Opmerking Nederlandse vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk gepost in januari 2011

Het overlappende thema van Jesaja; en overigens ook dat van vrijwel alle andere profeten gaat over de ontrouw, de daaropvolgende vernietiging van de goddelozen evenals de bestraffing van de zondaars, gevolgd door het herstel en de uiteindelijke redding van een gelouterd overblijfsel.

Wanneer het gaat over verlossing dan denken mensen in het algemeen vaak in termen van hun eigen verlossing. Maar wanneer we het zouden hebben over het standpunt van waaruit God de zaken beziet, dan blijkt dat zijn voornemens altijd nauw waren verbonden met een specifieke natie. We hebben het dan over een groep waar God een verbond mee heeft, een gemeente van mensen, of…een organisatie indien dat u beter in de oren klinkt.

De redding die God in het verleden tot stand bracht had betrekking op een zondige natie van mensen – Israël. (Om de zaken simpel te houden worden Israël en Juda hier als één natie beschouwd, ook al waren dit in Jesaja’s tijd twee afzonderlijke koninkrijken.) De reden waarom God redding verschafte aan de Israëlieten, was niet in de eerste plaats ten behoeve van hun eigen welzijn, maar omdat God het wel moest doen ter wille van zijn eigen naam.

Sinds Eden heeft God verklaard dat het zijn voornemen is geweest om het zaad van de vrouw voort te brengen die de slang in de kop zou gaan vermorzelen – de Messias. Uiteindelijk werd ook onthuld dat het zaad zou voortkomen uit de geslachtslijn van Abraham, waarbij er een speciale rol lag weggelegd voor de stam Juda en het huis van David. Maar tegen de tijd dat Jesaja werd geschreven, waren het koninkrijk Juda en de hoofdstad Jeruzalem (de gezegende stad waar Jehovah zijn naam had gevestigd) moreel en geestelijk verdorven geraakt. Ze waren ongeschikt om hun beloofde Messiaanse koning te ontvangen.

In het vijfde hoofdstuk van Jesaja tekende de profeet een illustratie op waarin hij Juda en Jeruzalem vergeleek met een wijngaard die door God werd geplant, en door middel van Jesaja richtte Jehovah zich tot zijn volk en Hij zei tot hen: Nu dan, inwoners van Jeruzalem en mannen van Juda, oordeel alsjeblieft tussen mij en mijn wijngaard. Wat had ik nog meer kunnen doen voor mijn wijngaard dan wat ik al heb gedaan? Ik hoopte op goede druiven, maar waarom leverde hij alleen slechte druiven op? Ik zal jullie vertellen wat ik met mijn wijngaard ga doen: Ik zal zijn heg verwijderen en hij zal verbrand worden. Ik zal zijn stenen muur afbreken en hij zal vertrapt worden. (Jesaja 5:3-5)

In eerste instantie lijkt het erop dat de vernietiging van Gods symbolische wijngaard zijn voornemen zou tegenwerken, om de Messias via zijn natie aan de wereld te introduceren. Toch is dit niet zo. Jehovah zou een gelouterd overblijfsel sparen en door middel van hen zou zijn voornemen uiteindelijk toch worden verwezenlijkt. Dat aspect van Gods voornemen wordt duidelijk geopenbaard in het voorgaande hoofdstuk van Jesaja, waar staat geschreven: Op die dag zal wat Jehovah laat groeien prachtig en schitterend zijn, en de opbrengst van het land zal de trots en schoonheid zijn van de overlevenden van Israël. Wie overblijft in Sion en is achtergebleven in Jeruzalem zal heilig worden genoemd, iedereen in Jeruzalem die is opgeschreven om te blijven leven. Wanneer Jehovah de vuiligheid van de dochters van Sion wegwast en de bloedschuld van Jeruzalem uit haar midden wegspoelt door de geest van oordeel en door een geest van verbranding, dan zal Jehovah over het hele domein van de berg Sion en over de plaats waar men bijeenkomt, overdag een wolk en rook scheppen en ’s nachts een helder brandend vuur. Over alles wat glorieus is, zal een beschutting zijn. Er zal een hut zijn die overdag schaduw biedt tegen de hitte en die een bescherming en schuilplaats is tegen storm en regen.(Jesaja 4:2-6)

great crowdZoals reeds vermeld, werkt de vernietiging van Gods organisatorische wijngaard zijn voornemen niet tegen – verre van dat. Met het platbranden van de stad wordt in feite Jehovah’s voornemen vervuld; aangezien het tot gevolg zal hebben dat er een zuivering zal plaatsvinden van de ongelovigen evenals een loutering van een overblijfsel dat zal ontsnappen. De profetie van Jesaja maakt gebruik van een beeldspraak die teruggrijpt op de uittocht van Israël uit Egypte toen God de natie leidde door middel van een rokerige wolk gedurende de dag en een helder brandende vuurpilaar gedurende de nacht. Dit geeft aan dat God zijn rol weer zal oppakken als de leider van een verootmoedigd volk. Maar zoals we al in een eerder artikel uit deze serie hebben kunnen vaststellen rest ons de vraag: Wat zou de symbolische wijngaard van Jehovah nu kunnen symboliseren, aangezien de profetie van Jesaja betrekking heeft op een ultieme vervulling tijdens “het laatste deel van de dagen”?

Het commentaar van het Wachttorengenootschap op dit deel uit Jesaja luidt als volgt:

Jesaja’s veroordeling van Juda is daarom nu op de christenheid van toepassing. Een studie van haar geschiedenis — haar oorlogen, haar kruistochten, haar inquisities — onthult hoe zuur haar vruchten wel geweest zijn! Niettemin moeten de ware wijngaard van gezalfde christenen en hun „grote schare” metgezellen Jesaja’s woorden ter harte nemen. Willen zij de eigenaar van de wijngaard behagen, dan moeten zij, individueel en als groep, vruchten voortbrengen die hem behagen.

Hoewel het niet expliciet wordt vermeld, heeft Jehovah volgens het rudimentaire commentaar van het Wachttorengenootschap schijnbaar twee wijngaarden: een wijngaard die voortreffelijke vruchten voortbrengt en een andere wijngaard die zure druiven voortbrengt, die zogenaamd de heidense christenheid zou moeten symboliseren. Echter blijkt dat dit absoluut niet overeenkomt met wat er in de profetie wordt beschreven. Volgens de profetie in de Bijbel blijkt dat er maar één wijngaard is waarover God verklaart dat deze de zijne is. Bovendien beweert het Wachttorengenootschap dat degenen die het hedendaagse platbranden van de ene wijngaard overleefden, het relatieve kleine handjevol internationale Bijbelonderzoekers waren die tijdens de Eerste Wereldoorlog verbonden waren met het Wachttorengenootschap. Het moge duidelijk zijn dat er in de recente geschiedenis van Gods volk helemaal niets heeft plaatsgevonden wat op enigerlei wijze valt te vergelijken met het platbranden van Jeruzalem.

Maar wat betreft het hierboven geciteerde commentaar van het Wachttorengenootschap: God klaagt zijn natie niet alleen aan wegens hun bloedvergieten, zoals het Wachttorengenootschap namelijk impliceert door de bloedige geschiedenis van de christenheid aan te halen. God veroordeelt zijn eigen volk daarnaast ook vanwege hun onrechtvaardige houding en handelen. Het leiderschap van de Wachttoren-organisatie weet echter heel goed dat bloedschuld ook op andere manieren kan worden gepleegd dan enkel door middel van het vergieten van fysiek bloed als gevolg van oorlogvoering. Om Jehovah’s Getuigen bijvoorbeeld te motiveren om deel te nemen aan de prediking leert het Wachttorengenootschap dat elke nalatige verkondiger zich schuldig kan maken aan bloedschuld. En hoe zit het dan met anderen tot struikelen brengen? Dat zou toch zeker ook gepaard gaan met het oplopen van bloedschuld? In dat opzicht heeft het Wachttorengenootschap bloedschuld opgelopen op een manier die voor de heidense christenheid niet mogelijk is. Hoeveel miljoenen Jehovah’s Getuigen evenals mensen die zich aan de rand van de organisatie bevonden zijn er wel niet tot struikelen gebracht door de ontelbare struikelblokken die te talrijk zijn om hier allemaal op te noemen…Struikelblokken die het Wachttorengenootschap nota bene zelf heeft uitgestrooid op de weg des levens?

Jehovah heeft absoluut gegronde redenen waarom Hij het bloedvergieten van het hedendaagse Jeruzalem wil gaan wegspoelen door middel van de geest van oordeel en de geest van verbranding!

Denk nu eens dieper na over Gods veroordeling zoals die tot uitdrukking komt in het vijfde hoofdstuk van Jesaja. Want het huis van Israël is de wijngaard van Jehovah van de legermachten. De mannen van Juda zijn de aanplant waarop hij gesteld was. Hij bleef hopen op recht, maar er was onrecht, op rechtvaardigheid, maar er was een noodkreet.

shadowy figure menaces crouching childIn het eerste hoofdstuk van Jesaja nodigt Jehovah zijn volk vriendelijk uit om de zaken door Hem recht te laten zetten. In het vers voorafgaand aan die uitnodiging gaf God de volgende aansporing: Leer het goede te doen, zoek het recht, wijs de onderdrukker terecht, kom op voor de rechten van het vaderloze kind en bepleit de zaak van de weduwe.

Zoals hier herhaaldelijk werd vermeld, en aangezien Jehovah’s Getuigen dit zelf ook heel goed weten, blijkt duidelijk dat de profetie van Jesaja in werkelijkheid wordt gericht aan het christelijke Israël Gods, zoals ook blijkt uit de woorden aan het begin van het tweede hoofdstuk: “Aan het einde van de dagen “ Het zal dus tijdens die laatste fase zijn van Jehovah’s voornemen om een volk voor zijn naam voort te brengen wanneer hij de zaken zal rechtzetten met zijn zondige volk – of ‘gemeente’ indien u dat beter vindt klinken. En om het punt nog meer kracht bij te zetten: Gods vereiste dat zijn aanbidders de zaak van wezen en weduwen bepleiten, weegt net zo zwaar voor christenen en met name voor ouderlingen in deze tijd als toen de Wet destijds door middel van Mozes werd uitgevaardigd.

Wanneer dan volgens de context uit Jesaja blijkt dat het voor God nodig zal zijn om de zaken “aan het einde van de dagen” recht te zetten om hun scharlakenrode zonden zo wit als sneeuw en wol te wassen, dan kan het niet anders dan dat Jehovah’s volk zwaar heeft gefaald wanneer het gaat om het naleven van hun verplichting om de onderdrukker terecht te wijzen en het recht te bepleiten van de vaderloze jongen en de weduwe. Dit zijn dus de daden van recht en rechtvaardigheid waarvan God bleef hopen dat Hij ze zou aantreffen binnen zijn organisatorische wijngaard; maar in plaats daarvan treft Jehovah tijdens zijn inspectie een situatie aan waarbij zijn wetten stelselmatig werden overtreden evenals een oorverdovende noodkreet!

Bedenk nu een het volgende:  Het Wachttorengenootschap beweert dat God de zaken al lang geleden in 1918 recht zou hebben gezet met zijn volk. De ‘profeten’ van het Wachttorengenootschap hebben daarnaast op een sluwe wijze alle andere negatieve aspecten van Jehovah’s oordelen die van toepassing zijn op ‘Israël’ afgewend op de christenheid. Ze hebben Jehovah’s Getuigen ertoe gebracht om te geloven dat God al lang geleden alle vuiligheid van hun Babylonische gewoonten heeft schoongespoeld. Echter blijkt dat in de jaren daarna, en vooral tijdens de afgelopen decennia, er duidelijk is gebleken dat een dergelijke loutering nog zeker niet heeft plaatsgevonden. Hoezo dan?

Hoe zit het met de duizenden pedofielen onder Jehovah’s Getuigen evenals hun duizenden slachtoffers? Zou Jehovah het eventueel door de vingers zien dat het leiderschap van de Wachttorenorganisatie op berekende wijze pedofielen heeft beschermd tegen blootstelling en strafvervolging onder het mom van het beschermen van Jehovah’s naam tegen smaad, wat tot direct gevolg had dat vele kinderen werden blootgesteld aan de dreiging die uitgaat van sluwe seksuele roofdieren die loeren op deze kwetsbare kinderen binnen de gemeenten?

Dus wat nou indien Jehovah’s Getuigen de diverse heidense leerstellingen hebben verworpen zoals het eeuwige hellevuur, de onsterfelijke ziel en de drie-eenheid? Ondanks het voorgaande betekent dit niet dat iemand dan ook maar automatisch wordt vrijgesteld van het naleven van de elementaire onderdelen van de wet, zoals de bovengenoemde verplichtingen om de onderdrukker terecht te wijzen en de verplichting om op te komen voor het recht van de vaderloze jongen en weduwe, nietwaar?

Het doet verder niet ter zake of vooraanstaande mannen onder Jehovah’s Getuigen officieel de organisatie rechtvaardig hebben verklaard in Jehovah’s aangezicht. Het enige wat hier relevant is, is wat Jehovah zelf vindt en wat zijn eigen oordeel is over zijn volk. En uit de Schrift blijkt heel duidelijk dat Jehovah eerder geneigd is om te luisteren naar de noodkreten van de nederigen, de zachtmoedigen, de rechtvaardigen, de mensen met een gebroken hart en mensen met een verbrijzelde geest, in plaats van naar de vooraanstaande mannen en woordvoerders van de organisatie die autoriteit over deze benadeelde mensen uitoefenen.

scorched earthTerwijl Jehovah’s wet vereist dat de leiders van zijn volk de zaak bepleiten van de getroffenen,  heeft het juridische advocatenteam van het Wachttorengenootschap het tegenovergestelde gedaan: ze hebben zichzelf neergezet als formidabele juridische tegenstanders van kinderen die zijn verkracht en misbruikt door Jehovah’s Getuigen. In plaats van de rechtszaak van deze kinderen te bepleiten, is het Wachttorengenootschap juist hun juridische tegenstander geweest in de rechtbank. Na jaren van procederen en na het indienen van vele moties om de gerechtigheid te dwarsbomen, is het Wachttorengenootschap pas over de brug gekomen met het financieel schikken van de zaken toen het Wachttorengenootschap in de rechtbank werd geconfronteerd met enorme juridische schadeclaims en negatieve publiciteit waardoor het Genootschap werd gedwongen om akkoord te gaan met het tegemoetkomen van de aanklagers. (zie: Wachttoren-documenten)

Het blijft helaas echter niet bij al deze schande. Om hun stapel van zonden nog verder op te hogen hebben de advocaten van het Wachttorengenootschap in feitelijke rechtbankverslagen beweerd dat christelijke ouderlingen geen fiduciaire verantwoordelijkheid dragen om kinderen binnen hun respectieve gemeenten te hoeven beschermen tegen de misdaden van mede-gemeenteleden. Het zal u waarschijnlijk niet verbazen dat Jehovah dit echter heel anders beziet.

Vanwege onder andere deze redenen is God nu dus vastbesloten om zijn wijngaard af te branden.