Jehovah heeft gevoelens. Het lijkt misschien vreemd om dat überhaupt te moeten zeggen. We zouden dat simpele feit soms weleens over het hoofd kunnen zien waarbij we er niet in slagen om hier ook daadwerkelijk onze waardering voor op te brengen. We beschikken feitelijk allemaal over onze eigen gedachten en gevoelens en we kunnen onszelf verhouden tot de mensen om ons heen evenals tot God, omdat we geschapen zijn naar Zijn evenbeeld en gelijkenis. In andere situaties zouden we bijvoorbeeld ongeduldig kunnen zijn. Dat komt omdat God deze eigenschap aan ons heeft gegeven. We zouden ons ook beledigd kunnen voelen, zelfs tot het punt waarop we woedend zouden kunnen worden. Ook hier geldt weer dat we gemaakt zijn met het vermogen om op een bepaalde manier op dingen te kunnen reageren. En ja, zelfs de gevoelens van de Almachtige God kunnen worden gekwetst, zoals ook in Psalmen staat opgetekend: “Hoe vaak kwamen ze tegen hem in opstand in de wildernis en kwetsten ze hem in de woestijn!” (Psalmen78:40)
God verloor zijn geduld met het volk Israël. Hij voelde zich zeer beledigd vanwege hun aanbidding van demonen en alles wat daarmee gepaard ging. Nadat God het wangedrag van zijn volk gedurende langere tijd heeft moeten verdragen, uitte God Zijn woede toen hij de Assyrische horden als een zwerm bijen bij elkaar “floot” om vervolgens op Israël neer te strijken. In zijn woede liet God hen wegvoeren van het prachtige land dat Hij hen had geschonken. De voorwaarden stonden heel duidelijk opgetekend in het Wetsverbond. Het is niet alsof God op een wispelturige manier handelde ofzo. Helaas bleek dat Jehovah niet lang daarna ook Babylon had aangewezen om dezelfde straf toe te passen op Juda en Jeruzalem.
Maar God is barmhartig. Dat is ook een van zijn dominante eigenschappen. Na verloop van tijd eiste Jehovah de Joden namelijk weer op uit Babylon en Perzië en Hij bracht ze vervolgens weer terug naar het geboorteland van hun voorouders. Het is waar dat er na dat moment nog over hen werd geregeerd door de Grieken en de Romeinen, maar ze werden niet openlijk verdrukt zoals daarvoor wel het geval was.
“Maar de duisternis zal niet zijn zoals vroeger, toen er ellende was in het land, toen het land van Ze̱bulon en het land van Na̱ftali werden veracht. Later zal Hij ervoor zorgen dat het wordt geëerd — de zeeweg, in de Jordaanstreek, Galilea van de volken. Het volk dat in het duister wandelde, heeft een groot licht gezien. Op degenen die in het land van diepe schaduw wonen, heeft licht geschenen.” (Jesaja 9:1-2)
Het oorspronkelijke gebied van Zebulon en Naftali omvatte het land waar Jezus later opgroeide in Nazareth – een dorp in het noorden van Israël. Na zijn zalving grondvestte Christus zijn bediening in Kapernaüm vanwaar hij erop uit trok om onder de nederige plattelandsbewoners rond het Meer van Galilea te gaan prediken. Minstens vier van zijn apostelen waren eenvoudige vissers die de kost verdienden met het uitwerpen van hun netten in de zee, ook wel bekend als het meer van Gennesaret. Diezelfde vissers waren ooggetuige van het feit dat Jezus over de wateren liep van het door stormen geteisterde meer. Ook tijdens een andere gelegenheid werd Jezus door de doodsbange discipelen uit zijn slaap gewekt waarop Christus het bevel gaf dat de storm moest gaan liggen zodat hun boot niet zou kapseizen. Jezus genas massa’s mensen van de meest ernstige ziekten, waaronder lepra en mensen met verschrompelde ledematen. Ook genas hij doven en blinden. Hij verdreef demonen bij mensen die bezeten waren en hij wekte zelfs de dode zoon van een weduwe op uit de dood. Jezus onderwees regelmatig in hun synagogen en leerde hen over het Koninkrijk van God.
Jazeker, die mensen in “Galilea van de volken” hadden een groot licht gezien. En degenen die in het licht bleven wandelen, kregen het voorrecht om zonen van het licht te worden.
“U hebt het volk talrijk gemaakt, u hebt het veel vreugde gegeven. Vóór u zijn ze blij zoals mensen blij zijn in de oogsttijd, zoals mensen die juichend de buit verdelen. Want u hebt het juk dat op hen drukt aan stukken geslagen, de stok op hun schouders, de staf van de opzichter, als op de dag van Mi̱dian.“ (Jesaja 9: 3-4)
De dag van Midian was toen Gideon en zijn groep van 300 selecte mannen het slapende leger bestaande uit Midianitische en Amalekitische krijgers in een hinderlaag lokten en hen op de vlucht lieten slaan door met fakkels te zwaaien en de waterkruiken stuk te slaan terwijl zij schreeuwden: “Voor Jehovah en voor Gideon!” (Rechters 7:18)
De uitdrukking “heilige angst” komt hier in mij op. Nadat ze uit hun diepe slaap werden gewekt door het brekende geluid van aardewerk en de gierende oorlogskreet die de naam van Israëls God, Jehovah opriep, begonnen de angstige indringers elkaar af te slachten in de duisternis van de nacht. Er wordt in de Schrift verder geen melding meer gemaakt over de vraag of de Midianieten daarna nog de Hebreeën lastigvielen.
Het valt te betwijfelen of de apostelen zich er op dat moment van bewust waren dat Jezus de profetie van Jesaja vervulde door een goddelijk licht te werpen op de mensen in het land van geestelijke duisternis. Hun geest werd pas geopend om die dingen te begrijpen nadat Jezus de dingen had vervuld die waren opgetekend. Echter is het waar dat de getrouwe Joden de verwachting hadden dat er een Messiaanse koning zou komen. Tot zover reikte hun kennis.
Zoals eerdere redders (bekend als rechters) ook hadden gedaan, verwachtten de apostelen schijnbaar dat Jezus de Romeinse overheersers van de troon zou stoten – waarschijnlijk vergelijkbaar met hoe het in het geval van Gideon ging. Dat zal ongetwijfeld ook wel de reden zijn geweest waarom Petrus in zijn onwetendheid probeerde om Jezus raad te geven ten aanzien van het laatste deel van zijn lijdensweg en het feit dat Jezus zijn leven moest opofferen. Het is onnodig om te moeten opmerken dat Jezus het Romeinse juk niet heeft verbrijzeld. Dat komt doordat de profetie van Jesaja een naadloze koppeling legt tussen het aardse leven van de Messias in het land Zebulon en Naftali en zijn Tweede Komst tijdens de tijd van het einde. De bovenstaande profetie is van toepassing op het aanbreken van het Koninkrijk.
De uiteindelijke vervulling van de profetie heeft inderdaad betrekking op de oogsttijd waarover Jezus sprak ten aanzien van het onkruid en de tarwe. Hoewel de grote massa kerkgangers met waanvoorstellingen over hemelse aspiraties veronderstellen dat 144.000 een onbenullig aantal vormt, aangezien God nooit onsterfelijkheid heeft verleend aan enig schepsel behalve aan Jezus nadat hij uit de dood werd opgewekt, is het moeilijk om te bevatten dat de Schepper onvolmaakte mensen onverwoestbaarheid zou schenken. Vandaar dat de natie die God talrijk zal maken ook datgene is waar de apostel Paulus in Galaten 6:16 naar verwees als “het Israël van God”.
In zijn geïnspireerde brief zond Jakobus (de vleselijke halfbroer van Jezus), zijn groeten “aan de 12 stammen die overal verspreid zijn”. De gemeente van Christus is natuurlijk niet verdeeld in stammen. De verwijzingen naar het Israël van God en de 12 stammen verbinden de gemeente van Christus met de vervulling van vrijwel alle profetieën. Het land Zebulon en het land Naftali hebben een geestelijke tegenhanger. Zebulon en Naftali worden tenslotte vermeld in het zevende hoofdstuk van Openbaring, waar 12.000 van elke stam samen met het Lam op de top van de berg Sion zullen staan. En het zullen ook diegenen zijn die uit de symbolische 12 stammen worden gekozen die een groot licht zullen zien zodra Jezus aan hen wordt geopenbaard.
WONDERBAAR RAADGEVER, STERKE GOD, EEUWIGE VADER
Elke stampende laars die de aarde laat dreunen en elke mantel doordrenkt met bloed zal door het vuur worden verslonden. Want een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven en de heerschappij zal op zijn schouders rusten. Hij zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. (Jesaja 9:5-6)
Jezus heeft een buitengewoon leven geleid. Hij was de eerste schepping van de eeuwige God en Vader. Daarnaast is hij ook de enige geest geweest die ooit een mens is geworden. Alle engelen die zich in het verleden in het vlees hebben gematerialiseerd – of het nu in dienst van God was, of puur voor zelfzuchtige doeleinden – waren in werkelijkheid niet echt menselijk. Om dit punt verder te illustreren: de zonen van God die zich vóór de Vloed ongehoorzaam materialiseerden als mannen en seksuele betrekkingen hadden met vrouwen, verwekten geen menselijke nakomelingen. Ze brachten een angstaanjagend ras voort die bekend kwamen te staan als de Nephilim.
Jezus was echter wel volledig een mens omdat zijn volmaakte levenskracht werd omgezet van geest naar vlees zodat het ingebracht kon worden in het stervende menselijke ras, maar wel zonder dat de zonde van Adam werd geërfd. Daarom werd er dus een mensenkind geboren en daarmee werd ons een zoon gegeven als redder. En omdat deze redder voortkwam uit de koninklijke geslachtslijn van David, was Jezus dus ook meteen de wettige erfgenaam van de troon.
Het uitzonderlijke leven van Jezus werd nog een stap buitengewoner op het moment dat hij werd wedergeboren – toen hij werd teruggeroepen naar het geestenrijk door de zalvende heilige geest. Het recht om te mogen regeren, welke Jezus had geërfd, werd dus samen met hem tijdens zijn opstanding overgedragen naar het geestenrijk. Wanneer Christus begint te regeren vanuit de hemel, zal hij inderdaad een Machtige God zijn – waarbij hem alle macht en autoriteit van de Almachtige God zelf zal worden gegeven.
Jezus zal in de toekomst een eeuwige Vader worden door de doden op te wekken en de mensheid te herstellen van de gevolgen die de zonde heeft veroorzaakt; waarbij uiteindelijk de dood zal worden opgeheven. Jezus zal dan ook de plaatsvervangende vader worden van allen die eeuwig leven zullen ontvangen op basis van zijn menselijke offer.
Iedereen zoekt voor leiding en raad bij iemand die zij beschouwen als een expert. Mensen betalen zelfs geld om financieel advies, persoonlijke hulp en geestelijke begeleiding te ontvangen. Stel jezelf eens voor dat je directe toegang hebt tot iemand die alles weet en die een persoonlijk belang heeft in jou en die jou datgene wil leren wat je het meest nodig hebt. Dat zou inderdaad zonder enige twijfel een wonderbaar raadgever zijn!
Het tweede hoofdstuk van Jesaja had al Gods voornemen onthuld om oorlog voor eeuwig af te schaffen, wat werd gesymboliseerd door mannen die hun vernietigende zwaarden tot productieve ploegscharen zouden omslaan. De beelden van de marcherende oorlogslaarzen en bebloede kledingstukken die in het vuur zullen worden verbrand, bevestigen dit ook. (In oude tijden werden krijgers die deelnamen aan man-tot-man gevechten bespat en zelfs doordrenkt met bloed. Dit bloed hoefde niet noodzakelijkerwijs hun eigen bloed te zijn, maar kon ook het bloed zijn van hen die werden gedood.)
De profetie gaat verder en keert terug naar de situatie uit Jesaja’s tijd en zegt: “Jehovah stuurde een boodschap tegen Jakob, en die heeft Israël getroffen. Het hele volk zal het weten, Efraïm en de inwoners van Sama̱ria. Trots en zonder schaamte zeggen ze: ‘Bakstenen muren zijn ingestort, maar wij bouwen met gehouwen stenen. Er zijn vijgenbomen omgehakt, maar wij vervangen ze door ceders.“ (Jesaja 9: 8-10)
Het feit dat we aan Christus worden voorgesteld in zijn hoedanigheid van degene die de heerschappij op zijn schouders draagt in de context van Gods oordeel tegen Jacob (Israël), geeft aan dat wat er in het verleden plaatsvond een schaduw zal werpen op de dingen die nog zullen gaan komen.
De vorige hoofdstukken (7-8) hadden betrekking op Israëls bondgenootschap met Syrië tegen Juda evenals de gebeurtenis waarbij Jehovah tussenbeide kwam in de vorm van de Assyrische verovering. De Israëlieten gingen er op arrogante wijze van uit dat ze zich zouden herstellen om vervolgens de boel weer te herbouwen. Het mocht echter niet zo zijn. In plaats daarvan werd Israël verzwolgen door zijn vijanden.
Het is opmerkelijk dat Jesaja de enige profeet is die naar Gods volk refereerde als afvalligen. De profetie vervolgt: “Op één dag zal Jehovah van Israël kop en staart, scheut en bies afsnijden. De oudsten en vooraanstaande mannen zijn de kop, de profeten die vals onderwijs geven, zijn de staart. De leiders van dit volk laten hen ronddolen, degenen die geleid worden, raken in verwarring. Daarom zal Jehovah niet blij zijn met hun jonge mannen en hij zal geen medelijden hebben met hun vaderloze kinderen en hun weduwen, want ze zijn allemaal afvallig en slecht en er komt alleen onzin over hun lippen. Vanwege dat alles is zijn woede niet bekoeld, zijn hand is nog steeds opgeheven om hen te slaan.“ (Jesaja 9:14-17)
Afvalligheid kan alleen plaatsvinden onder Gods eigen volk. Dat komt omdat afvalligen degenen zijn die zich van God afkeren. Wanneer mensen echter in een positie verkeren om zich af te keren van het volgen van Jehovah, dan kan het ook niet anders zijn dan dat deze mensen op een bepaald eerder moment wel getrouw waren geweest. Dat was ook het geval bij Israël. Hun leiders hadden het volk misleid, waardoor ze in verwarring ronddoolden. Stel je eens voor dat je zo misleid wordt dat je de stad aanvalt waar Jehovah zijn naam heeft laten wonen!
Zoals reeds werd vermeld in een eerder commentaar op dit deel van Jesaja, vormt het feit dat Israël, dat oorspronkelijk uit God was voortgekomen en daarna bondgenoten met heidenen werd om te proberen de koning van Juda omver te werpen, een goede vergelijking van de belijdende christelijke organisaties die een bondgenootschap met de overheid sluiten om zich te verzetten tegen het werk dat wordt ondersteund door de Wachttoren-organisatie. Voorbeelden hiervan zijn de Russisch-orthodoxe kerk en de katholieke kerk.
Wanneer we een grondiger onderzoek doen naar de heilige geheimen die in de profetie zijn vervat, dan komen we erachter dat de afval die eerst zal komen, waarover de geïnspireerde apostel openbaarde, eerst zal moeten plaatsvinden, nog vóór de openbaring van de Machtige God. Deze afval zal afkomstig zijn van gezalfde christenen die zich in de hemelse gewesten bevinden.
Wanneer dat waar is dan beeldt het afvallige Israël uiteindelijk het Wachttorengenootschap zelf uit. Jehovah’s Getuigen zijn zich er heel goed van bewust dat de Schrift onthult dat het oordeel eerst bij het huis van God begint. Het negende hoofdstuk van Jesaja is in harmonie met deze waarheid. Eerst komt degene aan wie de heerschappij is gegeven. Daarna begint de oogst. Vervolgens komt Gods woede tot uiting jegens “Israël” – tegen de oudsten, vooraanstaande mannen en tegen de profeten, zoals in het vers hierboven wordt vermeld. Waarom eigenlijk?
Jezus voorzei dat vóór en zelfs tijdens zijn aanwezigheid er valse profeten zouden zijn die verkondigen dat Christus ‘hier’ en ‘daar’ is. Het is een heel serieus iets om in naam van Jezus te spreken of om te beweren een woordvoerder van hem te zijn. Toch is dat precies wat het Wachttorengenootschap al die tijd heeft gedaan. Sinds het begin heeft het Wachttorengenootschap ten onrechte verkondigd dat Jezus Christus al is teruggekeerd. Eerst werd door het Wachttorengenootschap afgekondigd dat de parousia (Tweede Komst van Christus) zou zijn begonnen in het jaar 1874. Vervolgens werd rond het jaar 1930 deze datum verzet naar het jaar 1914. Gedurende meer dan een eeuw lang heeft het Wachttorengenootschap ten onrechte beweerd dat de Tweede Komst van Christus al heeft plaatsgevonden en dat Christus al zou regeren in zijn Koninkrijk. Ondanks het feit dat al hun beweringen volledig als een kaartenhuis in elkaar zijn gestort, blijven de profeten van Bethel verkondigen dat de zuivere aanbidding al is hersteld en dat Jehovah’s Getuigen op dit moment al in een geestelijk paradijs zouden vertoeven en dat zij op dit moment al de enige echte zuivere taal van de waarheid spreken. Helaas zullen velen onder hen deze pure onzin blijven verkondigen, zelfs nog tot aan het moment wanneer het teken van het feitelijke besluit zal beginnen. Dat zal ook de reden zijn waarom Jehovah’s opgeheven hand hen tot de eeuwige dood zal veroordelen.
Met betrekking tot de symbolische oogst zei Jezus dat de engelen het onkruid zouden ontwortelen en samen zouden bundelen om het vervolgens in het vuur te werpen. In Jesaja lezen we verder: “Want slechtheid brandt als een vuur dat doornstruiken en onkruid verteert, dat het struikgewas in het bos in brand zeten het in rook laat opgaan.“ (Jesaja 9:18)
Met betrekking tot de vurige oordeelsperiode zei Jezus dat velen elkaar zullen haten en elkaar zullen verraden en dat de ene broeder de andere broeder zal overleveren om ter dood te worden gebracht. Net zoals de Joodse autoriteiten in de eerste eeuw destijds iedereen uit de synagoge verdreven die blijk gaven van hun geloof in Jezus, zo heeft het Wachttorengenootschap ook iedereen gestraft die het waagde om het onnozele verzinsel omtrent de 1914-doctrine openlijk te weerleggen. Daarnaast zullen er ongetwijfeld ook velen onder de huidige Jehovah’s Getuigen zijn die in de nabije toekomst zullen worden vervolgd en uit de gemeente zullen worden verdreven zodra ze zullen verklaren dat ze de Heer met eigen ogen hebben gezien. Jesaja vervolgt: “Door de woede van Jehovah van de legermachten staat het land in brand, en het volk zal door het vuur worden verslonden. Niemand zal zijn broeder sparen.“ (Jesaja 9:19)
Wat betreft de 144.000 die uit de 12 stammen van het Israël van God zijn genomen: Wat zal er overblijven van de stammen waaruit ze werden weggehaald? Jesaja zegt hierover: “Manasse zal Efraïm verslinden en Efraïm Manasse. Samen zullen ze zich tegen Juda keren. Vanwege dat alles is zijn woede niet bekoeld, zijn hand is nog steeds opgeheven om hen te slaan.“ (Jesaja 9:21)
Jezus kwam uit de stam Juda. Dat zijn aardse erfdeel een geestelijk aspect heeft, laat het 5de hoofdstuk van Openbaring zien waar staat geschreven dat “De Leeuw uit de stam Juda, de wortel van David....” is. De stammen die dus onder Jehovah’s oordeel zullen komen te vallen en die samen tegen Juda zullen zijn, moeten dus de afvallige christelijke leiders symboliseren die in die periode onder de invloed zullen staan van de mens der wetteloosheid – waar de apostel Paulus over zei dat deze mens der wetteloosheid zich zal verzetten. Gezamenlijk zullen ze zich verzetten tegen Christus en zijn uitverkorenen. Net zoals Israël destijds samenzweerde met Syrië om oorlog te voeren tegen Juda, evenals bij de oorspronkelijke zoon der vernietiging, Judas Iskariot, het beeld van de mens der wetteloosheid die met de Joden en de Romeinse autoriteiten samenzweerde om Jezus te vermoorden, zo zullen ook de veroordeelde oudsten, vooraanstaande mannen en profeten een bondgenootschap sluiten met de achtste koning om de zonen van het Koninkrijk te vernietigen.
Wordt vervolgd…