zij eerder door God werden weggenomen, is het alsof zowel Elia als Mozes honderden jaren later verscheen in het transfiguratievisioen om de voorbode dat zij zullen worden weggenomen in vervulling te laten gaan. De wegneming van Mozes en Elia dient als een profetische verordening ten aanzien van de wijze waarop God de laatst overgebleven gezalfde getuigen zal wegnemen, nadat zij hun taak met betrekking tot het geven van een getuigenis hebben volbracht, waarop zij vervolgens zullen worden vermoord door het beest uit de afgrond.

Na hun executie zal de tweede wee tot een einde komen door middel van de twee getuigen die een hemelse opstanding zullen krijgen, zoals ook figuurlijk gezien het geval was bij zowel Mozes als Elia. In Openbaring 11:11-12 staat geschreven: ‘En na de drie en een halve dag voer levensgeest van God in hen, en zij gingen op hun voeten staan, en grote vrees overviel degenen die hen aanschouwden. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: “Stijgt hierheen op.” En in de wolk stegen zij tot in de hemel op, en hun vijanden aanschouwden hen…’

Alhoewel de opstanding van de heiligen tijdens de parousia direct zal plaatsvinden, ‘in een oogwenk’, blijkt dat de twee getuigen in het visioen, na ‘drieënhalve dag’ een opstanding krijgen, wat wijst op de dood en de daaropvolgende opstanding van Christus op de derde dag. Een dergelijke symboliek zou bevestigen dat de twee getuigen zich inderdaad zullen onderwerpen ‘in de gelijkheid van zijn dood’, zoals Paulus het verwoordde, en ook zullen zij persoonlijk de ervaring delen ‘in de gelijkheid van zijn opstanding’, wanneer zij gehoor zullen geven aan het bevel ‘Stijgt hierheen op’.

Openbaring 11:13-14 gaat verder: ‘En in dat uur geschiedde er een grote aardbeving, en een tiende deel van de stad stortte in; en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden door vrees bevangen en gaven heerlijkheid aan de God des hemels. Het tweede wee is voorbij. Ziet! Het derde wee komt vlug.

In de tijd van Elia heeft Jehovah zijn profeet geïnformeerd dat er 7000 mannen waren die niet neerbogen als eerbetoon jegens Baäl, of die zijn walgelijke beeld hebben gekust. In het 11de hoofdstuk van Romeinen verwees Paulus naar het verslag van Elia en de 7000 en paste dit toe op het overblijfsel van Israël, dat in die periode ook bestond uit niet-Joodse christenen. Vandaar dat de 7000 het overblijfsel van het geestelijke Israël vertegenwoordigden, zoals Paulus dit in geïnspireerde toestand optekende. De 7000 uit Openbaring moeten op gelijkende wijze het gezalfde overblijfsel vertegenwoordigen dat zal achterblijven nadat de opstanding zal zijn begonnen: zij die niet zullen neerbuigen voor het beeld van het wilde beest, en zijn merkteken niet zullen ontvangen tijdens het besluit van het oordeel.

Het heilige geheim van God is dat de 7000 de individuele broeders van Christus zullen zijn, die zullen dienen als de samengestelde twee getuigen tijdens de komende parousia, nadat zij zullen zijn verzegeld. Openbaring 11:13 geeft aan dat de dood van de 7000 overeenkomt met de dood en de opstanding van de twee getuigen waarover wordt gezegd dat het zal plaatsvinden ‘in dat uur’. Dit wijst erop dat het wilde beest de overgebleven zonen van het koninkrijk zal doden, nadat het beest uit de afgrond zal zijn opgerezen.

Het 20ste hoofdstuk bevestigt dat de overgebleven zonen van het koninkrijk zullen zijn voorbestemd om met een bijl te worden geëxecuteerd, omwille van het feit dat zij voor God en Christus zullen getuigen tijdens dit kritieke moment, en omwille van het feit dat zij zullen weigeren om het merkteken van het beest te ontvangen.

Wat vertegenwoordigt de stad, waarvan een tiende deel ook zal vallen als gevolg van de grote aardbeving? De stad wordt drie keer genoemd in de context van het 11de hoofdstuk van Openbaring. Er wordt in het tweede vers verwezen naar de ‘heilige stad’ als zijnde de plek die door de natiën gedurende 42 maanden zal worden vertreden. Ook worden de twee getuigen gedood in de ‘grote stad’ waar Christus ook aan de martelpaal werd gehangen, wat tevens de letterlijke heilige stad Jeruzalem was.

Er bestaat daarom dus geen contextuele basis voor de bewering van het Wachttorengenootschap dat de stad symbool staat voor de zondige christenheid. Er blijkt evident dat de context rondom het visioen voorschrijft dat een tiende van de stad die zal vallen Gods heilige stad symboliseert, die het hemelse Jeruzalem is, zoals dit op aarde door de heiligen wordt vertegenwoordigd. Maar wat wordt echter vertegenwoordigd door het tiende deel?

Het boek Zacharia bevat een parallelle profetie die helpt bij het ontcijferen van Openbaring. Zacharia 14:1-2 zegt: ‘Zie! Er komt een dag die Jehovah toebehoort, en de buit van u zal stellig in uw midden verdeeld worden. En ik zal stellig alle natiën tegen Jeru̱zalem ten oorlog vergaderen; en de stad zal werkelijk ingenomen worden en de huizen zullen geplunderd worden, en de vrouwen zelf zullen verkracht worden. En de helft van de stad moet wegtrekken in ballingschap; maar wat de overgeblevenen van het volk betreft, zij zullen niet afgesneden worden van de stad.’

De profetie van Zacharia laat zien dat de natiën die tegen ‘Jeruzalem’ zullen strijden de oorzaak zullen zijn waardoor hun oorlog tegen God in gang gezet zal worden, precies zoals ook wordt beschreven in het 11de hoofdstuk van Openbaring. Er blijkt duidelijk dat ‘Jeruzalem’ betrekking heeft op het Koninkrijk van Christus. In welk opzicht kan echter ‘de helft van de stad’ in ballingschap gaan, terwijl ‘de overgeblevenen van het volk niet van de stad zullen worden afgesneden’?

Aangezien het hogere Jeruzalem wordt vertegenwoordigd door het gezalfde overblijfsel op aarde, zal het feit dat zij door de natiën zullen worden gedood ertoe leiden dat zij direct een hemelse opstanding zullen krijgen. Vandaar dat ‘de overgeblevenen’ niet van de heilige stad zullen worden afgesneden, aangezien er voor hen een plaats zal worden gereserveerd in de hoger gelegen stad.

Zij die zullen worden gedood, zullen zich aansluiten bij hen die al een hemelse opstanding zullen hebben gekregen, om zodoende tot de voltooiing te komen van het Nieuwe Jeruzalem. Daarom zegt Zacharia 14:5 ook na de plundering van de heilige stad en het evidente martelaarschap van de aardse zonen van het Koninkrijk: ‘En Jehovah, mijn God, zal stellig komen en alle heiligen met hem.

‘Alle heiligen met hem’, wijst erop dat alle 144.000 bij Jehovah zullen zijn zodra hij zal komen om de natiën te gronde te richten tijdens de oorlog van Armageddon. Geen van hen zal op aarde achterblijven. Daarom symboliseert ‘de helft van de stad’ die in ballingschap zal gaan de aardse gemeente van de grote schare die zal achterblijven nadat het laatste deel van het overblijfsel vertrokken zal zijn naar de bovengelegen stad.

Dus de vastgestelde tijden der natiën, gedurende de tijd dat zij Gods Koninkrijk zullen vertreden, zullen tot een einde komen zodra er op aarde geen leden meer aanwezig zullen zijn die het hemelse Jeruzalem vertegenwoordigen.

Dus het ‘tiende deel van de stad’ uit Openbaring symboliseert het aardse rijk van het Koninkrijk dat zal omvallen gedurende de laatste aanval van Gog, wat de grote aardbeving zal zijn die zal optreden wanneer de 7000 zonen van het Koninkrijk hun aardse woonpaats voorgoed hebben verlaten om hun nieuwe woonplaats in het hemelse Nieuwe Jeruzalem te betrekken. Met hen waarover wordt geschreven ‘De overigen werden door vrees bevangen en gaven heerlijkheid aan de God des hemels’ kan enkel worden bedoeld de grote schare bestaande uit aardse overlevenden die getuige zullen worden van de ontzagwekkende gebeurtenissen die zullen plaatsvinden tijdens het hoogtepunt. Zij zullen de enige mensen op aarde zijn die heerlijkheid aan God zullen geven.

Op toepasselijke wijze zal, onmiddellijk na de dood en opstanding van Gods twee gezalfde getuigen, de zevende engel op zijn trompet blazen, waarop de vierentwintig hemelse oudere personen God zullen prijzen en zullen zeggen: ‘Wij danken u, Jehovah God, de Almachtige, die is en die was, omdat gij uw grote kracht hebt opgenomen en als koning zijt gaan regeren.

Het koningschap van Jehovah wordt uitgedrukt door middel van het Messiaanse koninkrijk. Zodra de overgeblevenen allemaal naar de hemel zijn opgestegen en op hun tronen naast Jezus zullen zitten, kan er gezegd worden dat Jehovah zelf koning is geworden. Dat zal de volledige uiting vormen van de kracht van het Koninkrijk, omdat het alle aardse koninkrijken in zijn rijk zal hebben vernietigd. Het laatste vers uit het 11de hoofdstuk van Openbaring onthult de ark van zijn verbond in de hemel, ‘in zijn tempel heiligdom’. Dit zal de symbolisering vormen van het nieuwe verbond, waarvan het de bedoeling was dat het een koninkrijk zou voortbrengen, bestaande uit hemelse priesters, dat tot voltooiing is gekomen vanwege het feit dat Gods twee getuigen zullen zijn vermoord en dat de 7000 naar de hemel zijn geroepen.

‘ZIJN STAART SLEEPT EEN DERDE DEEL VAN DE STERREN’

Aangezien duidelijk blijkt dat de profetische tijdsperiode van 42 maanden en 1260 dagen verband houdt met de getuigenis door de twee in zakken gehulde getuigen, wat nog niet heeft plaatsgevonden, blijkt daarnaast ook dat de equivalente periode waarin het de Duivel zal worden toegestaan om ‘oorlog te voeren met de overgeblevenen van haar nakomelingen’ eveneens nog niet heeft plaatsgevonden. Aangezien de tussenperiode het mogelijk zal maken om het de Duivel toe te staan om de vrouw en haar nakomelingen te vervolgen, zal dit pas plaatsvinden nadat de grote draak uit de hemel is geworpen, wat betekent dat Satan nog niet in al zijn grote woede naar de aarde is gekomen. De 1260 dagen betreft ongetwijfeld de ‘korte tijdsperiode’ nadat hij uit de hemel zal zijn verdreven, om vervolgens zijn toorn op de aarde tot uiting te brengen. De Duivel die in ‘grote woede’ naar de aarde zal komen, zal de meest problematische tijd ooit inluiden voor een ieder die zich op aarde zal bevinden. Deze periode zal vergeleken met de verschrikkingen van de Holocaust of de periode rondom 1914 vele malen erger zijn.

Wat zal bijdragen aan alle verschrikkingen, zal het tweehoornige wilde beest zijn dat uit de aarde zal oprijzen, dat vervolgens zal spreken als een woeste draak, en ervoor zal zorgen dat vuur uit de hemel zal vallen, wat ongetwijfeld betrekking heeft op het gebruik van aarde-verschroeiende nucleaire wapens. Maar ten aanzien van wat er direct aan vooraf zal gaan, zodra de oorlog in de hemel zal losbarsten die erin zal resulteren dat Satan naar de aarde zal worden geslingerd, zegt Openbaring 11:3-4: ‘En er werd een ander teken gezien in de hemel, en zie! Een grote vuriggekleurde draak, met zeven koppen en tien hoorns en op zijn koppen zeven diademen; en zijn staart sleept een derde deel van de sterren des hemels mee, en hij slingerde ze naar de aarde. En de draak bleef voor de vrouw staan, die op het punt stond te baren, om zodra zij gebaard had, haar kind te verslinden.

Het boek Openbaring: haar grootste climax is nabij! beweert in zijn commentaar op het bovenstaande vers dat het derde deel van de sterren des hemels de demonen vertegenwoordigt die onder Satans heerschappij vallen. Het klopt inderdaad dat de Bijbel naar de hemelse engelen die de zonen van God zijn verwijst als de ‘morgensterren’. Echter, waarom zou de openbaring van Jezus Christus, welke een profetie is die bedoeld is om zijn slaven ‘de dingen te tonen die binnenkort moeten plaatsvinden’, zich druk maken om de gebeurtenissen die reeds duizenden jaren geleden, nog voor de Vloed, plaatsvonden? Openbaring onthult de toekomst en niet het verleden. Zij die zichzelf beschouwen als Bijbelonderzoekers moeten hebben opgemerkt dat de engelen niet de enige zonen van God zijn die in de Bijbel worden gesymboliseerd als de sterren der hemelen. De profetie in Daniël 11:3 verwijst naar de verlichte zonen van het Koninkrijk, die zo helder zullen schijnen als de sterren gedurende de tijd van het einde. Het is het lot van deze aardse zonen van het Koninkrijk, waarover de profeet in Daniël 8:10 schrijft: ‘En hij bleef groter worden, totdat hij zelfs tot aan het heerleger van de hemel reikte, zodat hij er van het heerleger en van de sterren ter aarde deed vallen en ze vervolgens vertrapte.

De symbolische betekenis van de sterren die ter aarde zullen vallen, die vervolgens vertrapt zullen worden door de zogenoemde koning met bars gelaat, wordt niet ter discussie gesteld. Daniël identificeert hen als de heiligen die gedurende de tijd van het einde ten val zullen worden gebracht.

Het 14de hoofdstuk van Jesaja symboliseert ook de zonen van het Koninkrijk als zijnde sterren. De omschrijving van ‘gij schijnende’ staat in parallel met de profetie van Daniël en bevestigt dat de laatste koning door de geest van Satan bewogen zal worden om de broeders van Christus uit te roeien, waardoor hij op deze wijze ertoe bewogen zal worden om de broeders van Christus op aarde te elimineren en hij zo zal proberenom zijn troon te verheffen ‘boven de sterren Gods’, zoals de profetie van Jesaja dit beschrijft.

De oorspronkelijke Chaldeeër verhief zichzelf boven de ‘berg der samenkomst’ toen hij letterlijk de tempel op de top van de berg Sion vernietigde. Hij verhief zichzelf boven de sterren Gods door zichzelf te verheerlijken boven de vorsten en koningen van het Judese koninkrijk dat Jehovah had opgericht. De grotere vervulling tijdens het besluit van het gehele samenstel kan enkel betekenen dat de achtste koning zichzelf uiteindelijk zal verheffen boven het Koninkrijk van God – niet slechts als een vervalst koninkrijk, maar in volledige oppositie tot Christus. Dus het derde deel van de sterren die zullen worden meegesleept door de staart van de Draak vertegenwoordigt de aardse gemeente die zal worden vertrapt door het beest ‘gedurende een bestemde tijd, twee tijden en een halve tijd’.

Maar omdat Gods Koninkrijk vanuit een hemels uitgangspunt zal regeren, hoe kan het dan zijn dat een aards koninkrijk zichzelf zal verheffen boven de heersende sterren van de hemel? Sinds de oprichting van de christelijke gemeente op de dag van Pentecost in het jaar 33 van onze gewone tijdrekening, heeft Jezus Christus als koning geregeerd over zijn gemeente, bestaande uit gelovigen, waarover wordt gezegd dat zij zullen neerzitten in eendracht met Christus in het rijk der hemelen. Echter, de profetieën wijzen uit naar een tijd waarop het koninkrijk waar de Duivel over heerst aan Christus zal worden gegeven. Dat zal de tumultueuze periode van onrust zijn waarover ook in de profetie wordt gesproken.

Tot aan het moment dat tot deze belangrijke gebeurtenis zal leiden, zullen de gezalfde christenen die de hoop hebben om met Christus in zijn koninkrijk willen delen geen echte autoriteit uitoefenen buiten de gemeente. Echter, zodra hun Heer de Koning van deze wereld zal worden, zullen de getrouwe gezalfde volgelingen van Christus ook koningen worden in de volste zin van het woord – en zullen worden aangesteld over de bezittingen van hun hemelse Meester.

Zoals in Openbaring wordt uitgebeeld, houden de engelen de vier winden der verwoesting tegen, tot aan het moment dat aan de laatste leden van de 144.000 Jehovah’s onherroepelijke zegel van zijn goedkeuring zal zijn geschonken. De uiteindelijke verzegeling van het gezalfde overblijfsel betekent dat zij zullen zijn goedgekeurd om te mogen heersen in Gods Koninkrijk. Dat zal het moment zijn waarop de uitverkorenen zo helder zullen schijnen als de sterren van de hemel in het Koninkrijk van hun Vader – zoals werd voorspeld door de profeet Daniël, evenals door Jezus zelf.

De openbaring van de zonen van God zal worden voltooid zodra de macht over het Koninkrijk zal worden gegeven aan de heiligen, nog zelfs voordat zij zullen zijn opgewekt. Zo zal het dus mogelijk zijn dat de aanval van Satan op de aardse koningen zal worden beschouwd als een directe aanval op Gods hemelse Koninkrijk.

‘DE TOORN VAN GOD ZAL TOT EEN EINDE WORDEN GEBRACHT’

Satan is niet de enige god die in grote woede naar beneden zal afdalen. Jehovah – de God der goden – is volledig in staat om zelf uiting te geven van zijn toorn door zijn oordeel ten uitvoer te brengen jegens de goden zelf.

De geschiedenis leert ons dat duizenden oorspronkelijke christenen door hun vervolgers werden gedood, waaronder Stephanus, Jakobus, Petrus, Paulus, en wellicht ook nog andere apostelen. Het zijn deze christenen die als martelaar zijn gestorven, die worden uitgebeeld wanneer ze tijdens de opening van het vijfde zegel met luide stem zullen zeggen: ‘“Tot wanneer, Soevereine Heer, heilige en waarachtige, weerhoudt gij u ervan te oordelen en ons bloed te wreken aan hen die op de aarde wonen?” En aan een ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven; en hun werd gezegd nog een korte tijd te rusten, totdat ook van hun medeslaven en hun broeders, die op het punt stonden gedood te worden evenals zij, het getal vol zou zijn.’

Gods doel zal worden bereikt zodra de overgebleven heiligen zullen worden vermoord in de korte periode die volgt nadat Satan naar de aarde zal zijn geslingerd. Het 15de hoofdstuk uit Openbaring onthult nog een ander groot teken in de hemel, waarin wordt beschreven dat de zeven engelen de zeven gouden schalen zullen vasthouden die gevuld zullen zijn met Gods toorn. Maar nog voordat de engelen deze schalen zullen uitgieten over de aarde, voorzag Johannes het volgende in zijn visioen: ‘En ik zag iets dat leek op een glazen zee, met vuur vermengd, en degenen die de overwinning behalen over het wilde beest en over zijn beeld en over het getal van zijn naam, stonden aan de glazen zee en hadden harpen van God. En zij zingen het lied van Mo̱zes, de slaaf van God, en het lied van het Lam.’

Zij die het wilde beest zullen overwinnen betreffen alle heiligen die reeds op de aarde waren, voordat Satan naar de aarde zal worden geworpen. Zij zullen zegevieren vanwege het feit dat zij hun integriteit jegens God niet zullen compromitteren gedurende de periode dat het beest zal pogen om iedereen te dwingen om eer te betonen aan zijn beeld, zelfs onder het verduren van pijn, met de dood tot gevolg. Het blijkt dus dat dit de reden zal zijn waarom het beest oorlog jegens hen zal voeren en hen zal doden: omdat zij zullen weigeren om het beest te aanbidden.

De reeks plagen die zullen worden uitgestort over de wereld betreffen niet slechts aankondigingen van vergeldingsacties, maar zijn symbolen van de daadwerkelijke tenuitvoerbrenging van de oordelen die tegen de Duivel en zijn wereld zijn gericht. Verder blijkt ook duidelijk dat er op de aarde geen heiligen meer aanwezig zullen zijn op het moment dat de engelen de zeven schalen van Gods toorn zullen uitgieten. Zij zullen zich allen in de hemel bevinden en ‘het lied van Mozes’ zingen, wat de uiteindelijke vervulling zal zijn van hetgeen door Mozes’ eigen veelbetekenende dood werd voorafschaduwd, evenals zijn opvolgende verschijning in het visioen van de transfiguratie.

Gods woede zal worden ontstoken door de moord op zijn zonen en Jehovah zal dan niet meer rusten totdat de wereld van de Duivel er niet meer zal zijn. Daarom zal zijn wraak over de wereld worden uitgestort in de vorm van zeven plagen. Bijvoorbeeld, het uitstorten van de derde schaal zal plaatsvinden omwille van de uitdrukkelijke reden om te dienen als vergelding voor het bloed van zijn dienaren dat werd vergoten. Openbaring 16:4-6 luidt: ‘En de derde goot zijn schaal uit in de rivieren en de waterbronnen. En ze werden bloed. En ik hoorde de engel die gesteld was over de wateren, zeggen: “Gij, Degene die is en die was, de Loyale, zijt rechtvaardig, omdat gij deze vonnissen hebt geveld, want zij hebben het bloed van heiligen en van profeten vergoten, en bloed hebt gij hun te drinken gegeven. Zij verdienen het.”’

‘GAAT UIT VAN HAAR MIJN VOLK’

Een van de meest in het oog springende profetische uitleggingen van het Wachttorengenootschap betreft de opmerking dat Babylon de Grote, terug in 1919, van haar voetstuk is afgevallen. Maar zoals bij zoveel andere aspecten omtrent Openbaring het geval is, bestaat er een aantal dwingende redenen waarom Jehovah’s Getuigen de huidige leerstellingen van het Wachttorengenootschap zouden moeten herzien. Hoewel het waar is dat Jehovah’s Getuigen de kern van de leerstellingen van het mystieke Babylon hebben afgewezen -zoals de Drie-eenheid, de leer van de onsterfelijke ziel, het hellevuur enzovoort – is het niet zo waarschijnlijk om te veronderstellen dat er in het kader van het gehoorzamen aan de oproep van de engel, waarbij hij beveelt om ‘uit haar te gaan’, enkel en alleen wordt bedoeld om actief deze leerstellingen te verwerpen.

Al sinds 1919 weergalmt de oproep van het Wachttorengenootschap dat het bevel ‘uit haar te gaan mijn volk’, enkel van toepassing is op kerkgangers, om hen te verzoeken de christenheid te verlaten en vervolgens Jehovah’s Getuigen te worden. Als we deze oproep echter zouden bezien vanuit Gods standpunt, waarom zou de engel dan met nadruk verwijzen naar hen die zich in Babylon bevinden als zijnde ‘mijn volk’? Ten aanzien van de situatie met betrekking tot de letterlijke val van Babylon behoorden de gevangen Joden al tot Gods volk nog voordat zij in gevangenschap verkeerden, vanwege het feit dat God een verbond had gesloten met de vleselijke nakomelingen van Abraham. De omverwerping van Babylon door Cyrus bood de Joden de gelegenheid om terug te keren naar hun geboorteland, waarop zij hun koffers pakten om vervolgens hun exodus te beginnen, om zodoende Babylon te verlaten als zijnde de gemeente van Jehovah’s losgekochte volk.

Hoe zou men stellig kunnen beweren dat de hedendaagse aanhangers van Babylonische godsdiensten die deel uitmaken van Babylon de Grote behoren tot Gods volk wanneer zij worden opgeroepen om ‘van uit haar te gaan’? Heeft God soms ook de Babyloniërs opgeroepen om uit Babylon te gaan om zo samen met de Joden richting Jeruzalem terug te keren?

Bovendien is het zo dat indien de interpretaties van het Wachttorengenootschap waar zouden zijn, dit dus zou betekenen dat Gods volk zeer geleidelijk uit Babylon de Grote zou gaan, verspreid over een periode van vele decennia, wanneer individuele personen zich uit verschillende religieuze organisaties terugtrekken. Dit ligt echter absoluut niet in lijn met de wijze waarop de oude Israëlieten hun exodus uit Babylon hebben volbracht. Wanneer we in de juiste context de waarschuwing van de engel bekijken, dan blijkt dat zijn waarschuwing om van uit haar te komen niet alleen is toegespitst op het werkelijke volk van God, maar daarnaast kondigt deze engel ook de ophanden zijnde verwoesting van Babylon de Grote aan wanneer hij zegt: ‘Gaat uit van haar, mijn volk, indien GIJ niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien GIJ geen deel van haar plagen wilt ontvangen. Want haar zonden hebben zich helemaal tot aan de hemel opgehoopt, en God heeft zich haar ongerechtigheden te binnen gebracht.

Redelijkerwijs zal het tijdsraam ten aanzien van de mogelijkheid die wordt geboden om uit Babylon de Grote te komen worden geopend onmiddellijk plaatsvinden voordat God zijn oordeel over de ongerechtige stad ten uitvoer zal brengen. Waarom zou er anders haast geboden zijn om te moeten vluchten, om zodoende te voorkomen dat men in haar zonden zal delen en alsnog ‘een deel van haar plagen’ zal ontvangen? Het staat absoluut vast dat zodra deze waarschuwing wordt gegeven, de schalen met Gods toorn nog niet over haar zullen zijn uitgegoten. Zoals de engel aangeeft, valt de oproep om ‘uit van haar te gaan mijn volk’ samen met het moment waarop ‘God zich haar ongerechtigheden te binnen zal hebben gebracht’.

Echter, indien de zonden van Babylon de Grote al in 1919 ‘helemaal tot aan de hemel waren opgehoopt’, op welk niveau van opeenstapeling ten aanzien van haar zonden zouden we nu bijna honderd jaar later dan wel niet zitten? Zouden haar zonden gedurende de vele decennia sinds 1919 boven de hemel uit gestapeld zijn? Indien het zo zou zijn dat ‘God zich haar ongerechtigheden te binnen heeft gebracht’, terug in 1919, waarom is de hoer nu dan nog steeds niet verslonden? Gezien de foutieve interpretaties van het Wachttorengenootschap ten aanzien van vele profetieën, en omdat dit maar niet wil doordringen tot de vele Jehovah’s Getuigen, kunnen we met zekerheid de veronderstelling verwerpen dat Jehovah’s Getuigen op een of andere manier gehoor hebben gegeven aan de oproep van de engel om ‘van uit haar te gaan’.

In verband met de leerstelling dat Babylon vermoedelijk viel in 1919, verklaart het Wachttorengenootschap herhaaldelijk dat Babylon de Grote zijn ultieme einde zal vinden aan het begin van de grote verdrukking, zoals in de uitgave van de Wachttoren van 15 juli 2013.

Er wordt ondanks dat het niet klopt van uitgegaan dat de heilige plaats die zal worden verwoest door een walgelijk ding van toepassing is op de christenheid, en zoals bekend waarschuwde Christus dat de verwoesting van de heilige plaats een periode zal zijn van grote verdrukking. Echter is al eerder in deze publicatie uitgebreid aangetoond dat het ‘bestendige kenmerk’ en het ‘heiligdom’ dat wordt geassocieerd met het geestelijke Israël, datgene is wat Christus in gedachten had toen hij de ontheiliging van de heilige plaats voorzegde toen hij nadrukkelijk een beroep deed op het onderscheidingsvermogen van de lezer door te verwijzen naar Daniëls profetie. Omdat de vernietiging van Jeruzalem en de tempel datgene was wat er uiteindelijk toe leidde dat de Joden in de eerste plaats in gevangenschap werden gebracht onder Babylon, kan het niet anders dan dat de profetie van Jezus ten aanzien van de verwoesting van de heilige plaats gedurende het besluit van het samenstel op gelijkende wijze zal worden vervuld en hetzelfde patroon moet volgen.

Het 47ste hoofdstuk van Jesaja toont een duidelijke parallel ten aanzien van de oordelen die in Openbaring tegen Babylon de Grote worden gericht. In Jesaja 47:5-6 voorziet Jehovah ons van de reden waarom Babylon omvergeworpen zal worden en zegt tegen haar: ‘Ga zwijgend zitten en begeef u in de duisternis, o dochter der Chaldeeën, want gij zult niet weer ondervinden dat men u Gebiedster der Koninkrijken noemt. Ik werd verontwaardigd op mijn volk. Ik ontwijdde mijn erfdeel en ik gaf hen vervolgens in uw hand. Gij hebt hun geen barmhartigheden bewezen.’

Laat Jehovah’s Getuigen stoppen met zo onredelijk te zijn door te veronderstellen dat Jehovah’s verontwaardiging in 1918 op overeenkomstige wijze werd geuit. Bovendien, indien het zo zou zijn dat God al in 1918 verontwaardigd zou zijn geweest ten aanzien van de Bible Students, vanwege hun triviale zonden ten aanzien van het vieren van verjaardagen, of vanwege het gebruiken van het kruis, of vanwege hun zelfrechtschapenheid ten aanzien van de ontwikkeling van hun eigen karakter, zoals de eigen bekentenis van het Wachttorengenootschap luidt, hoe zou Jehovah dan zijn huidige organisatie wel niet moeten beoordelen ten aanzien van haar vele misleidingen, hypocrisie, hun vervolging van seksueel misbruikte kinderen en ook hun absolute hoogmoed?

Aangezien er geen geldige verklaring bestaat om aan te nemen dat het beest uit de afgrond, dat Gods twee getuigen zal doden, verschilt van het scharlaken gekleurde beest welk voortkomt uit de afgrond waar de hoer op zal zitten, en er ook geen redelijke verklaring wordt gegeven over hoe het zevenkoppige beest dan in 1914 heeft geleden onder de apocalyptische doodsklap welke het zou hebben ontvangen, blijkt ook duidelijk dat de catastrofe die de wereld op haar grondvesten zal doen schudden waarna het beest in de afgrond zal worden gestort tot op heden is uitgebleven – het nog opkomende beest dat voorbestemd is om de twee getuigen te doden moet onvermijdelijk worden bereden door de symbolische hoer van Babylon. Dit zal betekenen dat Jehovah’s Getuigen het lot zullen moeten ondergaan om na de verwoesting van de heilige plaats in Babylonische gevangenschap te komen, wat nog plaats zal vinden op het moment dat de ongerechtige Gebiedster der Koninkrijken nog steeds een dominante positie bekleedt.

In tegenstelling tot de huidige heersende vooronderstellingen zijn Jehovah’s Getuigen nog steeds niet uit Babylon de Grote gekomen. Dat komt doordat Jehovah’s Getuigen nog niet eens in ballingschap zijn gegaan! Babylon de Grote zal zeer spoedig het volk van Jehovah trachten te veroveren. Dat zal volgen zodra de koning van het noorden zich zal verplaatsen naar het Sieraadland. Net als toen de legers van Nebukadnezar de heilige tempel van Jeruzalem veroverden en plunderden, waarop de Joden zich vervolgens in ballingschap begaven, zo zal het ook straks precies zo lijken alsof Jehovah God inferieur zal zijn ten opzichte van de goden der natiën die de achtste koning steunen, wat precies datgene zal zijn wat de koning van het noorden uiteindelijk gedurende de tijd van het einde zal worden.

Nadat Jehovah zijn volk tot nederigheid zal hebben gedwongen, zal de grotere Cyrus – Christus Jezus – zijn verootmoedigde getrouwen opnieuw bijeenverzamelen en hen verlossen van iedere vorm van gevangenschap waarin zij zich op dat moment ook mogen bevinden.

Echter zal ten aanzien van de zonen van het Koninkrijk die zich zullen verheugen ten aanzien van hun triomf over Babylon de Grote dit enkel mogelijk worden dankzij hun hemelse opstanding. Het zal dat moment zijn dat onmiddellijk volgt nadat de hoer Babylon de Grote zal zijn geëxecuteerd, dat de bruiloft van het Lam zal plaatsvinden en Jehovah koning zal worden. Vandaar ook dat in Openbaring 19:6-7 staat: ‘En ik hoorde iets dat was als een stem van een grote schare en als een geluid van vele wateren en als een geluid van zware donderslagen. Zij zeiden: “Looft Jah, want Jehovah, onze God, de Almachtige, is als koning gaan regeren. Laten wij ons verheugen en verrukt zijn, en laten wij hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is aangebroken en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.”’