Er bestaat zoiets als de dag des oordeels en deze dag is dichterbij dan de meeste mensen denken.

Ongeveer vijf eeuwen voor Christus was er ook een oordeelsdag, althans, illustratief bekeken. Het derde hoofdstuk van Jesaja onthult ons dat Jehovah opstond om de goddelozen onder zijn volk aan te klagen en hen vervolgens te veroordelen. In vers 13 staat: Jehovah neemt zijn plaats in om zijn rechtszaak te voeren en staat op om een vonnis te vellen over volken.

Wie waren dan specifiek die mensen die God oordeelde? In het volgende vers vinden we het antwoord op die vraag: Jehovah zal een oordeel uitspreken over de oudsten en leiders van zijn volk.

De christelijke schrijver Jakobus gaf de volgende waarschuwing in hoofdstuk 3 vers 1: Jullie moeten niet allemaal leraren worden, mijn broeders, want jullie weten dat wij strenger geoordeeld zullen worden. De dag des oordeels is iets onvermijdelijks voor christelijke leraren – vooral voor degenen die opscheppen dat zij “ware christenen” zijn.

Waarom stopte Jehovah God met het steunen van Jeruzalem, zoals in Jesaja 3: 1 staat geschreven? Het antwoord hierop vinden we terug in Jesaja 3:14-15 waar staat: “Jullie hebben de wijngaard platgebrand. En wat jullie van de armen hebben gestolen, ligt in jullie huizen. Hoe durven jullie mijn volk te vertrappen en arme mensen tot stof te vermalen?’, verklaart de Soevereine Heer, Jehovah van de legermachten.”

We lezen echter dat het niet slechts alleen de mannen zullen zijn die onder een goddelijk oordeel zullen komen. Jehovah zegt: “Omdat de dochters van Sion trots zijn, met het hoofd in de nek lopen, met hun ogen flirten, rondtrippelen en met hun enkelbandjes rinkelen, zal Jehovah het hoofd van de dochters van Sion met korsten bedekken en Jehovah zal hun voorhoofd ontbloten.

Laten we, voordat we gaan kijken naar de moderne parallel, eerst eens het zeer beknopte vierde hoofdstuk beschouwen, terwijl we tegelijkertijd in gedachten houden dat toen Jesaja oorspronkelijk werd opgetekend, en dit geldt overigens voor ieder ander boek waaruit de Bijbel bestaat, destijds nog niet was opgedeeld in hoofdstukken en vers-nummers. Het nummeringssysteem is een zeer waardevol hulpmiddel bij het vinden van specifieke Schriftplaatsen, echter is het wel zo dat de indeling van de hoofdstukken enigszins willekeurig kan zijn. Wanneer we dat in gedachten houden lezen we in Jesaja 4:1: “En op die dag zullen zeven vrouwen één man vastgrijpen en zeggen: ‘We zullen ons eigen brood eten en voor onze eigen kleding zorgen, als we uw naam maar mogen dragen zodat onze schande wordt weggenomen.”

“En op die dag” heeft betrekking op het vervolg van het oordeel dat werd voltrokken door middel van het zwaard en de verwoesting van Jeruzalem. Omdat zij tot een weduwe werden gemaakt vanwege het feit dat de mannen door middel van het zwaard van de beul waren afgeslacht, doen deze zeven vrouwen dit zeer ongebruikelijke verzoek waarbij zij proberen om zichzelf te voorzien in levensonderhoud ondanks het feit dat zij getrouwd zijn. Een hoogst ongebruikelijk tafereel dus. De normale huwelijksregeling is dat de man voor zijn vrouw zorgt – of in dit geval zijn echtgenotes. Hoe moet dit dan worden geïnterpreteerd? Het is daarom ook zeer symbolisch aangezien het slechts zeven vrouwen zijn die op die dag één man vastgrijpen. Dit is erg raadselachtig, totdat we het volgende vers lezen, waar staat: Op die dag zal wat Jehovah laat groeien prachtig en schitterend zijn, en de opbrengst van het land zal de trots en schoonheid zijn van de overlevenden van Israël. Wie overblijft in Sion en is achtergebleven in Jeruzalem zal heilig worden genoemd, iedereen in Jeruzalem die is opgeschreven om te blijven leven. (Jes 4:2-3)

Nadat Nebukadnezar Jeruzalem had verwoest en Jehovah’s tempel met de grond gelijk had gemaakt, voerde hij de geketende overlevenden af naar Babylon. Jeremia, die zich op dat moment ook bevond in de belegerde stad, berichtte echter dat de koning van Babylon een aantal mensen had achtergelaten in de overgebleven ruïnes van Jeruzalem. Er moet wel gesteld worden dat het achtergelaten worden in de puinhopen van de verwoeste stad Jeruzalem waarschijnlijk een ergere straf was dan het in ballingschap afgevoerd worden naar Babylon. Wat vast staat is dat Jesaja’s profetie op dat moment nog niet vervuld was. Die gelukkige overlevenden waren echter niet heilig en werden toen ook niet door Jehovah God beloond.

De vervulling van de profetie heeft namelijk betrekking op een geestelijke Sion. Degenen die na de tenuitvoerbrenging van Jehovah’s oordeel in Jeruzalem waren overgebleven, betreffen de heiligen – dat wil zeggen de uitverkorenen die blijvende stenen zullen worden in de stad van het Nieuwe Jeruzalem, wat wil zeggen: het Koninkrijk van Christus.

Hoe zit het dan met de zeven vrouwen die op die dag één man zullen vastgrijpen? Waarschijnlijk is hier wel de meest belangrijke vraag: wie is precies die ene man aan wie ze zich zullen vastgrijpen?

Nadat Christus uit de dood was opgewekt was Maria de eerste die hem zag toen ze naar het graf ging om te rouwen. Aanvankelijk vergiste ze zich doordat ze Jezus voor de tuinman aanzag, waarop ze aan hem vroeg waar hij het Lichaam van haar zoon naartoe had gebracht. Vervolgens openbaarde Jezus zichzelf terwijl hij haar naam riep, waarschijnlijk door middel van zijn herkenbare stem en klemtoon. De verbaasde vrouw riep toen: ‘Rabboni!’ (Dat betekent ‘Meester!’) Jezus zei tegen haar: ‘Houd me niet vast, want ik ben nog niet naar de Vader opgestegen. Maar ga naar mijn broeders en vertel hun: “Ik stijg op naar mijn Vader en jullie Vader en naar mijn God en jullie God.”

Op een bepaald moment in de toekomst zal de opgestegen Meester weer afdalen. Pas dan zal het voor zijn discipelen aanvaardbaar zijn om zich aan hem vast te klampen. De “ene man” waaraan de zeven vrouwen zich vastklampen betreft niemand minder dan Jezus Christus tijdens zijn glorieuze manifestatie – zijn parousia. En de zeven vrouwen komen overeen met de wijze maagden uit de illustratie van Jezus. Het Wachttorengenootschap heeft gelijk. Het getal zeven symboliseert hemelse volmaaktheid. De zeven vrouwen die op aarde zijn, symboliseren de voltallige groep overgebleven heiligen, zowel mannen als vrouwen, die samen met hun overleden broeders en zusters tijdens de eerste opstanding weer tot leven komen en de volledige bruid van Christus zullen vormen. Een prachtig voorbeeld dus van hemelse volmaaktheid! Pas dan zal het mysterie van God voltooid zijn.

Echter zullen zij wel eerst vernederd worden. De verootmoedigden zullen op dat moment niet langer meer opscheppen dat zij Jehovah’s reine volk te zijn. De slotverzen van het korte vierde hoofdstuk luiden daarom ook als volgt: Wanneer Jehovah de vuiligheid van de dochters van Sion wegwast en de bloedschuld van Jeruzalem uit haar midden wegspoelt door de geest van oordeel en door een geest van verbranding, dan zal Jehovah over het hele domein van de berg Sion en over de plaats waar men bijeenkomt, overdag een wolk en rook scheppen en ’s nachts een helder brandend vuur. Over alles wat glorieus is, zal een beschutting zijn. Er zal een hut zijn die overdag schaduw biedt tegen de hitte en die een bescherming en schuilplaats is tegen storm en regen.

Toen Mozes van God de opdracht kreeg om naar de top van de berg Sinaï te gaan, kwam God naar beneden om hem te ontmoeten. De gehele berg werd gehuld in vuur en rook en de aarde beefde. Trompetten schalden uit het onzichtbare en klonken steeds luider terwijl Jehovah neerdaalde. Zelfs al vóór dat ontzagwekkende schouwspel leidde God de Israëlieten uit Egypte met overdag met een zichtbare wolk en ‘s nachts een vuurkolom.

Jesaja’s profetie is bedoeld om een verband te leggen tussen de Tweede Komst van Jezus Christus en de gelegenheid waarop Jehovah neerdaalde en zich boven Israël manifesteerde. “de geest van verbranding” zal de aardse organisatie evenals de slechte slaven die haar hebben verdorven tot as verteren. Het is bespottelijk om te moeten constateren dat het commentaar van het Wachttorengenootschap op het vierde hoofdstuk van Jesaja beweert dat de dochters van Sion al zijn gelouterd:

Merk op dat eerst de reiniging komt en dan de zegeningen volgen. Dat is in onze tijd bewaarheid. In 1919 onderwierp het gezalfde overblijfsel zich nederig aan de loutering en Jehovah ’waste hun onreinheid weg’. Sindsdien heeft „een grote schare” andere schapen zich ook door Jehovah laten reinigen. Aldus gereinigd zijn het overblijfsel en hun metgezellen gezegend — Jehovah heeft zijn beschermende zorg over hen uitgestrekt. Hij voorkomt niet door wonderen dat zij met de hitte van vervolging of de stormen van tegenstand te kampen hebben. Maar hij beschermt hen wel, alsof hij ’een hut tot schaduw en tot een schuilplaats tegen de slagregen’ over hen plaatst. Hoe?

Sta eens stil bij het volgende: enkele van de machtigste regeringen in de geschiedenis hebben het predikingswerk van Jehovah’s Getuigen verboden of getracht hen totaal uit te roeien. Toch zijn de Getuigen standvastig gebleven en zijn zij onverminderd blijven prediken! Waarom zijn machtige naties niet in staat geweest de activiteit van deze betrekkelijk kleine en ogenschijnlijk weerloze groep mensen een halt toe te roepen? Omdat Jehovah zijn reine dienstknechten in „een hut” van bescherming heeft gezet die geen mens kan afbreken!

Ondanks de ijdele opschepperij van het Wachttorengenootschap heeft een van de machtigste regeringen uit onze menselijke geschiedenis, namelijk Rusland, recentelijk de georganiseerde activiteiten van Jehovah’s Getuigen volledig van de kaart geveegd. Het Besturende Lichaam zou dit feit ook zeker ter harte moeten nemen. Deze opscheppers dienen dit voorval te beschouwen als een voorteken van de dingen die nog komen zullen gaan zodra Jehovah zal opstaan om zijn rechtszaak te voeren waarbij Hij zijn aanklachten zal uiten “door de geest van oordeel en door een geest van verbranding.”

Wanneer we terugkeren naar Jesaja 3: 14-15, dan worden we in staat gesteld om beter te begrijpen waarom God de oudsten (ouderlingen) en de leiders van zijn volk beschuldigt van het platbranden van de wijngaard en het stelen van de eigendommen die in hun huizen worden gevonden, terwijl ze tegelijkertijd Jehovah’s volk op de grond vertrappen en hen tot stof vermalen. Realiseert u zich wel goed dat dit precies datgene is wat de leiders van Jehovah’s Getuigen hebben gedaan. Hebben zij dan niet de eigendommen verkocht die werden gebouwd en betaald door oprechte christenen die een prachtig gebedshuis hadden gebouwd waar zij als gemeenschap hun God Jehovah konden aanbidden? En waarom werden dan die vele honderden koninkrijkszalen gesloten en verkocht als louter onroerend goed? Omdat de vorsten van Bethel dit konden doen zonder dat iemand hen kon tegenhouden. Als klap op de vuurpijl hebben ze daarnaast ook nog gestolen van de nederige, door voor zichzelf een groot paleis te laten bouwen op het platteland van Warwick in dezelfde staat New York, ver verwijderd van de criminaliteit en de epidemieën van de stad waar de gewone broeders en zusters nog steeds wonen.

Wat daarnaast nog schandaliger is, is dat onder het mom van de totaal overdreven Corona lockdown, het Besturende Lichaam officieel heeft verklaard dat het dwaas en gevaarlijk is om deel te nemen aan de openbare verkondiging van het goede nieuws. Daarnaast beweren ze ook dat het te gevaarlijk is om in koninkrijkszalen samen te komen. Door middel van hun eigen handen hebben ze de wijngaard platgebrand.

Hoe waar zijn dan ook de openingswoorden uit de boekrol van Jesaja: “Luister, hemel, en let goed op, aarde, want Jehovah heeft gesproken: ‘Zonen heb ik grootgebracht en opgevoed, maar ze zijn tegen me in opstand gekomen. Een stier kent zijn koper, en een ezel de voederbak van zijn eigenaar, maar Israël kent mij niet, mijn eigen volk gedraagt zich zonder verstand.’ Wee dit zondige volk, het volk beladen met schuld, nakomelingen van boosdoeners, verdorven kinderen! Ze hebben Jehovah verlaten, ze hebben de Heilige van Israël respectloos behandeld, ze hebben hem de rug toegekeerd.

Het is zoals de christelijke profeet had voorzegd: ze zullen zelfs de eigenaar die hen heeft gekocht niet erkennen, waardoor ze een snelle vernietiging over zichzelf brengen.

Feitelijk blijft er voor Jehovah niets meer over om nog te doen, behalve dan het vuur aan te steken en het te laten branden! Datgene wat daarna nog zal overblijven zal absoluut schitterend en verrukkelijk zijn.