Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk gepost in november 2011.
In het 17de hoofdstuk van Jesaja staat de aanklacht opgetekend tegen Damascus en Israël. Maar zoals bij de meeste profetieën het geval is, blijkt ook hier weer dat hoewel de oorspronkelijke setting werd opgetekend in de oudheid, de profetische boodschap toch betrekking heeft op de tijd van het einde.
Dat zou ook duidelijk moeten blijken aan de hand van het slotgedeelte van de profetie, waarin staat geschreven: “Luister! Het rumoer van veel volken, die onstuimig zijn als de zee! Het tumult van naties, als het bulderende geluid van machtige wateren! De volken zullen klinken als het gebulder van vele wateren. Hij zal ze bestraffen en ze zullen ver weg vluchten, opgejaagd als kaf in de bergwind, als wervelende distels in een storm.” (Jesaja 17:12-13)
“Het rumoer van veel volken, die onstuimig zijn” als de zee, betreft een verwijzing naar het tumult van naties dat zal plaatsvinden wanneer de god van deze wereld, Satan de Duivel, naar de aarde zal worden geslingerd zodra Christus zal beginnen met het uitoefenen van zijn macht over zijn Koninkrijk.
Jezus voorzei op soortgelijke wijze dat de natiën tijdens het besluit van het samenstel in een angstaanjagende situatie terecht zouden komen waar ze zich geen uitweg meer zouden weten, vanwege het gebulder van de zee en zijn onstuimigheid. Het is dus duidelijk dat Gods oordelen die tegen Damascus en Israël werden gericht een profetische betekenis hebben die veel verder reikt dan die letterlijke koninkrijken uit het verre verleden.
Damascus was een van de oudste steden op aarde. (Hoewel er momenteel in Syrië een stad is die ook Damascus heet, bevindt deze zich blijkbaar niet op dezelfde geografische plaats als de oorspronkelijke stad.) Ze bestond toen Abram voor het eerst door het land trok nadat hij Ur had verlaten. Vanwege het milde klimaat en het overvloedige water uit de bergmond, was de regio zeer vruchtbaar en uitermate geschikt voor landbouw. De geografische ligging zorgde er ook voor dat het oude Damascus was voorbestemd om een belangrijk commercieel handelscentrum te worden. Uiteindelijk werd de stad ook nog op militair gebied heel machtig en daarnaast werd het ook de hoofdstad van verschillende Syrische koninkrijken. Zowel het noordelijke koninkrijk Israël als Juda waren afwisselend bondgenoten en vijanden van Damascus.
Echter besloot Jehovah dat Damascus een verlaten ruïne zou worden. De openingswoorden van de profetie luiden: “Luister! Damaskus zal geen stad meer zijn, het zal een puinhoop en een ruïne worden. De steden van A̱roër zullen verlaten worden. Het worden plaatsen waar kudden uitrusten en waar ze voor niemand bang zijn. Vestingsteden zullen uit Efraïm verdwijnen en het koninkrijk uit Damaskus. Wie overblijven van Syrië zullen verdwijnen, net als de glorie van de Israëlieten’, verklaart Jehovah van de legermachten.” (Jesaja 17:1-3)
Het ligt in de context van de omverwerping van Damascus dat er een “oogst” plaatsvindt. Jesaja 17: 4-6 zegt: “Op die dag zal de glorie van Jakob afnemen, zijn gezonde lichaam zal mager worden. Het zal zijn zoals wanneer een oogster het graan binnenhaalt en met de hand de aren oogst, zoals wanneer iemand graan verzamelt in het Re̱faïmdal. Er zal maar een klein beetje overblijven, zoals wanneer een olijfboom geschud wordt: twee of drie rijpe olijven aan de hoogste tak en vier of vijf aan de vruchtdragende takken’, verklaart Jehovah, de God van Israël.”
God had zich altijd voorgenomen dat hij Jakob of Israël als alternatief zou gebruiken om een rechtvaardig volk uit voort te brengen, waarvan de Messias de voornaamste was. Toen de Messias op aarde was bleek echter dat een zeer groot gedeelte van het Joodse volk ontrouw was, waardoor hij tegen hen zei dat hij het Koninkrijk van God van hen zou afnemen en aan een volk zou gegeven dat zijn vruchten zou voortbrengen. Deze “natie” is datgene wat de apostel Paulus “het Israël van God” noemde, oftewel de gemeente van Christus. En sprak Jezus overigens ook niet over een grote oogst die zou plaatsvinden tijdens “een besluit van een samenstel van dingen”? Het moge dus duidelijk zijn dat “Jakob” de gemeente vertegenwoordigt waar Christus deze getrouwen uit zal oogsten.
Al vanaf het allereerste begin, toen het volk aan de voet van de berg samenkwam terwijl Mozes met God sprak, hadden de Israëlieten zich op schaamteloze wijze schuldig gemaakt aan het beoefenen van afgoderij. Te beginnen met het gouden kalf van Aäron, tot aan de verheerlijking van Baäl, Moloch en Kamos onder Salomo, waardoor de zonen van Jakob zich meerdere malen op schandalige wijze bezigden met smerige afgoderij.
Die neiging kwam eveneens tot uiting in het nieuwe Israël, zij het op een subtielere wijze. Dit bleek duidelijk uit de situatie die in de gemeente Korinthe bestond, waarbij sommige gelovigen verklaarden dat ze aan Paulus toebehoorden. Anderen beweerden weer dat ze aan Apollos toebehoorden.
Hoe je het ook wendt of keert: afgoderij blijft afgoderij, of het nu gaat om een simpele buiging voor een of ander gouden kalf of dat men beweert toe te behoren aan een of andere religieuze leider. Onder afgoderij valt alles dat op enigerlei wijze de plaats inneemt die exclusief aan God toebehoort.
Aangezien zondige mensen geneigd zijn om de schepping te vereren in plaats van de Schepper zelf, zou het geen verrassing moeten zijn dat er ook sprake zal zijn van afgoderij binnen het christelijke genootschap wanneer Christus terugkeert om de oogst te voltooien. Het zal juist het oordeel van Christus zijn, dat voor eens en voor altijd “Jakob” zal helpen ontnuchteren uit de roes van de afgodische vorm van aanbidding die hij beoefent. Je zou kunnen stellen dat Gods voornemen om afgoderij te vernietigen een onderliggend thema vormt binnen de profetie van Jesaja.
Toen Jezus zijn volgelingen de opdracht gaf om discipelen te gaan maken, volgden ze het voorbeeld van Jezus en liepen ze door het land om tegen mensen te spreken in hun huizen, in winkels, op straat, op marktplaatsen, in de synagogen en ook in de tempel. Aangezien handgeschreven exemplaren van de Schrift in die dagen waardevol en zeldzaam waren, valt het ook ten zeerste te betwijfelen of er überhaupt veel vroege christenen waren die persoonlijk ook maar een enkel exemplaar van een Hebreeuwse boekrol bezaten.
Nadat Constantijn de afvallige christenheid in het Romeinse imperiale stelsel had opgenomen, kwam er effectief een einde aan het predikingswerk van de oorspronkelijke christenen. De christenheid werd vanaf toen het middel bij uitstek om de waarheid bij de mensen weg te houden. Een ieder die het aandurfde om de Bijbel uit het Latijn te vertalen, en een ieder die ook maar iets anders predikte dat afweek van datgene wat door de paus was goedgekeurd, werd gebrandmerkt als een vijand van de kerk.
Gelukkig waren er ook enkelen die het wel aandurfden.
In de 13de eeuw was er bijvoorbeeld Peter Waldo, wiens volgelingen (de Waldenzen) rondreizende predikers waren. In het Engeland uit de 14de eeuw waren er ook nog John Wycliffe en zijn volgelingen, die ook wel bekend stonden als de Lollards. Ook zij waren predikers.
Maar omdat het toen nog niet de bestemde tijd was waarop de waarheid moest gaan schijnen, verdwenen die groepen helaas ook weer in het zwarte gat van de christenheid. Echter bleek pas dat na de uitvinding van de drukpers in de 15de eeuw, dat de macht van de Kerk van Rome en Londen definitief werd verbroken waardoor het hen niet meer lukte om de Bijbel bij het volk weg te houden door ervoor te zorgen dat de Bijbel alleen maar beschikbaar was in de uitstervende Latijnse taal. Kennelijk bewoog Jehovah een aantal bekwame mannen ertoe om de Bijbel in de gewone talen van Europeanen te laten vertalen en dankzij de nieuwe technologie uit die tijd konden Bijbels sneller in het Engels, Duits, Frans en Nederlands worden gedrukt dan de heidense geestelijkheid ze kon verbranden.
Tegelijkertijd kwam de Bijbel beschikbaar voor de gewone man, terwijl het tijdperk van kolonisatie begon en de Europese kolonialisten en pelgrims met hun Bijbel in de hand op pad gingen. Toen Amerika werd opgericht, op grote afstand van het duivelse Vaticaan en de Kerk van Engeland, leefde de belangstelling voor de Bijbel enorm op. Ondanks het feit dat ze toen voor het eerst weer konden proeven van de hernieuwde godsdienstvrijheid werkten deze nieuwe generaties bijbellezers nog steeds onder een eeuwenlange opeenstapeling aan misleidingen die waren voortgekomen uit de wereld van de heidense geestelijkheid waaruit ze kort daarvoor waren ontsnapt. Maar met het verschijnen van de Internationale Bijbelonderzoekers aan het einde van de 19de eeuw begon ineens de fundamentele waarheid van de Schrift weer tot leven te komen en begon het koninkrijkswerk weer opnieuw – dit alles in de aanloop naar de oogst.
Vanaf het bescheiden begin van Russell en zijn volgelingen is het Wachttorengenootschap een vooraanstaande wereldwijde instelling geworden. Het Wachttorengenootschap werd zelfs ooit gerekend tot een van de 50 grootste bedrijven in New York City. Het oude Brooklyn-gebouwencomplex bracht naar schatting $ 1.000.000.000 dollar op. Dat is een enorme hoeveelheid kleingeld in het bijdragebusje! Duizenden Jehovah’s Getuigen hebben zich vrijwillig opgegeven, sommigen zelfs op voltijdbasis, om de diverse Watchtower Society-faciliteiten te bouwen, zoals congreshallen, bijkantoren, productiefaciliteiten en Koninkrijkszalen. Vooral deze Koninkrijkszalen werden toen met duizenden tegelijk gebouwd. Elk van deze gebouwen werd aan God opgedragen en heeft ongetwijfeld gediend om het o zo belangrijke predikingswerk te bevorderen dat Christus ons bevolen had om te doen. Omdat deze faciliteiten een integraal onderdeel vormen bij de aanbidding door Jehovah’s Getuigen, worden ze ook als iets onmisbaars beschouwd – ze worden eerbiedig beschouwd als onderdeel van Jehovah’s ‘zichtbare organisatie’.
BEHOORT U TOE AAN DE DOOR GOD’S GEEST GELEIDE ORGANISATIE?
Het Besturende Lichaam heeft zelfs de personen die de afgelopen decennia zijn gedoopt, gedwongen om tijdens hun doopopdracht in het openbaar te verklaren dat ze erkennen dat ze vanaf dat moment een onderdeel uitmaken van Jehovah’s ‘door de geest geleide organisatie’. Het komt hier feitelijk in andere woorden op neer dat christenen ertoe worden gebracht om te verklaren dat ze aan een aardse, menselijke institutie toebehoren – waardoor ze zichzelf automatisch tot volgers van mensen maken!
Toch valt aan de andere kant niet te ontkennen dat Jehovah’s Getuigen onder leiding van hun geliefde Wachttorengenootschap toch grootse werken hebben verricht. Echter dient men zichzelf wel goed in de oren te knopen dat God feitelijk helemaal geen uitgeverij of organisatie nodig heeft. Ook de eerste-eeuwse christenen hebben grootse werken verricht en zij moesten het doen met veel minder dan Jehovah’s Getuigen in deze tijd. Jezus verzekerde ons dat God, indien Hij daarvoor zou kiezen, er zelfs voor kan zorgen dat levenloze stenen het zouden kunnen uitroepen om voor de waarheid te getuigen.
Maar wanneer we even terugkomen op de kwestie omtrent het feit dat het Wachttorengenootschap de rol op zich neemt van Gods “door de geest geleide organisatie”, volgen er hier nog een paar relevante vragen die we ons in alle ernst zouden moeten stellen: Is het Gods geest geweest die het leiderschap van het Wachttorengenootschap ertoe heeft geleid om een politiek partnerschap aan te gaan met de Verenigde Naties? Om aan de eisen van dit NGO-partnerschap met de Verenigde Naties te voldoen was Bethel namelijk verplicht om een deel van de door hun aan God opgedragen publicatiemiddelen te gebruiken om de programma’s en activiteiten van de VN in een positief daglicht te zetten.
Dienen we te geloven dat Gods geest de advocaten van het Wachttorengenootschap ertoe zou hebben gebracht om in de rechtbank glashard te ontkennen dat christelijke ouderlingen een fiduciaire verplichting hebben om kinderen te beschermen tegen de seksuele pedofiele roofdieren die jagen binnen de gemeenten die deze ouderlingen onder hun hoede hebben? (Zie blogbericht: Hebben ouderlingen een fiduciaire plicht?)
Zou het mogelijk kunnen zijn dat Gods geest van ultieme waarheid verantwoordelijk is voor het leiden van het Wachttorengenootschap om vanaf het begin van hun bestaan een valse parousia (Tweede Komst van Christus) te verkondigen?
Houd hierbij in gedachte dat zelfs getrouwe mannen die ooit door God werden gebruikt om zijn volk te leiden, ernstige beoordelingsfouten maakten. Mozes pakte ooit de eer voor zichzelf omdat hij de Israëlieten op wonderbaarlijke wijze van water voorzag dat uit een steile rots kwam. De daad waarbij Mozes pronkte door de eer op te strijken die feitelijk aan God zelf toebehoorde, kostte hem het voorrecht om het Beloofde Land binnen te mogen gaan. Ook David was zo onverstandig om een opdracht uit te vaardigen tot een volkstelling, wat Jehovah ertoe aanzette om een plaag te ontketenen. Koning Salomo, die het voorrecht kreeg om drie boeken in de Bijbel te schrijven, werd uiteindelijk afvallig, wat ertoe leidde dat Israël werd verscheurd in wedijverende koninkrijken.
Zo is het vandaag de dag ook. Net als Mozes, heeft het Besturende Lichaam zichzelf verheerlijkt als de getrouwe slaaf die niets anders verschaft dan de meest exclusieve vruchten van waarheid die rechtstreeks uit de mond van God zelf komen. Ze hebben van Jehovah’s Getuigen geëist dat zij de organisatie erkennen als de ‘door de geest geleide meester’ van hun geloof. Net zoals Salomo heeft het Besturende Lichaam het voorrecht gekregen om Bijbels en bijbelcommentaren te publiceren evenals het voorrecht dat hun eigen persoonlijke woorden wereldwijd door miljoenen mensen worden voorgelezen die God willen leren kennen, terwijl uit diezelfde organisatie ook de afvalligheid is voortgekomen!
Het is juist in verband met de aardse zichtbare organisatie, waarvoor Jehovah’s Getuigen als het ware talloze altaren, wierooktafels en heilige palen hebben gebouwd. En het is in de context van het tumult van natiën, waarover het volgende vers zegt: “Op die dag zal de mens opkijken naar zijn Maker en hij zal zijn blik richten op de Heilige van Israël. Hij zal niet kijken naar de altaren, het werk van zijn handen. Hij zal geen oog hebben voor wat zijn vingers hebben gemaakt: de heilige palen en de wierooktafels. Op die dag worden zijn vestingsteden als een verlaten plaats in het bos, als een tak die was achtergelaten vóór de Israëlieten. Het zal een woestenij worden. Want je bent de God van je redding vergeten. Je hebt niet aan de Rots, je vesting, gedacht. Daarom leg je prachtige tuinen aan en plant je er stekjes van een vreemde in. Overdag omhein je zorgvuldig je tuin, in de ochtend laat je het zaad opgroeien, maar de oogst zal verloren gaan op de dag van ziekte en ongeneeslijke pijn.” (Jesaja 17:7-11)
De hele organisatiestructuur, die op dit moment nog het middelpunt vormt van de activiteiten van Jehovah’s Getuigen, is voorbestemd om woest en verlaten te worden. Koninkrijkszalen, zoals “vestingsteden”, zullen volledig worden verlaten. De “prachtige tuinen” (“zichtbare organisatie”) die Jehovah’s Getuigen hebben geplant, zullen plotseling als een verlaten woestenij worden. De prediking van het goede nieuws zal onverwachts stil komen te liggen – (“de oogst zal verloren gaan op die dag”).
Omdat het Wachttorengenootschap al vanaf het begin onlosmakelijk verbonden is geweest met de bedrieglijke invloed omtrent 1914, en omdat alle Jehovah’s Getuigen worden verplicht om hun slim bedachte verzinsels over een onzichtbare parousia (Tweede Komst van Christus) te aanvaarden, is het alsof de omheinde tuin van waarheid die het Genootschap zorgvuldig heeft gecultiveerd over de gehele wereld bezaaid ligt met “stekjes van een vreemde”. (van de mens van wetteloosheid).
Jehovah’s Getuigen stellen hun volledige vertrouwen in het Wachttorengenootschap terwijl dit tegelijkertijd ten koste is gegaan van Jehovah. Om die reden zal dus ook de plotselinge ineenstorting van het Wachttorengenootschap plaatsvinden op “de dag van ziekte en ongeneeslijke pijn”.
Zodra de uiterst imponerende Wachttoren omvergehaald zal worden (mager gemaakt zal worden), zal de aardse mens gedwongen worden om naar zijn Maker op te kijken (de Heilige van Israël zelf). Op dat moment zal Jehovah dan ook zijn voornemen in verband met de “zichtbare organisatie” hebben volbracht.
Precies! Zodra het omlaag halen van de Wachttoren ertoe zal leiden dat de heerlijkheid weer naar God toegaat, welke oprechte liefhebber van Jehovah zou daar dan nog bezwaar tegen maken?