Het Wachttoren-studieartikel getiteld “Laat uw naam geheiligd worden”, geeft een kort overzicht van hoe Jehovah werd belasterd en hoe Hij zijn naam heeft geheiligd en hoe Hij zijn naam ook in de toekomst zal heiligen. Wat het meest opvalt aan de uiteenzetting in het Wachttoren-artikel is juist datgene wat er word weggelaten. Hoewel het waar is dat Satan gebruik maakt van evolutie en van valse religie om de wereld te misleiden en om hiermee een verkeerd beeld van God te schetsen, lastert dit niet rechtstreeks de naam van Jehovah.
Volgens het bijbelverslag waren de mensen die smaad op de naam van God brachten juist Gods volk – de Joden. Dat komt omdat zij het enige volk waren dat Jehovah erkende en dat hem toebehoorde. Zoals bekend is, was Israël een verbond met Jehovah aangegaan. Geen enkele andere natie had die speciale status. Mozes zei tegen Aaron dat hij de mensen moest zegenen en tegen hen moest zeggen: “Mag Jehovah je zegenen en je beschermen. Mag Jehovah het licht van zijn gelaat over je laten schijnen en mag hij je zijn gunst geven. Mag Jehovah met goedkeuring naar je kijken en je vrede geven.’” En ze moeten mijn naam over het volk Israël uitspreken, zodat ik hen kan zegenen.’” (Numeri 6: 24-27)
Het feit dat de Naam figuurlijk gesproken op de Israëlieten werd geplaatst, betekende dat zij Gods eigendom waren. Bovendien plaatste God na verloop van tijd ook Zijn heilige naam op Salomo’s tempel en op de stad Jeruzalem. Nadat de tempel was ingewijd, verscheen Jehovah voor de tweede keer aan Salomo en waarschuwde hem dat als de Israëlieten zich zouden afkeren van Hem door zich voor andere goden neer te buigen, Jehovah hen zou verwerpen en dat Hij Zijn naam zou verwijderen.
Doormiddel van Jeremia sprak God de Joden toe met de volgende woorden: “Maar jullie vertrouwen op misleidende woorden; het zal totaal niets opleveren. Kun je stelen, moorden, overspel plegen, valse eden afleggen, offers aan Baäl brengen en andere goden volgen die jullie niet kenden en dan toch vóór me komen staan in dit huis dat mijn naam draagt en zeggen: “Wij zullen worden gered”, ondanks alle walgelijke dingen die jullie doen? Is dit huis dat mijn naam draagt een rovershol voor jullie geworden? Ik heb het met eigen ogen gezien’, verklaart Jehovah.” (Jeremia 7: 8-11)
De Joden bedrogen zichzelf. Dit kwam ongetwijfeld deels doordat Jehovah God tot op dat moment altijd de stad had beschermd tegen vijandige aanvallen. De Assyriërs verwoestten talloze natiën – waaronder het tienstammenrijk in het noordelijke koninkrijk van Israël. Maar toen koning Sanheribs leger Juda binnenviel en zich aan het voorbereiden was om Jeruzalem in te nemen, stuurde Jehovah een engel die het hele Assyrische leger wegvaagde. En ook Nebukadnezar dreigde ooit Jeruzalem te vernietigen en voerde zelfs de Joodse edelen af naar het verre Babylon, wat ook de reden was waarom Daniël en Ezechiël daar terecht kwamen. De Joden gingen er dus van uit dat Jehovah de stad wel weer opnieuw zou sparen. Dit keer deed Hij dat echter niet.
Het Wachttorengenootschap verklaart in paragraaf 8 het volgende:
Adam en Eva kenden Jehovah’s naam. Ze wisten ook belangrijke dingen over de persoon achter de naam. Ze kenden hem als de Schepper, degene aan wie ze hun leven, hun prachtige paradijselijke woonplaats en hun volmaakte partner te danken hadden (Gen. 1:26-28; 2:18). Maar zouden ze hun volmaakte geest gebruiken om dieper na te denken over alles wat Jehovah voor ze had gedaan? Zouden ze moeite doen om meer liefde en waardering te krijgen voor de persoon achter de naam? Het antwoord werd duidelijk toen ze door Gods vijand op de proef werden gesteld.
Niet alleen kenden de oorspronkelijke Bijbelonderzoekers Gods persoonlijke naam en leerden ze de lang verborgen vitale waarheden over Degene die deze naam droeg, ook nam J.F. Rutherford, de president van het Wachttorengenootschap, in 1932 de naam Jehovah’s Getuigen aan, wat er dus in resulteerde dat de naam van Jehovah vanaf dat moment min of meer exclusief in verband werd gebracht met deze eigenaardige sekte. Blijkbaar stond de Drager van de naam dit toe.
Even terzijde: jaren geleden grapte een broeder met scherpe tong: ‘Er bestaat een goede reden waarom mensen in de heidense christenheid de naam van God niet gebruiken. Jehovah wil niet dat ze dat doen.’
Alleen al het feit dat de meeste Bijbels (in ieder geval de meest populaire Bijbels) alle sporen van JHWH hebben uitgewist, en omdat daarnaast ook de grote menigten gelovigen, die zichzelf christenen noemen, zelden of nooit naar God verwijzen door gebruik te maken van Zijn naam, zou je kunnen zeggen dat Jehovah’s Getuigen deze naam eigen hebben gemaakt. Of, beter gezegd, er kan worden gezegd dat Jehovah ervoor zorgde dat zijn naam bij het Wachttorengenootschap en op de Jehovah’s Getuigen zetelde, net zoals Hij had gedaan bij Jeruzalem en bij de tempel van Salomo.
Bedenk nu eens hoe het leiderschap van de Jehovah’s Getuigen de beproeving van de Duivel heeft doorstaan.
Nu de wereld steeds goddelozer en perverser is geworden, komt pedofilie steeds vaker voor. Terug in de jaren ’70 en ’80, toen het Besturende Lichaam voor het eerst het hoofd moest bieden aan het kwaad dat binnen de gemeenten de kop op stak, ontwikkelden ze een beleid dat gebaseerd was op de gedachte dat dit soort misdaden tegen kinderen zo afschuwelijk en zo onuitsprekelijk verwerpelijk zijn, dat elke blootstelling ervan moest worden afgeschermd en moest worden bedekt. En waarom dan precies? Om de naam van Jehovah tegen smaad te beschermen.
Ouderlingen weten heel goed dat dit waar is. Dat betekent dat het leiderschap van de organisatie zich zeer goed bewust is van het feit dat de eer van Gods naam op het spel staat. Kunnen we nu stellen dat het onder de pet houden van seksueel kindermisbruik de naam van Jehovah tegen smaad heeft behoed? Nauwelijks! Eerder juist het tegenovergestelde. Het schadelijke beleid van het Wachttorengenootschap heeft onnoemelijk veel smaad op Jehovah gebracht – veel meer nog dan alleen de feitelijke misdaden die door diverse gemeenteleden zijn begaan.
Zoals iedereen zou moeten weten, is het fundament van theocratie gebaseerd op gerechtigheid. De plicht van degenen die als rechter dienst doen, is om extra veel zorg te dragen voor de weerloze onderdrukten – de spreekwoordelijke weduwen en wezen. Jehovah heeft dit zelfs specifiek in de wet opgenomen. Het gehele leiderschap van de organisatie heeft hierbij dus de wet van Jehovah overtreden. Satan heeft het Besturende Lichaam beslist in hoge mate bedrogen door hen op een slimme wijze te verleiden om zichzelf tot rechtelijke tegenstanders te maken van misbruikte kinderen onder het mom van het beschermen van de naam van Jehovah tegen smaad. Hoe kan het recht nog erger worden verdraaid?
“DE PROFETEN PROFETEREN LEUGENS IN MIJN NAAM”
Er is geen ontkomen aan. Jehovah’s Getuigen hebben grote oneer over de naam van God gebracht. Helaas is er nog meer dan alleen dat. Bedenk ook eens dat elk Wachttoren-tijdschrift de ondertitel draagt: ‘Aankondiger van Jehovah’s Koninkrijk’. En in elk van die miljoenen publicaties die in honderden talen over de hele wereld zijn verspreid, heeft Bethel een enorme misleiding gepromoot in de naam van Jehovah zelf, waarbij er in naam van Jehovah wordt verklaard dat Christus is al lang geleden is teruggekeerd en dat het Koninkrijk al sinds 1914 aan de macht is, en ook dat de zuivere aanbidding al eindelijk is hersteld.
In het veertiende hoofdstuk van Jeremia zei Jehovah het volgende tegen zijn wachter: “De profeten profeteren leugens in mijn naam. Ik heb ze niet gestuurd, ik heb ze niets opgedragen en ik heb niet tegen ze gesproken. Ze profeteren tot jullie een leugenvisioen, een zinloze voorspelling en bedrog uit hun eigen hart. Daarom zegt Jehovah het volgende over de profeten die in mijn naam profeteren hoewel ik ze niet heb gestuurd, en die zeggen dat er geen zwaard of hongersnood in dit land zal komen: “Door het zwaard en door de hongersnood zullen die profeten omkomen. En de mensen tot wie ze profeteren, zullen op de straten van Jeruzalem worden gegooid vanwege de hongersnood en het zwaard, en niemand zal hen, hun vrouwen, hun zonen en hun dochters begraven, want ik zal de ellende over hen uitgieten die ze verdienen.” (Jeremia 14:14-16)
Wordt de zogenaamde “getrouwe slaaf” dan niet beschouwd als Jehovah’s spreekbuis? Het exclusieve, aardse kanaal van goddelijke communicatie? En van alle Jehovah’s Getuigen wordt verwacht dat ze de interpretaties van het Besturend Lichaam ten aanzien van Bijbelse profetie aanvaarden alsof ze rechtstreeks van Jehovah zelf afkomen. Daarom profeteren zij ook in de naam van Jehovah. En omdat 1914 een slim bedacht verzinsel is, profeteren ze dus leugens in de naam van Jehovah.
Is het niet waar dat de gezalfden als een profeten-klasse worden beschouwd? Als de stem van de zogenaamde profeetklasse heeft het Wachttorengenootschap verschillende benamingen naar zichzelf toe getrokken, zoals de ‘Ezechiëlklasse’, de ‘Jeremia-klasse’, enz. Lees hier bijvoorbeeld eens een fragment uit een Wachttoren-artikel uit 2003:
De hedendaagse wachterklasse, gezalfde christenen, waarschuwt voor de ondergang van de christenheid, het tegenbeeldige Jeruzalem. Als de „grote verdrukking” losbarst en „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, vernietigd wordt, zal de gezalfde Ezechiëlklasse niets meer hoeven te zeggen over de ondergang van de christenheid, die een belangrijk deel van dat rijk vormt.
Wat het meest in het oog springt, is dat in de publicatie “Zuivere aanbidding-eindelijk hersteld”, die ogenschijnlijk de profetie van Ezechiël uitlegt, het Besturende Lichaam de christenheid zonder pardon heeft laten vallen als zijnde het tegenbeeldige/ anti-typische Jeruzalem. Feitelijk komt het er nu dus op neer dat het Besturend Lichaam nu dus de neiging heeft laten zien om voortaan maar zoveel mogelijk soorten typen en anti-typen (beelden en tegenbeelden) te laten vallen.
Blijkbaar heeft het Besturende Lichaam de gevolgen van hun meest recente “aanpassing” echter niet goed overdacht. Indien Jeruzalem niet langer het heidense christenheid symboliseert, betekent dat dan ook dat de gezalfde christenen niet langer wachters zijn? Dat zij dus niet langer de tegenbeeldige profeten voorstellen die de ondergang aankondigen van Babylon de Grote? Desalniettemin veronderstelt het Wachttorengenootschap nog steeds dat zij in de naam van Jehovah aan het profeteren zijn.
Het valt niet te ontkennen dat Jeruzalem een belangrijke symbolische plaats inneemt binnen de profetie. Het Wachttorengenootschap kan dit ook niet ontkennen. Of Jehovah’s Getuigen zich er nu van bewust zijn of niet…ironisch genoeg heeft het Wachttorengenootschap zichzelf hiermee bestempeld als het tegenbeeldige Jeruzalem uit de profetie. Hoezo blijkt dit het geval te zijn? Het Wachttorengenootschap beweert dat de terugkeer van de Joden uit Babylon om Jeruzalem te herbouwen een beeld/type is. Het is een voorbode van het herstel van de zuivere aanbidding. Aangenomen wordt dat de christelijke gemeente van Jehovah’s Getuigen de vervulling is van alle herstelprofetieën. Betekent dit dan ook niet dat hiermee de wagen voor het paard wordt gespannen? Als er een type-antitype-correlatie is, wat ook absoluut het geval is, dan is het ook zo dat in lijn met de Schrift het herstel enkel tot stand kan komen nadat het anti-typische Jeruzalem is verwoest.
Ondanks de verwarrende interpretatie van het Wachttorengenootschap vormt de verwoesting en het herstel van Jeruzalem het onderliggende thema van vrijwel alle Hebreeuwse profetische boeken. Het is de focus van Jezus’ eigen profetie met betrekking tot het besluit en het walgelijke ding dat zal staan op de heilige plaats. Jeruzalem symboliseert de gemeente van Christus. Echter niet op de wijze die het Wachttorengenootschap aanneemt. Het christendom is tenslotte in Jeruzalem ontstaan. Echter wordt het de Duivel toegestaan om onkruid te zaaien tussen de gezalfde tarwe binnen in de gemeente van Christus – of in zijn koninkrijk, zoals Jezus het verwoordde in zijn illustratie van de tarwe en het onkruid.
Aangezien het oude Jeruzalem de stad was waar Jehovah zijn naam zetelde, vormt de christelijke gemeente van Jehovah’s Getuigen in deze tijd het anti-typische /tegenbeeldige Jeruzalem. En omdat Jehovah’s Getuigen smaad op de naam van Jehovah hebben gebracht, is God genoodzaakt om op te treden om zodoende Zijn naam weer te heiligen.
Binnen het kadertje van het artikel dat getiteld is “Elementen van een groot vraagstuk”, wordt Ezechiël 36 aangehaald. Hier volgt de bijbehorende context: “Ik zal begaan zijn met mijn heilige naam, die het huis van Israël heeft ontheiligd onder de volken waar ze naartoe zijn gegaan.’‘Zeg daarom tegen het huis van Israël: “Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: ‘Huis van Israël, dat ik ingrijp is niet voor jullie maar voor mijn heilige naam, die jullie hebben ontheiligd onder de volken waar jullie naartoe zijn gegaan. “Ik zal mijn grote naam beslist heiligen, die onder de volken is ontheiligd, die jullie onder hen hebben ontheiligd. En de volken zullen moeten weten dat ik Jehovah ben”, verklaart de Soevereine Heer Jehovah, “als ik voor hun ogen onder jullie word geheiligd.” (Ezechiel 36:21-23)
Het Wachttorengenootschap zou onmogelijk kunnen beweren dat het bovenstaande vers geen moderne toepassing heeft. Dat komt omdat de uitgebreide context aangeeft dat de herstelde natie “Israël” datgene is wat wordt aangevallen door Gog van Magog, wat zal plaatsvinden tijdens het laatste deel van de dagen. Het Besturend Lichaam beweert dat de mensen die door Gog en zijn hordes belegerd zullen worden, Jehovah’s Getuigen zijn. Indien dat waar zou zijn dan betekent dit dus ook dat het de Jehovah’s Getuigen zijn die Gods grote naam onder de natiën hebben ontheiligd.
Terugkomend op het besproken artikel staat er in paragraaf 16 het volgende:
“Jehovah laat onvolmaakte mensen meehelpen aan de heiliging van zijn naam. In feite kun jij doen wat Adam en Eva niet is gelukt. In een wereld vol mensen die Jehovah’s naam belasteren en zwartmaken heb jij de kans om op te komen voor de waarheid dat Jehovah heilig, rechtvaardig, goed en liefdevol is (Jes. 29:23). Je kunt zijn bestuur steunen. Je kunt het aanprijzen als de enige manier van regeren die echt rechtvaardig is en die de hele schepping vrede en geluk zal brengen”
Een aandeel hebben in het heiligen van Gods naam klinkt natuurlijk geweldig. Is dit net zo eenvoudig als bijvoorbeeld meedoen met de velddienst? Misschien zouden sommige leergierige Jehovah’s Getuigen wel op het geciteerde vers kunnen klikken. Misschien zou een bijzonder leergierige onderzoeker zelfs wel het hele 29ste hoofdstuk van Jesaja kunnen lezen om inzicht te krijgen in de bijbehorende context. Wanneer iemand werkelijk aandachtig Jesaja leest, dan zou hij zich kunnen gaan realiseren dat de toepassing van Jesaja 29:23 door het Wachttorengenootschap volledig onjuist is.
Vanuit de context bekeken, zullen de kinderen van God zijn heilige naam heiligen in de nasleep van de verwoesting van Jeruzalem – op cryptische wijze beschreven als “A̱riël, de stad waar David zijn kamp opsloeg!” (Jes 29:1)
Jezus wordt ook de zoon van David genoemd. Het Wachttorengenootschap noemt Jezus ook terecht de Grotere David. Daarom is de stad waar “David” zijn kamp opsloeg, de stad die bestemd is om verwoest te worden, namelijk de gemeente van Christus.
De reden waarom het Besturende Lichaam hier werkelijk niets van begrijpt, wordt in vers 10 gegeven: “Want Jehovah heeft een geest van diepe slaap over jullie uitgestort. Hij heeft jullie ogen, de profeten, gesloten en hij heeft jullie hoofden, de visionairs, bedekt.” (Jes 29:10)
Nee, de kinderen van Jacob zullen Gods naam heiligen door hem tijdens de grote verdrukking trouw te blijven. Hun geloof zal intact blijven, zelfs nadat het Wachttorengenootschap zal worden weggevaagd omdat zij is ontmaskerd als een broedplaats van valse apostelen. Op deze manier zal de naam van Jehovah worden geheiligd en gelouterd van de smaad die het Wachttorengenootschap erop heeft aangebracht.
Doormiddel van de publicatie van het boek “Jehovah zelf is koning geworden” in het jaar 2005, is het Wachttorengenootschap op de hoogte gesteld van Jehovah’s naderende oordeel.