In Johannes 17:26 zei Jezus: “Ik heb hun uw naam bekendgemaakt.” En in Matteüs 6: 9-10 zegt Jezus om te bidden dat Gods naam geheiligd moet worden en Johannes 12:28 Jezus zegt: “Vader, verheerlijk uw naam.” Ondanks de overweldigende hoeveelheid Bijbelteksten die illustreren dat de Almachtige Zijn eigen unieke naam heeft … Hoe zou het dan mogelijk kunnen zijn dat het Tetragrammaton niet in het hele nieuwe testament door de discipelen / apostelen werd geraadpleegd en in hun geschriften werd gebruikt bij het imiteren van Jezus bediening? Feitelijk komt Gods persoonlijke naam in het Nieuwe Testament geen enkele keer voor, toch? Ik heb altijd al moeite gehad om te begrijpen waarom dit het geval lijkt te zijn. De enige reden die ik me kan bedenken was om God meer te verbergen voor specifiek degenen die echt opzoek waren? Echter zou dit feitelijk ook betekenen dat dit tegen de prediking in zou gaan. Hoe zou dit komen denkt u?
Er bestaat geen twijfel over dat Satan geprobeerd heeft om Gods naam uit de Schrift te wissen. Zoals de appendix in de Nieuwe Wereldvertaling opmerkt, maakten recent ontdekte fragmenten van de Septuagint uit de periode van Christus gebruikt van ‘JHWH’ in de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Geschriften. In kopieën die na de tweede eeuw zijn geproduceerd, is de naam ‘JHWH’ echter verdwenen. Dat betekent dat Jezus en zijn discipelen, of ze nu lazen uit het Hebreeuws of het Grieks, hoogstwaarschijnlijk lazen uit de Schrift waarin de afkorting van de persoonlijke naam van God werd gebruikt.
Aangezien er geen originele nieuwtestamentische boeken bekend zijn, kan niet definitief worden vastgesteld dat de schrijvers, zoals Paulus, Johannes en Petrus, het Tetragrammaton niet hebben gebruikt. Het is moeilijk om voor te stellen dat ze dat niet deden, vooral omdat ze rechtstreeks uit de Hebreeuwse Geschriften citeerden waar de naam zonder enige twijfel wel in voorkwam. Het is daarnaast ook ondenkbaar dat Jezus zijn Vader Jehovah God niet zou hebben aangesproken met zijn persoonlijke naam, aangezien hij de naam van zijn Vader overal bekend maakte. Na zijn doop stond Jezus bijvoorbeeld tijdens de sabbat in de synagoge en las voor uit de boekrol van Jesaja waarin staat geschreven: “De geest van de Soevereine Heer Jehovah rust op mij, omdat Jehovah mij heeft gezalfd om goed nieuws te vertellen aan de zachtmoedigen.” (Jesaja 61:1) Zoals hierboven eerder werd aangehaald blijkt dat zelfs al zou Jezus uit de Griekse vertaling hebben voorgelezen, de naam ‘JHWH’ hoogstwaarschijnlijk tweemaal in de bovenstaande passage zou moeten voorkomen.
Gezien het feit dat de naam JHWH vanaf een later moment werd gewist uit kopieën van de Septuagint, evenals het feit dat moderne vertalers zelfs zo ver zijn gegaan om Gods persoonlijke naam weg te laten uit het Oude Testament waar deze bijna 7.000 keer in voorkwam, is het zeer aannemelijk dat de naam JHWH wel in de originele evangelieverslagen en in de apostolische brieven werd gebruikt, terwijl de naam JHWH door kopiisten vanaf de tweede of derde eeuw juist werd verwijderd. De meeste kopieën die nog bestaan zijn niet voor de vierde eeuw na Christus geschreven. Het kan uiteraard mogelijk zijn dat er op een dag een keer een origineel manuscript gevonden kan worden waarmee dit dispuut voor eens en voor altijd de wereld uitgeholpen zou kunnen worden.
Linksom of rechtsom blijft de vraag echter bestaan waarom God kopiisten en vertalers eigenlijk toestond om met de heilige Schrift te knoeien.
Sta nu eens stil bij het historische feit dat in de dagen van Josia, de koning van Judea, een kopie van de originele wet werd ontdekt tijdens de tempelherstelwerkzaamheden die door Josia werden geïnitieerd. Dit betekent dus dat gedurende een onbekende periode (misschien zelfs honderden jaren) de koningen en priesters aan wie God de wet had toevertrouwd die God vele jaren daarvoor aan Mozes had overgedragen, uiteindelijk waren kwijtgeraakt.
Iets soortgelijks is gebeurd tijdens het christelijke tijdperk. Omdat de corrupte kerkleiders Constantijn het christendom hadden laten opeisen, werd de Schrift, geschreven in de uitstervende Latijnse taal, tijdens de donkere middeleeuwen ongeveer 1000 jaar lang voor het volk verborgen. Dit resulteerde in een toename van onwetendheid en bijgeloof.
Toch erkennen wij die de waarheid kennen dat Gods voornemens de overhand hebben gehad. Bovendien zullen alle onwetende massa’s mensen die door de eeuwen heen zijn gestorven een aardse opstanding ontvangen. God stond Satan toe zijn woord te verbergen, maar wel slechts voor een bepaalde tijd. Op dit moment zijn er Bijbels in overvloed. De Watchtower Bible and Tract Society publiceert de Nieuwe-Wereldvertaling in meer dan 130 talen en elke vertaling gebruikt de goddelijke naam in zowel het oude als in het nieuwe testament. Je zou kunnen stellen dat Jehovah’s Getuigen op dit moment de Bijbel bezitten die is zoals deze zou moeten zijn. Dit alles komt op hetzelfde moment waarop Jehovah’s Getuigen de laatste fase zijn ingegaan van het prediken van het goede nieuws over de hele aarde waarbij zij niet alleen Bijbels verspreiden maar daarnaast verstrekken zij ook verklarende informatie in meer dan 1000 talen. Satan is er niet in geslaagd om Gods naam en Gods woord uit te bannen.
Tijdens het besluit zal iedereen die de naam van Jehovah aanroept worden gered. Degenen die het gebruik van Gods naam hebben afgewezen en die de satanische misleiding hebben verkondigd dat Jezus Jehovah zelf is, zullen worden afgesneden.
Vraag: God kan geen leugens vertellen, maar Hij laat wel toe dat miljoenen mensen worden misleid … dat is kort samengevat wat jij beweert…, toch?
Ja. God dwingt mensen niet om de waarheid te accepteren. Jezus verwoordde dit het beste toen hij tegen Nicodemus het volgende zei: “Dit is de basis voor het oordeel: het licht kwam in de wereld, maar de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. Wie walgelijke dingen doet, haat het licht en komt niet naar het licht, om te voorkomen dat zijn daden worden afgekeurd. Maar wie doet wat goed is, komt naar het licht, zodat openbaar wordt dat zijn daden in overeenstemming zijn met Gods wil.” (Johannes 3: 19-21)