De volgende uiteenzetting is gebaseerd op dit Wachttoren-artikel. Paragraaf twee uit het betreffende Wachttoren-artikel luidt als volgt:
Jehovah ziet het als een van zijn kinderen niet meer met de gemeente omgaat en stopt met prediken. Wat zal het hem dus pijn doen te zien dat er elk jaar duizenden aanbidders zijn die inactief worden.
Het Besturende Lichaam is zich wel degelijk bewust van de gestage exodus van “duizenden” Jehovah’s Getuigen. Sommigen van hen zijn wellicht niet fysiek uit de organisatie gestapt maar ze zijn inactief geworden. In de paragrafen daarna lezen we in hetzelfde Wachttoren-artikel enkele redenen die worden gegeven waarom er zoveel Getuigen ‘inactief’ worden. De redenen die in het Wachttoren-artikel worden genoemd zijn: Het opgaan in werelds werk, het overweldigd worden door privéproblemen evenals problemen en strubbelingen tussen mede-gelovigen onderling. De voornaamste reden wordt in dit Wachttoren-artikel echter buiten beschouwing gelaten, namelijk de huichelarij vanuit Bethel zelf.
Het is zinloos om voor de zoveelste keer de schandalige wijze te bespreken waarop het Wachttorengenootschap omgaat met de vele gevallen van seksueel kindermisbruik. Het is de afgelopen jaren overal in het nieuws geweest en dit zal ook in de nabije toekomst zeker niet gaan veranderen. Daarnaast bestaan er ook nog talloze andere struikelblokken behalve alleen het kindermisbruik. Wellicht is het meest schandalige waaraan het leiderschap zich schuldig heeft gemaakt wel de voortdurende verkoop van honderden koninkrijkszalen, die de plaatselijke broeders en zusters hebben gebouwd en gefinancierd in de verwachting dat zij daarmee een permanente ontmoetingsplaats zouden hebben om samen komen, te vergaderen en om Jehovah te dienen.
Indien Bethel werkelijk bezorgd zou zijn over het geestelijke welzijn van de schapen, dan zouden ze beslist moeten erkennen dat ze wel degelijk een eigen verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van het feit dat er zo veel schapen tot struikelen zijn gebracht en nog steeds tot struikelen worden gebracht. Het trieste feit is dat het Besturende Lichaam nog nooit enige aansprakelijkheid op zich heeft genomen voor het tot struikelen brengen van onnoemelijke aantallen Jehovah’s Getuigen en geïnteresseerde personen. (In een wijdverspreide open brief in 2004 riep ik het Besturende Lichaam op om naar voren te treden en om hun verantwoordelijkheid te nemen door spijt te betuigen. Deze verzonden brief had tot resultaat dat ik mijzelf moest komen verantwoorden voor een juridisch comité wat uiteindelijk heeft geleid tot mijn uitsluiting.)
De harteloze minachting van het Wachttorengenootschap voor het welzijn van Gods volk werd al lang geleden voorzien. Door middel van Jeremia zei Jehovah het volgende: “En ze proberen de wonden van mijn volk oppervlakkig te genezen door te roepen: Er is vrede! Er is vrede!”, terwijl er geen vrede is. En schamen ze zich voor de walgelijke dingen die ze hebben gedaan? Ze schamen zich helemaal niet! Ze weten niet eens hoe schande voelt! Daarom zullen ze sneuvelen met de gesneuvelden. Wanneer ik ze straf zullen ze struikelen’, zegt Jehovah.” (Jeremia 6: 14-15)
Wat zich onder Jehovah’s Getuigen voltrekt is een geestelijke instorting, en Wachttoren-studieartikelen zoals deze laten zien dat het Besturende Lichaam probeert om de boel oppervlakkig te genezen, precies zoals dit ook op profetische wijze in de Heilige Schrift staat geschreven. Schamen ze zich dan niet dat hun wetteloosheid miljoenen mensen geestelijk ziek heeft gemaakt? Nee, ze schamen zich absoluut niet.
Ik spoor u aan om het 34ste hoofdstuk van Ezechiël eens te lezen. Het Besturende Lichaam impliceert dat de profetie nu in deze tijd van toepassing is op Jehovah’s Getuigen en dat Jehovah op dit moment op zoek is naar de verloren dieren. Maar let nu eens vooral op het feit dat God zich hier focust op een verbijsterende situatie – een situatie waar veel meer dan slechts enkele verloren schapen bij betrokken zijn. Volgens de informatie die we in de profetieën kunnen lezen zal de hele kudde worden verstrooid.
“Luister! Ik zal zelf naar mijn schapen zoeken en voor ze zorgen. Ik zal mijn schapen verzorgen als een herder die zijn verdwaalde schapen vindt en voor ze zorgt. Ik zal ze redden uit alle plaatsen waarheen ze verstrooid zijn op de dag van wolken en diepe duisternis. Ik zal ze bijeenbrengen uit de volken en ze verzamelen uit de landen en ze naar hun land brengen en ze verzorgen op de bergen van Israël, bij de stromen en bij alle woonplaatsen van het land.” (Ezechiel 34:11-13)
De oorspronkelijke herders van Israël waren de koningen, priesters en stamoudsten. Zij waren verantwoordelijk voor de vernietiging die over Jeruzalem kwam vanwege hun afvalligheid. In al Zijn barmhartigheid kwam God tussenbeide en wierp Babylon omver en Hij redde vervolgens zijn schapen. Een soortgelijke ramp zal zich in de toekomst ook voordoen. Jezus voorzei dat een symbolisch Jeruzalem verwoest zal worden door een walgelijk ding tijdens een grote verdrukking die over de gehele bewoonde aarde zal komen. Dit betreft “de dag van wolken en diepe duisternis”, waarover Jezus verder zei: “Onmiddellijk na de verdrukking van die periode zal de zon worden verduisterd en zal de maan geen licht meer geven. De sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse krachten zullen worden geschud.” (Matt 24:29)
Tijdens die duistere periode verzamelt Jehovah zijn verloren schapen, zoals Jezus ook opmerkte toen hij zei: “Dan zal het teken van de Mensenzoon aan de hemel verschijnen en zullen alle volken op aarde zich van verdriet op de borst slaan. Ze zullen de Mensenzoon op de wolken van de hemel zien komen met kracht en grote majesteit. En hij zal zijn engelen onder luid trompetgeschal eropuit sturen om zijn uitverkorenen bijeen te brengen uit de vier windstreken, van het ene uiteinde van de hemel tot het andere.” (Matt 24:30-31)
Dat de profetie betrekking heeft op de tweede komst van Christus blijkt duidelijk uit wat er in Ezechiël 34: 22-24 staat: “Ik zal mijn schapen bevrijden en ze zullen niet langer prooi worden. Ik zal oordelen tussen het ene schaap en het andere. Ik zal één herder over ze aanstellen, mijn dienaar David, en hij zal voor ze zorgen. Hijzelf zal ze verzorgen en hun herder zijn. Ik, Jehovah, zal hun God worden, en mijn dienaar David een vorst in hun midden. Ikzelf, Jehovah, heb gesproken.”
Jehovah’s Getuigen erkennen dat ‘David’ een verwijzing naar Jezus betreft, die een afstammeling was van David via zowel Maria als Jozef en die de wettige erfgenaam was van de troon van David, welke in het grotere geheel het Koninkrijk symboliseert. De Grotere David begon in de eerste eeuw Jehovah’s schapen te weiden. De profetie heeft echter te maken met de tweede komst van Christus, waarvan Jehovah’s Getuigen geloven dat deze al heeft plaatsgevonden. Indien dat waar zou zijn…indien Christus al in 1914 zou zijn begonnen met regeren, dan zou dat betekenen dat de dag van wolken en diepe duisternis al lang geleden achter ons zou moeten liggen. In werkelijkheid blijkt dit echter absoluut niet het geval te zijn. De donkere dagen liggen aan de horizon en komen steeds dichterbij.
Indien we geloof stellen in wat er staat geschreven in de Heilige Schrift, dan zien we dat God een groep mensen heeft die hij erkent als Zijn eigen schapen, over wie hij herders en opzieners heeft aangesteld om hen geestelijk te voeden. Jehovah zal hen verantwoordelijk houden voor wat er met zijn volk gebeurt. Daarom zegt Ezechiël 34:10 ook het volgende: “Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Ik ben tegen de herders. Ik zal ze ter verantwoording roepen voor mijn schapen en ze niet langer voor mijn schapen laten zorgen, en de herders zullen niet langer voor zichzelf zorgen. Ik zal mijn schapen uit hun mond redden, en ze zullen niet langer voedsel voor hen zijn.”